2014.12.19_De waarde van de stedenbouwkundige structuur_1_660

De waarde van de stedenbouwkundige structuur

19 december 2014

4 minuten

Onderzoek Na de laatste financiële en economische crisis is er iets wonderlijks gebeurd met het imago van het stedenbouwkundig ontwerp: het zou te duur, te inflexibel en contraproductief zijn. Ook de implementatie van het stedenbouwkundig ontwerp staat onder spanning. Een transitie voltrekt zich van blauwdrukplanning naar organische stedenbouw, met een faciliterende rol voor de overheid. Veel overheden lijken dit te echter te verwarren met het visieloos en regelloos overlaten van stadsontwikkeling aan de markt. Maar heeft het compleet vrijlaten van de markt zonder controle niet juist geleid tot de risicovolle uitwassen die mede de oorzaak zijn van de crisis? Veel stadsontwerpers, al dan niet in publieke dienst, menen van wel. Zij stellen dat door het consequent en langdurig volgen van een aantal ruimtelijke dogma’s bij stadsontwikkeling de stad aantrekkelijker wordt. Deze dogma’s zijn over het algemeen door diezelfde stedenbouwkundigen opgesteld en zijn volgens hen de ruimtelijke randvoorwaarden voor grotere economische voorspoed. Jeroen de Willigen toetste deze veronderstellingen in het kader van de Master City Developer, met een focus op de binnenstad. Welke kwaliteiten van de stedenbouwkundige structuur van de binnenstad zijn van invloed op de aantrekkelijkheid van een stad?

Hoofdconclusie:

Een hoge Floor Space Index (bebouwingsdichtheid) en een lage Ground Space Index (meer onbebouwde ruimte) bevorderen het investeringsklimaat van een binnenstad. Mogelijke verklaring is dat door een hogere concentratie aan bedrijven en mensen in het centrum van de stad de binnenstad een beter milieu is voor de verspreiding en ontwikkeling van kennis.

Met weinig kaders toch initiatieven, investeringen, inwoners en banen trekken Er zijn in de huidige praktijk van gebiedsontwikkeling twee rollen van de overheden te onderscheiden, een kaderstellende en een initiërende. De vraag is natuurlijk of deze twee rollen in het stadsontwerp niet gecombineerd kunnen worden. Christiaanse (1989) schetst in zijn manifest ‘Creating conditions for freedom’ dat goed stedenbouwkundig ontwerp vaak lijkt op niets doen. De stadsontwerper moet mogelijkheden scheppen voor flexibiliteit en vrijheid, zonder de context uit het oog te verliezen. De stadsontwerper moet zich vooral bescheiden opstellen.

Zou het mogelijk zijn om de kaders zo te stellen dat er ruimte genoeg is voor privaat initiatief, en dat meerdere initiatieven gezamenlijk een structuur vormen die nieuwe initiatieven en/of investeringen aantrekken? De eerste vraag die opkomt na het voorgaande is dan: hoe kunnen we met zo weinig mogelijk kaders zo effectief mogelijk het stadsontwerp sturen? Zo weinig mogelijk om niet te krachtig te interfereren met private belangen, je als stadsontwerper bescheiden op te stellen en initiatief niet te frustreren. En effectief, om tot een stedenbouwkundige structuur te komen die de stad aantrekkelijker maakt om te wonen en te werken. Kortom, een structuur die kan fungeren als locatiefactor voor het aantrekken van initiatieven en investeringen, inwoners en banen.

De waarde van de stedenbouwkundige structuur - Afbeelding 1

Plan of Chicago uit 1909

‘De waarde van de stedenbouwkundige structuur - Afbeelding 1’


Conclusies: dichtheid van invloed op economische activiteit

Voor dit onderzoek hebben we ons geconcentreerd op de binnenstad. Dit milieu heeft namelijk een bijzondere rol in zowel het functioneren als de aantrekkingskracht van een stad. Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zijn er, vanuit een door literatuurstudie opgesteld theoretisch kader, verschillende modellen met diverse economische en vormindicatoren kwantitatief geanalyseerd.

