Recensie In ‘Het landschap de mensen. Nederland 1850-1940’ beschrijft Auke van der Woud de transformatie van het landschap dat steeds meer in dienst komt te staan van rationele landbouwmethodes. Die ontstaansgeschiedenis biedt volgens recensent Ries van de Wouden veel inzicht in de huidige staat van het Nederlandse landschap, de bodem en het water. “Die huidige staat is op zijn minst zorgwekkend te noemen, met nog steeds de landbouw in de hoofdrol.”
Klazienaveen, 1908. Henri Meijer hoort tot zijn grote verbazing de stem van de beroemde tenor en operazanger Enrico Caruso uit de hoorn van een grammofoon schallen. Meijer was hoofdredacteur van het ANWB-blad De Kampioen. In zijn verkenning van fietswegen kwam hij in Klazienaveen terecht, dat enkele decennia eerder was gesticht vanwege de ontginning van het hoogveen. Door Caruso realiseerde hij zich hoezeer de stedelijke cultuur in het landelijk gebied was doorgedrongen, cultureel isolement bestond niet meer in Nederland.
Woeste gronden
De historicus Auke van der Woud beschrijft deze gebeurtenis in zijn vorig jaar verschenen boek Het landschap de mensen. Nederland 1850-1940 om te laten zien hoezeer de transformatie van het Nederlandse landschap samenging met een sociale en culturele transformatie. De ontginning en cultivering van de ‘woeste gronden’, zandverstuivingen en eindeloze heidevelden ter wille van de landbouw was in volle gang en de mentaliteit van de bevolking veranderde mee, zij het niet allemaal tegelijk en even enthousiast. Er was een groot verschil tussen de grote herenboeren met geld voor landbouwmachines en rationele landbouwmethodes en de zeer omvangrijke groep van kleine boeren met een grotendeels traditionele werkwijze. Van der Woud schat dat het aantal kleine boeren met minder dan 10 hectare grond in 1937 nog 130.000 bedroeg. Maar ook zij moesten op den duur mee in de grootscheepse rationalisering van de landbouw, aangedreven door de rijksoverheid met behulp van deskundigen en instituties als de Nederlandsche Heidemaatschappij die zich bezighield met de ontginning van ‘woeste gronden’. En vormgegeven door aanpassing van het landschap voor landbouwmachines, ruilverkavelingen en landbouwonderwijs. Of ze verdwenen.
‘Landbouwer in tractor bereidt grond met zaaibedbebouwer als onderdeel van voorzaaiactiviteiten in het vroege voorjaar van landbouwwerken op landbouwgronden.’ door oticki (bron: Shutterstock)
Kaarsrecht landschap
De veranderingen in de landbouw zelf komen pas in het laatste deel van het boek aan de orde, maar de landbouw is overal in het boek aanwezig als de belangrijkste drijfveer van het aanpassen van de ondergrond van Nederland, de bodem en het watersysteem. Want al dat ontginnen, cultiveren, egaliseren, verwijderen van ‘hinderlijke’ landschapselementen, droogmaken en ontwateren stond in het teken van het uitbreiden van het landbouwareaal en het verhogen van de productiviteit. Niet zozeer vanwege het voeden van de eigen bevolking, maar vooral vanwege de exportpositie van de Nederlandse landbouw, Van der Woud benadrukt het vele malen. De landbouwcrisis aan het einde van de negentiende eeuw door de import van goedkoop graan uit de Verenigde Staten had aan velen duidelijk gemaakt dat Nederland de mechanisatie en rationalisering van de landbouw ter hand moest nemen, wilde de Nederlandse landbouw niet ten onder gaan. Het werd steeds meer gezien als een nationaal belang, en om die reden ging de rijksoverheid een actieve rol spelen. Ook de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 was vooral bedoeld om meer landbouwgrond te verwerven, en pas in de tweede plaats voor de waterveiligheid. Het begon met de drooglegging van de Wieringermeer, de Flevopolders volgden. Dat gaf op zijn beurt de modernisering van de landbouw een impuls: in de nieuwe polders kon immers grootschalige en gemechaniseerde landbouw worden uitgeoefend, een voorbeeld voor de rest van Nederland. Eén van de prachtige zwart-wit foto’s in het boek laat een speciaal voor de Wieringermeer ontworpen slootgraafmachine zien, andere foto’s tonen het resulterende kaarsrechte landschap.
