Baan Tower door RED Company (bron: RED Company)

125 jaar werken aan hoogbouw in 010, de lessen van Emiel Arends

16 augustus 2023

6 minuten

Recensie In het boek ‘Stad zonder hoogtevrees: de ontwikkeling van een Europese hoogbouwtypologie’ beschrijft stedenbouwkundige en planoloog Emiel Arends hoe in de afgelopen 125 jaar kennis is ontwikkeld over hoogbouw in Rotterdam – met vallen en opstaan. Recensent Sebastien Reinink las een compacte en prettig leesbare publicatie: “een must-read om inspiratie op te doen voor het faciliteren van kwalitatieve hoogbouw”.

De historische én hedendaagse lessen in ‘Stad zonder hoogtevrees’ van nai010 Uitgevers zorgen voor een steeds scherper beeld van de juiste balans tussen de hoogbouwmachine, de menselijke maat op straat en een passend antwoord op de nieuwe stedelijke opgaven. Toch wordt ook duidelijk dat hoogbouw zeker niet overal het juiste antwoord is. Context en balans zijn daarin key. Het boek van Arends komt daarmee op een goed moment: hoogbouw vormt duidelijk een splijtzwam in het hedendaags denken over stedenbouw.

Achterhaalde typologie

De pleitbezorgers wijzen vooral op het efficiënte grondgebruik, het beter benutten van bestaande infrastructuur en het toevoegen van substantiële aantallen woningen met meer levendigheid tot gevolg. De critici leggen de focus op de nadelen. Zo is de bouwmethode duur door de benodigde fundering en extra windbelasting. Slecht vormgegeven torens zorgen voor windhinder en schaduw en de logistiek van het grote aantal woningen heeft veel ruimte nodig op straatniveau. Ook hangen sociaal negatieve gevolgen als anonimiteit en eenzaamheid in de lucht. Niet voor niets betitelt de bekende Amerikaans socioloog Richard Sennett hoogbouw als een achterhaalde typologie van de 20ste eeuw. Sommige Rotterdamse torens bleken de ideale plek voor drugshandel en andere criminaliteit door de hoge mate van anonimiteit. Ook zijn woontorens niet ongevoelig voor conjuncturele neergang en zitten omwonenden er ook niet altijd op te wachten.

Bredere opgave

Arends is zeker niet doof voor deze kritiek en beschrijft deze ook in zijn boek. Toch gelooft hij wél dat hoogbouw, in ieder geval in Rotterdam, een overtuigende meerwaarde heeft. Zijn standpunt zet hij kracht bij door de evolutie van hoogbouw te beschrijven en hoe dit in Rotterdam een steeds bredere opgave werd. Van het gebouw sec (het Witte Huis uit 1898 als initiële eenling van hoogbouw in Rotterdam) verschoof het perspectief naar het gebied als geheel. De laatste jaren is ‘de stad op ooghoogte’ daarin het adagium. De zoektocht naar de nieuwe hoogbouw-typologie, waarbij de negatieve effecten zoveel mogelijk teniet worden gedaan en maximaal wordt geprofiteerd van de positieve aspecten, is in het boek stap voor stap goed te volgen en ondersteunt Arends’ standpunt.

Het boek ontvouwt zich als een zeer doorwrocht handboek voor de kwalitatieve inpassing van hoogbouw

Vooral deze zoektocht naar hoe de nieuwe typologie het centrum en straks ook de sleutelprojecten ten zuiden van de Maas (onder andere Rijnhaven en Feyenoord City) laat profiteren van goede hoogbouw, is interessant om te lezen. Deze nieuwe typologie lijkt door de opzet van het boek namelijk een ultiem uitvloeisel van 125 jaar experimenteren met hoog bouwen en het toepassen van de nieuwste inzichten. Rotterdam is door de unieke stedenbouwkundige geschiedenis volgens Arends het ideale proefkonijn geworden. Waar de stedenbouwkundige plattegrond voor het bombardement van 1940 nog enige voorzichtigheid in hoogtes verlangde, ontstond na het basisplan voor de wederopbouw van stedenbouwkundige Van Traa een moderne stadsplattegrond met veel grotere stadsblokken. Deze stadsblokken vormen nu een dankbare voedingsbodem voor het toevoegen van hoogbouw met een goede plint. Oftewel een begane grond die niet alleen bestaat uit technische ruimtes en gebouwlogistiek, maar ook een meerwaarde heeft voor de stad op ooghoogte. Zo voegt elke toren aan de binnenstad een plek met kwaliteit toe – als het goed gaat.

