Persoonlijk Programmadirecteur Hettie Verheijen en stadsadviseur buitenruimte Albert Koolma van de gemeente Den Haag zijn al jaren betrokken bij de gebiedsontwikkeling in de Binckhorst. Hoe ervaren zij ‘uitnodigingsplanologie’ en zijn er al lessen te trekken uit de pilot ‘Omgevingsplan Binckhorst’?
STADverkenning 10 jaar samen stadmaken op de Binckhorst: De afgelopen 10 jaar waren er hobbels en successen bij de gebiedsontwikkeling in de Binckhorst. Platform STAD gaat ter gelegenheid van het jubileum van I’M BINCK in een serie interviews op zoek naar de lessen. In dit vierde interview zijn programmadirecteur Hettie Verheijen en stadsadviseur buitenruimte Albert Koolma van de gemeente Den Haag aan het woord. Hier zijn deel 1, deel 2 en deel 3 te lezen.
‘Hettie Verheijen & Abert Koolma’ (bron: Marsel Loermans)
Wat is de grootste uitdaging waar jullie aan werken in de Binckhorst?
Albert Koolma: "De afgelopen jaren werkten we in Den Haag vooral projectmatig. Daardoor raakten we het gebiedsgericht werken een beetje kwijt. Hettie en ik zijn beide van de oude stempel en hebben nog de tijd van de ‘stadsvernieuwing’ meegemaakt. Dat was gebiedsgericht, maar wel volgens het blauwdrukprincipe. We maken een plan, daar gaan we twintig jaar mee aan de slag en dan lukt het ons wel. In de Binckhorst werken we als gemeente gebiedsgericht zonder afgebakend plan, met een stip op de horizon die ook nog bewegelijk is. Dat zijn heel veel ambtenaren niet gewend."
"Je hebt in de Binckhorst te maken met in ieder geval vier gemeentelijke diensten, met elk weer vier verschillende afdelingen. Die spreken allemaal verschillende talen en hebben verschillende prioriteiten en capaciteiten. Bovendien zijn de meeste diensten, zoals Stadsbeheer, waar ik werk, niet gebiedsgericht georganiseerd. Het is dus een hele kunst om al die vakmensen, makers, managers en directeuren op dezelfde stand te krijgen. Zorgen dat intern alles als één club gaat draaien is de enorm leuke uitdaging waar ik in de Binckhorst aan mag meewerken."
Hettie Verheijen: "Mijn grootste uitdaging is om ook de vastgoedmarkt en grondeigenaren in dat open-einde-ontwikkelproces mee te nemen. Hoe gaan we samen dat gebied vormgeven in plaats van ieder apart z’n eigen kavel ontwikkelen? Door de systematiek van een nieuw instrument – het Omgevingsplan – wordt niet alles in een keer aaneengesloten ontwikkeld. Wat betekent dat voor de tijdelijke situatie? Dat soort vraagstukken kan je als gemeente niet alleen oplossen."
‘Binckhorst’ (bron: Heeman fotography)
En dat op een organische manier. Hoe is dat tot nu toe gegaan?
Verheijen: "We hebben de afgelopen jaren gemerkt dat de regierol in de Binckhorst toch telkens bij de gemeente terecht komt. Dat wordt ons gevraagd door ontwikkelaars, bewoners en de gemeenteraad. Helemaal niet erg, maar dat was oorspronkelijk niet de bedoeling. Wij dachten bijvoorbeeld dat alle partijen binnen de kaders van het Omgevingsplan gezamenlijk een goed stuk stad zouden kunnen maken. Maar het blijkt ook voor deze professionele partijen, net als voor andere initiatiefnemers, erg nieuw en ingewikkeld."
"Organisch ontwikkelen is vooral het goed begeleiden zonder dat je de kaders keihard vastlegt, want we zijn hier pas over 20 tot 25 jaar klaar. En wie weet wat we onderweg allemaal nog tegenkomen. Die benadering is heel erg spannend voor iedereen die werkt aan of woont in de Binckhorst. Maar uiteindelijk kun je daardoor makkelijker met veranderingen omgaan en op kansen, maar ook op mogelijke crisissen, inspelen. Je hoeft niet een heel nieuw plan te maken of andere kaders te verzinnen."