Verrijking en verarming
Het landschap de mensen is het jongste deel van het inmiddels magistrale oeuvre van Auke van der Woud over de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland sinds het begin van de negentiende eeuw. Dat oeuvre begon met Het lege land uit 1987, een analyse van de ruimtelijke staat van Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw. Het project werd vervolgd met boeken als Een nieuwe wereld (2006) met een hoofdrol voor de nieuwe infrastructuur, Koninkrijk vol sloppen (2010), een topografie van de armoede in de negentiende-eeuwse stad en De nieuwe mens (2015) over de culturele veranderingen rond 1900. In termen van de ‘lagenbenadering’ gingen deze boeken vooral over de occupatiepatronen en de netwerken in de Nederlandse ruimtelijke ontwikkeling. Met Het landschap de mensen richt Van der Woud de volle aandacht op de ondergrond.
‘Eenden in het park, op zoek naar een paringspartner, Nationaal Park Dwingelderveld’ door Robintuik (bron: Wikimedia Commons)
Het is daarmee wat mij betreft het meest pessimistische boek van Van der Woud, omdat je nergens anders zo goed beseft wat er in het proces van modernisering en rationalisering verloren is gegaan. Het is een epos van verrijking en verarming. De verrijking door de productiviteitsgroei van de landbouw, de verarming van het Nederlandse landschap. Want veel karakteristieke landschapselementen zijn verdwenen: de kronkelige waterlopen, de bulten en oneffenheden, de kleinschalige bomen en struiken, de nog door Jac.P. Thijsse bejubelde plantenrijkdom van het weidelandschap. En die verdwijning is goeddeels onomkeerbaar. Al aan het begin van de twintigste eeuw drong dat besef tot sommigen door, getuige de oprichting van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in 1905 en de Bond Heemschut in 1911. Zij probeerden te behouden wat kon, maar het resultaat zit gevangen in enclaves in een verder gerationaliseerd landschap. Zo is het Nationaal Park Dwingelderveld, de grootste natte heide van West-Europa, gereduceerd tot ‘een open plek tussen de snelweg en het bos’, aldus Van der Woud.
Landschap in zorgwekkende staat
Het landschap de mensen is een zeer rijk en informatief boek, dat en passant ook nog eens de mythe van het poldermodel ontrafelt. De noodzaak van de bescherming tegen het water leidde lange tijd helemaal niet tot harmonieuze samenwerking, maar eerder tot onderlinge conflicten in het hopeloos versnipperde Nederland van de talloze waterschappen. Ondanks het feit dat het boek in principe in 1940 stopt (met wat kleine uitstapjes naar onder meer de naoorlogse ruilverkaveling) geeft het veel inzicht in de lange voorgeschiedenis van de huidige staat van het Nederlandse landschap, de bodem en het water. Die huidige staat is op zijn minst zorgwekkend te noemen, met nog steeds de landbouw in de hoofdrol. De bodemdaling van de veengebieden heeft een kritische grens bereikt, de stikstofcrisis gijzelt de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Is er perspectief op verandering? Van der Woud waagt zich als historicus niet aan die vraag, maar we kunnen er niet om heen daarover na te denken. In het waterbeleid is de omslag van het denken al deels gemaakt: van dijkverhoging en kanalisering naar meer ruimte voor waterberging en natte natuurgebieden. Zie de verschillende projecten uit het programma Ruimte voor de rivier. Nu de landbouw nog. Daar zal vanwege natuur- en klimaatverandering onvermijdelijk het roer om moeten, alle boerenprotesten ten spijt. Dat kan niet zonder politieke moed. Hopelijk kan een nieuw kabinet die opbrengen.
Het landschap de mensen. Nederland 1850-1940
Auke van der Woud
Prometheus
Amsterdam, 2020
Cover: ‘Drone photo of a large windmill with a total height of 198 meters with a shaft height of 135 meters. In the background, the wieringermeer polder.Photo taken at an altitude of 204 meters’ door Mauvries (bron: Shutterstock)