Tempo zakt in

Toch blijkt in de praktijk ook de kwetsbaarheid van deze strategie. De vele kwaliteitsconcepten als sunspots, the groundscraper, slankheidsregels en windhindersimulaties zorgen inderdaad voor daadwerkelijk betere gebouwen en een kwalitatieve, levendige binnenstad. Tegelijkertijd zijn ook de economische gevolgen zichtbaar. Waar in tijden van een goed draaiende economie en goedkoop geld de torens met kwaliteit de grond uitschoten, lijken tempo en kwaliteit in de huidige slechtere economische omstandigheden toch danig in te zakken. Dit werpt de vraag op of kwalitatieve hoogbouw niet te veel gebonden is aan goede economische tijden én of de vertraging in de woningbouwproductie in slechte tijden te rechtvaardigen is naar de talloze woningzoekenden.

Rotterdamse hoogbouw door Seb van Damme (bron: ODAarchitecten)

‘Rotterdamse hoogbouw’ door Seb van Damme (bron: ODAarchitecten)


Arends stelt terecht dat ook hier de gemeente invloed op kan uitoefenen, met haar beleid en eigen keuzes. Zo maakte bijvoorbeeld de gemeente Rotterdam de ontwikkeling van de toren ‘de Rotterdam’ tijdens de economische crisis mogelijk door zelf een groot deel van het gebouw te betrekken. Daarnaast is de scope en dynamiek van een dusdanige economische crisis zo groot, dat het zou afleiden van de zoektocht naar ruimtelijke kwaliteit in het boek.

Geen voorspellingen

Want deze zoektocht is meeslepend, interessant en bovenal herkenbaar als stedenbouwkundige. Het boek ontvouwt zich als een zeer doorwrocht handboek voor de kwalitatieve inpassing van hoogbouw. Het maakt inzichtelijke welke kwaliteitsconcepten hierbij in Rotterdam hebben geholpen. De blik naar de toekomst is enigszins beperkt. Arends behandelt vooral nu lopende initiatieven als De Maasbode (waar eengezinswoningen in een toren worden gestapeld) en Wonderwoods in Utrecht (waar groen aan de torens wordt gehangen). Hij blijft weg van toekomstvoorspellingen en een sterke visie.

Dit doet echter niets af aan de boodschap van het boek: het volume (de vorm van het gebouw) en de kwaliteiten van goede hoogbouw leveren een zeer positieve bijdrage aan de stad. Ze dragen bij aan de beleving op straat en de levendigheid van het centrum en stimuleren het openbaar vervoer, fietsen en lopen.

De moderne stadsplattegrond van Van Traa heeft naast ruimte voor hoogbouw, ook veel opgeblazen auto-infrastructuur opgeleverd

De intermezzi over de kosten van hoogbouw en houten hoogbouw zijn interessant om te lezen en geven wel alvast een doorkijkje naar de toekomst. Het gebruik van hout voor hoogbouw lijkt steeds meer tractie te krijgen. Nieuwe constructiemethoden als lijmhout zorgen voor genoeg draagkracht om al 100 meter hoge gebouwen compleet in dit materiaal te realiseren. Daarbij kunnen via de juiste houtbewerkingen ook alle eisen ten behoeve van veiligheid en stabiliteit worden behaald, zo bewijst het project ‘Rocket’ in het Zwitserse Winterthur. Toch moet er nog veel expertise worden opgedaan om houtbouw gemeengoed te laten worden in hoogbouw. De voordelen van hout als CO2-opslag en hergroeibaar natuurlijk materiaal staan echter buiten kijf en lijken de toekomst te hebben.