Koolma: "Ik denk dat het goed is dat een stad zich niet meer keihard vastlegt op een plan. We hebben in het verleden gezien dat veel masterplannen (deels) niet doorgegaan zijn omdat de conjunctuur verandert. In de Binckhorst hebben we een kader waarbinnen je veel flexibeler bent, maar alle partijen moeten daaraan wennen."
‘Binckhaven’ (bron: Heeman fotography)
Zijn de kaders van deze vorm van ‘uitnodigingsplanologie’ dan wel helder genoeg?
Koolma: "Het feit dat er plannen worden ingediend en worden vormgegeven is een bewijs dat het werkt. We hebben ook een tijd gehad dat er niets van de grond kwam. Tegelijkertijd bepalen wij niet de volgorde van alle ontwikkelingen. Ik heb geen lijstje in mijn bureaula liggen waarop staat welk stukje Binckhorst er eerst komt. Vijftien jaar geleden werkte het wel zo. Toen werd precies de volgorde bepaald: de strategie, welke weg, wanneer. Nu staat de deur juist wagenwijd open voor andere partijen. Maar we trekken je niet naar binnen, je moet zelf aan de bak."
Verheijen: "Ik denk dat er meer regie vanuit de gemeente moet komen. Je ziet dat veel plannen die worden ingediend niet binnen de kaders passen. Dat is niet erg, want het is een pilotproject. Maar in de toekomst zouden Albert, ik en veel andere projectleiders voor de private initiatiefnemers van bouwplannen niet meer nodig moeten zijn. Dan dienen initiatiefnemers een grondreservering in en maken een plan dat daarna wordt getoetst door de Omgevingstafel. Het vraagt nu nog iets meer, of beter gezegd iets anders van onze eigen experts om dat mogelijk te maken. Maar nogmaals, dat heeft vooral te maken met beter en meer in gezamenlijkheid de kaders kunnen uitleggen."
Koolma: "We zijn als ambtenaar opgeleid om dingen zelf te bepalen. We staan het liefst gewoon aan het stuur. Nu is het toch vaker meebewegen, dat is best een omslag. Het Omgevingsplan en de Omgevingstafel zijn bovendien nieuwe instrumenten. Ik denk dat we nog een paar jaar door moeten experimenteren om erachter te komen wat de ideale werkwijze is."
Heldere kaders zijn ook belangrijk voor plotoverstijgende vraagstukken zoals de openbare ruimte. Daar bestaan zorgen over, is dat terecht?
Verheijen: "We hadden aanvankelijk onvoldoende in beeld hoe snel hier woningen zouden komen. Het hoge tempo waarin de grondreserveringen en bijbehorende plannen werden gemaakt, hadden we niet verwacht. Ook ontwikkelaars onderling niet. We moeten daardoor nu een inhaalslag maken met de openbare ruimte, de bijbehorende voorzieningen en programmering. Die inhaalslag is nog goed mogelijk, maar het had ons iets meer rust gegeven als we dat van tevoren beter op ons vizier hadden gehad."
Koolma: "In het verleden was er een esthetische benadering ten aanzien van de openbare ruimte. Denk aan raamwerktekeningen met daarop elk straatje, steegje, dingetje. De afgelopen periode zijn we actief bezig met het herdefiniëren van de belangrijkste hoofdstructuren (boven – en ondergrond) vanuit een functionele invalshoek. De Callistoweg bijvoorbeeld. Daar moeten we koste wat het kost het hoofdnet van de nieuwe energievoorziening krijgen. Dus daar gaan we als gemeente ook voor. Daar mogen andere dingen voor wijken. Dat soort uitgangspunten moeten kraakhelder zijn."
