Onderzoek Het ministerie van VRO kijkt niet alleen naar de aantallen nieuwe woningen die gebouwd moeten worden, maar probeert tevens in kwalitatief opzicht de ruimtelijke ordening in Nederland op een hoger plan te brengen. In 2024 verschenen twee publicaties over het programmeren en ontwerpen aan stationsgebieden en naoorlogse woonwijken. Deze zijn nu geactualiseerd, aangevuld met nieuwe instrumenten en voorzien van voorbeelden uit diverse gemeenten.
Stationsgebieden staan al de nodige tijd in de belangstelling als locaties waar verstedelijking vorm kan krijgen. In de tijd dat de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) nog aan ontwerpend onderzoek deed, is er bijvoorbeeld uitgebreid gestudeerd op de stations van de Zaancorridor, in opdracht van de provincie Noord-Holland die werk wilde maken van Transit Oriented Development. Oftewel het verbinden van mobiliteit en ruimtelijke ontwikkeling.
Op een vergelijkbare manier wordt al jaren nagedacht over het verstedelijken langs de zogenaamde Oude Lijn, de spoorlijn Leiden-Dordrecht. Rijk en regio hebben 1,5 miljard euro uitgetrokken voor de lijn en het ontsluiten van woningbouwlocaties aan de lijn, vorig jaar vond een uitgebreide bewonersraadpleging plaats om te onderzoeken hoe aan- en omwonenden hier tegenaan kijken. Ook in individuele stationsgebieden denken partijen na over de toekomst, zoals rondom het Amsterdamse Sloterdijk waar met het bouwen boven het spoor gepoogd wordt de nood op de hoofdstedelijke woningmarkt te ledigen.
Stappen inzichtelijk
De handreiking Stedelijke knooppunten: een breder perspectief van het ministerie van VRO haakt aan bij dit momentum en wil met name gemeenten helpen die rondom stedelijke openbaar vervoersknooppunten functies willen verbinden en stapelen. Het gaat om een ondersteuning in drie delen: de handreiking zelf (in twee delen) en een nieuw interactief afwegingskader. Dit kader maakt inzichtelijk (met een klikbare pdf) welke stappen in het ontwerpproces voor integrale gebiedsontwikkeling rondom een station nodig zijn en op welke manier de ontwerp- en inrichtingsprincipes uit deze handreiking daarbij gebruikt kunnen worden.
De kunst is vervolgens voor gemeenten om voor dit gebied de goede afwegingen te maken, dat proces komt in het tweede deel van de handreiking aan bod
De twee delen van de handreiking duiden de ontwerpgaven bij stedelijke knooppunten, waarbij gewerkt wordt met vier hoofdthema’s: natuur, bodem & water, duurzame bereikbaarheid, gezonde steden en energie & circulaire economie. Deze landen in een compact gebied rondom de knooppunten; de opstellers van de handreiking hanteren een oppervlakte van 4 km2 en een loopafstand van 15 minuten – indachtig het principe van de 15-minuten stad. De kunst is vervolgens voor gemeenten om voor dit gebied de goede afwegingen te maken, dat proces komt in het tweede deel van de handreiking aan bod. Hier wordt allereerst het instrument van het bovengenoemde ‘Afwegingskader’ geïntroduceerd. Dit kader loopt van de analyse tot het maken van concrete keuzes.
Ook over de herstructurering van naoorlogse wijken wordt al langer nagedacht en evenzeer vanuit het Rijk
Ook de zogenaamde Ambitieroos kan daarbij worden gebruikt, een visueel hulpmiddel om beleidsdoelen en prioriteiten in kaart te brengen. Dit methodische geheel komt in het tweede deel van de handreiking aan bod, aangevuld met een ‘test’ op twee locaties: de stationsgebieden van Tilburg Universiteit en Deventer. Dit deel van de handreiking sluit af met een serie van 16 (!) aanbevelingen van de betrokken ontwerpbureaus (Venhoeven CS, BVR en Sweco). Deze lopen uiteen van het ontwikkelen van grondexploitaties die passen bij het 4 km2-gebied tot en met aanstellen van integrale supervisieteams die de samenhang der dingen bewaken.