Op basis van de literatuur kunnen we stellen dat dichtheid, gebruik van de openbare ruimte, het netwerk en de schaal en leeftijd van de stad invloed hebben op economische activiteit. Waar dichtheid vooral een kwantitatief gegeven is, beschrijven de overige indicatoren vooral kwalitatieve uitgangspunten van het ontwerp van de stad.

Empirisch zien we in dit onderzoek alleen substantiële ondersteuning voor de dichtheidsindicatoren, waarbij een hoge Floor Space Index (bebouwingsdichtheid) en een lage Ground Space Index (meer onbebouwde ruimte), beide significante resultaten hebben voor verschillende soorten investeringen.

Het gebruik van de openbare ruimte, het netwerk en de schaal en leeftijd van de stad lijken in de empirische analyses geen duidelijk effect te hebben op economische activiteit. Uit de literatuur vinden we overigens dat deze indicatoren wel degelijk een belangrijke economische aantrekkingskracht vormen.

Een belangrijke verklaring voor de aantrekkingskracht van een hogere ruimtelijke dichtheid zou kunnen zijn dat door een hogere concentratie aan bedrijven en mensen in het centrum van de stad de binnenstad een beter milieu is voor de verspreiding en ontwikkeling van kennis. Een hogere dichtheid is dan de ruimtelijke resultante van de hogere dichtheden aan mensen en bedrijven. Face-to-face contact is de meest effectieve en snelste vorm van communicatie om tot een vertrouwensrelatie te komen, om hiërarchie aan te brengen in de grote hoeveelheid aan beschikbare informatie en nieuwe ideeën te genereren uit toevallige ontmoetingen. Een hogere dichtheid stimuleert deze face-to-face contacten.

Ook de openbare ruimte, of in ieder geval ruimte op het maaiveld (een lage GSI), lijkt vanzelfsprekend een functie te hebben in het faciliteren van ontmoetingen en face-to-face contacten. Met de empirische resultaten van dit onderzoek is er weinig te zeggen over hoe die openbare ruimte dan is ingericht, maar vanuit de literatuurstudie kunnen we wel stellen dat die levendig zou moeten zijn en dus ontmoetingen zou moeten stimuleren. Wellicht zijn in dit onderzoek nog niet de juiste variabelen gekozen om een levendige openbare ruimte te beschrijven en hangt deze levendigheid eerder samen met de programmering van de stad, dan met de inrichting van de openbare ruimte.

Coverfoto: 'The Paris plages'

Zie ook:


Cover: ‘2014.12.19_De waarde van de stedenbouwkundige structuur_1_660’


Portret - Jeroen de Willigen

Door Jeroen de Willigen

Algemeen directeur / stedenbouwkundige De Zwarte Hond


Meest recent

Waddinxveen, Nederland door Menno van der Haven (bron: shutterstock)

Friso de Zeeuw: “Dit coalitieakkoord biedt kansen voor gebiedsontwikkeling en daarmee voor de aanpak van de wooncrisis”

Het coalitieakkoord dat gisteren werd gepresenteerd biedt volgens emeritus hoogleraar Friso de Zeeuw voldoende aanknopingspunten voor gebiedsontwikkeling en daarmee om de wooncrisis aan te pakken. “1 miljard euro per jaar, dat is geen kattenpis.”

Opinie

17 mei 2024

Wateroverlast Hattem door Paul Klein NL (bron: Shutterstock)

Klimaatrisico’s vragen om versneld en vooral veel concreter beleid

Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft de risico’s van teveel en te weinig water in kaart gebracht. Conclusie: het beleid om de zo noodzakelijke klimaatadaptatie vorm te geven is te abstract. Een concretiseringsslag is node gewenst.

Onderzoek

17 mei 2024

GO weekoverzicht 16 mei 2024 door Gebiedsontwikkeling.nu (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Dit was een week met een nieuwe toekomst in de glazen GO-bol

Dit was een week op Gebiedsontwikkeling.nu vol nieuwe toekomstvisies. Die zijn nodig voor droge voeten, betere centrumgebieden, bouwen ondanks netcongestie en een geslaagde formatie.

Weekoverzicht

16 mei 2024