"Naast die hoofdstructuur voor het borgen van plot-overstijgende zaken, zijn er dus andere plekken waar we juist losser en flexibeler zijn ten aanzien van de invulling. Door de functionele benadering kan je de afweging van initiatieven beter en transparanter maken. Wat telt er hier zwaarder? Iedereen voelt namelijk aan dat het niet goed gaat als je alles vrij laat. Laat duizend bloemen bloeien, zo werkt het niet in gebiedsontwikkeling."
‘Binckhorst’ (bron: Heeman Photography)
Het verschil tussen alledaagse realiteit en het eindbeeld van de Binckhorst, zit daar een gapend gat tussen?
Koolma: "Ik zie dat gat eerlijk gezegd niet. Ik heb ook niet zo’n goed idee van het eindbeeld, volgens mij bestaat dat helemaal niet. Je blijft continu sleutelen aan de stad. Zo kijk ik ook naar deze ontwikkeling. Werken aan een Binckhorst masterplan, met mooie visualisaties van het eindbeeld en met een weg ernaartoe, dat is niet meer aan de orde."
"De belangrijkste opgave is juist dat we elke tijdelijke fase in de komende jaren zo enorm goed maken, dat je bijna moeite hebt om daar afscheid van te nemen. Met het idee, stel het valt helemaal stil omdat er geen geld meer is, dan moet het gebied nog twintig jaar zo door kunnen functioneren. Het is juist de weg ernaartoe die leidend is geworden en daarom is de samenwerking met I’M BINCK zo belangrijk. Samen de stappen definiëren in de fasering en uitvinden wat je met elkaar als bewoners, bedrijven, gemeente en andere partijen daarin voor elkaar kunt betekenen."
Verheijen: "Ik deel dat. Ik snap wel de zorg van bestaande ondernemers en bewoners, die zien dat eindplaatje graag. Maar de lange weg ernaartoe moeten wij met ontwikkelaars, I’M BINCK, ambtenaren en bestuurders duidelijk krijgen. En bewoners en bedrijven meenemen in dat verhaal. We beseffen dat het niet zozeer de plaatjes van gebouwen zijn, maar juist hoe je die gebouwen met elkaar verbindt. Waar begin je? Bestuurders vinden dit ook best spannend. Je beslist niet in een keer over de hele ruimtelijke structuur. Het is moeilijk om te oordelen over een deel van een ontwikkeling als je het totale verhaal nog niet uitgewerkt ziet, ook met betrekking tot de financiën."
Hoe kijken jullie naar de rol van I’M BINCK?
Verheijen: "Ik denk dat de gemeente heel veel zelf kan, maar dat je ook de voelsprieten vanuit het gebied nodig hebt. Zij zitten vanuit een onafhankelijke rol heel dicht bij de gebruikers. Iedereen wordt enthousiast wanneer zij iets organiseren. Zij zijn een instituut dat iedereen bij elkaar brengt. De gemeente heeft vaak verschillende rollen, ontwikkelaars en bedrijven hebben ook grote belangen. I’M BINCK heeft die lusten of lasten niet. En af en toe zijn ze een pain in the ass, maar dat is ook goed. Ze houden je bij de les."
Koolma: "Als tussentijdse situaties de leidraad zijn voor de manier van werken, dan zijn zij belangrijk in de ontwikkeling van het gebied. Ik heb ook wel lokale kennis maar hun intrinsieke, brutale en onbevangen werkwijze heb je nodig. Maar wel in vertrouwen en samen met de gemeente. Dat vind ik wel een essentie. Dat de Binckhorst nu zo leeft komt bovendien door hen. Dat ik naar de Saturnuskade vaar, en daar een biertje ga drinken, heeft alles te maken met I’M BINCK. Elke plek die daarna is ontwikkeld, heeft daar iets van meegekregen. Zij kunnen zonder meer zeggen dat zij mede bepalend zijn geweest voor alle plekken die we hebben gemaakt en nog gaan maken."
Dit artikel verscheen eerder op Platform STAD
Cover: ‘Binckhorst’ (bron: Heeman Photography)