Desolate plekken

Wat nog wel ontbreekt, is het grotere plaatje. Arends belicht hoe de gebouwen op kavelniveau en in de hoogbouwzones op grotere schaal functioneren (denk aan markering van plekken in de stad, tegengaan van windhinder door slimme plaatsing van torens). Toch blijft het stedelijk netwerk onderbelicht. De moderne stadsplattegrond van Van Traa heeft namelijk naast ruimte voor hoogbouw, ook veel opgeblazen auto-infrastructuur opgeleverd. Dit zorgt nog steeds voor veel desolate en onprettige plekken in het centrum van Rotterdam. Hier zou verdichtende bebouwing wellicht een grotere rol kunnen spelen in het transformeren van de stadsplattegrond naar een meer mensvriendelijke stad. De focus op meer plot-gedreven hoogbouw in Rotterdam lijkt daar de aandacht van af te leiden.

Rotterdamse hoogbouw door Jeroen Van Dam (bron: RED Company)

‘Rotterdamse hoogbouw’ door Jeroen Van Dam (bron: RED Company)


Conclusie: het boek is goed in wat het wil doen. Namelijk de lezer meenemen in de evolutie en de zonnige toekomst van de Rotterdamse hoogbouw-typologie: torens die een verbinding maken met het straatniveau en een relatie aangaan met het stedelijk leven. Voor ruimtelijke professionals die te maken hebben met hoogbouw is het een must-read om inspiratie op te doen voor het faciliteren van kwalitatieve hoogbouw. Daarbij is de balans tussen hoogbouw en lagere vormen van bebouwing in de context van de plek het belangrijkste aspect om rekening mee te houden. Op die manier kunnen de vele Rotterdamse lessen in het juiste perspectief worden geplaatst.

De al wat oudere documentaire - te zien via de link - hieronder biedt een mooi overzicht van de Rotterdamse hoogbouw. Emiel Arends geeft onder meer aan wat een goede plint doet op straatniveau.


Cover: ‘Baan Tower’ (bron: RED Company)


Sebastien Reinink door Sebastien Reinink (bron: LinkedIn)

Door Sebastien Reinink

Sebastien Reinink is stedenbouwkundige bij buro MA.AN


Meest recent

Zaandammerplein in Amsterdam door TasfotoNL (bron: Shutterstock)

Waardegedreven gebiedsontwikkeling zet baathouder centraal

Ferry Renne, procesmanager bij Brink, pleit voor een verandering in het vakgebied en stelt dat moderne gebiedsontwikkeling dwingt om op een andere manier naar ‘baten’ te kijken. “Zo creëren we kansen voor duurzame oplossingen in de toekomst.”

Analyse

21 november 2024

Wolkenkrabber in Londen in aanbouw door WD Stock Photos (bron: Shutterstock)

Circulaire gebiedsontwikkeling vraagt om meer dan alleen kringlopen sluiten

Circulair beleid richt zich binnen gebiedsontwikkeling nu nog vooral op het hergebruik van materialen. Dat kan en moet anders, blijkt uit een beleidsanalyse van TU Delft-onderzoekers. “Nu blijft het bouwprogramma onaangepast.”

Onderzoek

20 november 2024

Overstroming in Valkenburg door MyStockVideo (bron: Shutterstock)

Waterproblematiek vergroot de druk op ruimtelijke plannen in Limburg

Na de overstromingen van 2021 staat de verhouding tussen woningbouw en waterveiligheid in Limburg op scherp. Het Limburgse Waterschap wil geen nieuwbouw in gebieden met een hoog overstromingsrisico. De Provincie wil dit niet vooraf uitsluiten.

Onderzoek

19 november 2024