Woningen toevoegen
Naast de handreiking over de stationsgebieden is een vergelijkbare lijvige publicatie verschenen over de herstructurering van naoorlogse wijken. Ook dit is een onderwerp waar al langer over wordt nagedacht en evenzeer vanuit het Rijk. De Rijksplanologische Dienst (RPD) van het ministerie van VROM introduceerde bijvoorbeeld eind jaren tachtig van de vorige eeuw al de Voorbeeldplannen Vierde Nota, waarin de aanpak van de naoorlogse woongebieden een van de speerpunten vormde. Lokale partijen kregen hierbij steun van de RPD om voor concrete locaties ontwerpen te laten maken, bijvoorbeeld in het naoorlogse stadsdeel Den Haag Zuidwest. De afgelopen jaren komen deze wijken met name weer in beeld als plek waar extra woningen aan de steden kunnen worden toegevoegd. Een studie als die van KAW Architecten maakte in 2020 al duidelijk wat de bijbouw-potentie is (tussen de 482.000 en 708.000 nieuwe huishoudens zouden hier een plek kunnen vinden).

‘Louis Bouwmeesterstraat en Johan Huizingalaan in Amsterdam’ door Aerovista Luchtfotografie (bron: shutterstock)
Ook hier is de belangrijke vraag voor gemeenten: hoe vorm te geven aan deze verdichtingsopgave? Ook hier gaat het om meerdere vraagstukken die samenkomen. De opstellers van deze handreiking c.q. dit ontwerpend onderzoek (Urhahn | Stedenbouw & Strategie) introduceren de ‘transitiezandloper’, die duidelijk maakt dat er twee grenzen zijn om rekening mee te houden: het ecologische plafond (energie, water en bodem, mobiliteit) en het sociale fundament (samenleven, wijkeconomie, wonen). Op elk van deze gebieden vinden transities plaats, met eigen snelheden. Een zevende die hieraan wordt toegevoegd is die van de (eindige) grondstoffen. “De transformatie van naoorlogse wijken wordt langs deze zeven meetlatten gelegd om te komen tot een integrale opgave en een holistische aanpak,” aldus de onderzoekers.
Transitiekansen per wijk
Na een terugblik op het ontstaan van de naoorlogse wijken en de manieren waarop hier in de afgelopen decennia aan is gesleuteld, introduceert de VRO-handreiking het centrale afwegingsinstrument voor gemeenten: de ‘Hercirkel’. Negen stappen, gegroepeerd in drie rondes (opgaven, ontwerpverkenningen en transitiepaden). Net als in de handreiking voor de stationsgebieden wordt per stap instrumentarium beschreven dat de betrokken partijen kunnen gebruiken. De handreiking sluit af met een drietal ontwerpverkenningen, voor een jaren 50-60 wijk (Buitenhof Delft), een jaren 70-80 wijk (Schollevaar Capelle aan den IJssel) en een opgave rondom erfgoed inclusief verdichten (Buytenwegh Zoetermeer). Uit deze verkenningen blijkt volgens de onderzoekers hoe de ‘transitiekansen’ per wijk verschillen. Zo bevinden in de Delftse wijk de vernieuwingskansen zich vooral op het verbeteren van de voorzieningen tussen de buurten (als verbinding), het stimuleren van functiemenging (met onder meer buurthubs), differentiatie van het woningaanbod (binnen de stedenbouwkundige ‘stempels’) en het realiseren van een collectieve energievoorziening.

‘Transitiezandloper en Her-cirkel’ (bron: Urhahn)
In de bloemkoolwijk Schollevaar leent de opbouw van de wijk zich voor het versterken van de sociale samenhang en het samenleven in de kleinschalige buurtjes. Doordat veel woningen particulier bezit zijn, moet de verbetering van het wonen en de energievoorziening op individueel niveau vormkrijgen. Het wijkwinkelcentrum biedt kansen op verdichting. De ontwerpverkenning heeft een wat ander karakter; hier heeft Urhahn in opdracht van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed onderzocht hoe de 7 transities zich manifesteren in een post 65 wijk met erfgoedpotentie. Daarbij is veel aandacht besteed aan de (on)mogelijkheden van de bijzondere bouwwijze in de wijk (met dekken waarboven gewoond wordt).
Beide handreikingen van het ministerie van VRO, tot stand gebracht door het programma Mooi NL onder leiding van Paola Huijding, zijn hier te vinden en te downloaden. In totaal zijn in het programma inmiddels acht handreikingen verschenen.
Cover: ‘Station Amsterdam Sloterdijk’ door Erik Laan (bron: shutterstock)