Opinie ROm-columnist Friso de Zeeuw presenteerde onlangs een doorsnede van zijn werk in boekvorm. Dat betekende niet het einde van zijn beschouwende blik op de sector. In zijn nieuwste bijdrage neemt hij het gebezigde vocabulaire rondom gebiedsontwikkeling op de korrel. Stop met al die zinloze toevoegingen, zo luidt zijn pleidooi.
Gebiedsontwikkeling mag zich in de vakwereld in een ruime belangstelling verheugen. Onvermijdelijk treedt dan inflatie van het begrip op. Ook kleine, monofunctionele projecten krijgen al snel het etiket. Interessanter zijn de adjectieven die men aan gebiedsontwikkeling toevoegt. Te beginnen met ‘integrale gebiedsontwikkeling’. Dat is eenvoudig een pleonasme omdat gebiedsontwikkeling per definitie een sector-doorbrekende aanpak vergt.
De term ‘duurzame gebiedsontwikkeling’ was een tijd in zwang, maar je leest het steeds minder. Dat komt omdat het groeit naar een pleonasme: elk plan houdt rekening met duurzaamheidsaspecten. Problematisch wordt ‘circulaire gebiedsontwikkeling’. Begin 2018 verkende ik de bruikbaarheid van het begrip. Mijn conclusies waren de volgende.
Geforceerde pogingen
Als de behoefte bestaat om circulaire gebiedsontwikkeling als nieuw etiket op een aantal bestaande programma’s en nieuwe experimenten te plakken, roept dat weinig bezwaar op. Maar allerlei pretentieuze, verwarrende betogen en daarop gebaseerde zinloze seminars, meet-ups en werkgroepen zijn wel schadelijk. De meeste auteurs willen kringlopen sluiten binnen het beperkte schaalniveau van het gebied. Geforceerd grootschalige systemen in de mal van gebiedsontwikkeling persen, het heeft geen zin.
Te midden van de begripschaos over circulaire gebiedsontwikkeling wenkte Hogeschool Fontys ons nog met een boek over circulaire economie naar een ultralinks ‘coöperatief’ paradijs.
We zijn nu dik vijf jaar verder en de vraag luidt of circulaire gebiedsontwikkeling intussen in de praktijk wortel heeft geschoten. Het antwoord: niet echt. Heleen Luit ontwierp een stappenplan voor circulaire gebiedsontwikkeling. Dan gaat het in hoofdzaak om circulariteit in het bouwproces, gesloten watersystemen, afvalrecycling en energievoorziening. Voor water en afval kan de kringloop op gebiedsniveau slechts beperkt gesloten worden. Onder druk van de netcongestie komt gebieds-energievoorziening op gebiedsniveau, met name bij bedrijventerreinen, hier en daar dichterbij. Onderzoek naar de Haagse Binckhorst bevestigt het beeld dat de praktische mogelijkheden van circulariteit op gebiedsniveau uiterst beperkt zijn.
‘Haven Binckhorst’ door Gerard Stolk (bron: Flickr) onder CC BY-NC 2.0, uitsnede van origineel
Alles moet tegenwoordig ‘inclusief’ zijn. Dus ook gebiedsontwikkeling. Celine Janssen (TU Delft) doet hiernaar promotieonderzoek. Zij publiceerde zeven ‘interpretaties’ van inclusieve gebiedsontwikkeling, variërend van betaalbaar wonen, versterken van sociale samenhang tot functies die niemand wil.
Medewerkers van adviesbureau Procap deden samen met experts onlangs een poging dit gedachtegoed in de praktijk toe passen bij de plannen voor de versterking van het stadshart van Zwolle. Onder het goedgekozen motto: ‘Valt er eigenlijk er wel op te sturen?’ In de weergave van de zoektocht gaat het over van alles, de menselijke maat, de 10 minutenstad, het winkelaanbod. Met als verrassende slotsom dat het gemeentebestuur zijn sturingsmodel moet aanscherpen.
De spankracht is beperkt
Mijn conclusie is dat al die toevoegingen aan het begrip gebiedsontwikkeling geen meerwaarde hebben. Integendeel: ze zorgen voor verwarring en creëren verwachtingen die niet kunnen worden waargemaakt. Gebiedsontwikkeling heeft een enorm adsorptievermogen voor nieuwe maatschappelijke opgaven. Die spankracht kent wel grenzen, om praktisch uitvoerbaar te blijven. Daarom zou ik binnen het fysieke domein willen blijven.
Deze column werd eerder gepubliceerd in ROmagazine.
Cover: ‘Circulaire Circus, Amsterdam’ door Dutchmen Photography (bron: Shutterstock)