Verslag Donderdag 20 Oktober vond in de Caballerofabriek in Den Haag de startbijeenkomst Architectuur- en ontwerpbeleid 2012+ plaats. De bijeenkomst was georganiseerd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Infrastructuur & Milieu met als doel input te verzamelen voor een doorstart van het architectuurbeleid. Dit moet uiteindelijk leiden tot een nieuwe Architectuurnota. Tot het ongeveer 60-koppige publiek behoorde vooral de gevestigde orde van mensen uit de overheid, praktijk en kennisinstituten. Opdrachtgevers ontbraken vrijwel geheel. De bijeenkomst miste helaas de benodigde inhoudelijke diepgang. Volgens Henk Ovink van I en M moet de overheid vooral de agenda bepalen en moet zij zorgen voor een hechtere verbinding tussen ontwerp en politiek. De vraag is of het huidige kabinetsbeleid dat voor elkaar gaat krijgen.
De bijeenkomst werd door Judith van Kranendonk, directeur-generaal Cultuur & Media van OCW, geopend met een schets over de veranderende context van de nieuwe nota. Van Kranendonk legde accent verschillen tussen groei en krimp, nieuwbouw en herbestemming, en tussen decentralisatie en de zoektocht naar beleid. De manier waarop de startbijeenkomst was georganiseerd was volgens haar een bewuste keuze. De nieuwe nota moet volgens van Kranendonk voortkomen uit een proces met iedereen die een rol speelt in ruimtelijke omgeving. Een statement waar Monique Vogelzang, directeur Kunsten van OCW op aan kon haken. Zij gaf in haar inleiding over de maatschappelijke en politieke context vooral de noodzaak aan van duidelijk beleid. Volgens Vogelzang vragen zowel de economische crises en het nieuwe kabinet om een scherpe herziening van de vorige beleidsplannen.
Rijksadviseur voor het Landschap Yttje Feddes lichtte in haar presentatie het ambitiedocument Architectuur Nu! toe, een ambitiedocument opgesteld in 2011 door het College van Rijksadviseurs. Zevattehetdocumentsamendoorvooroptestellendateraltijdambitiesvoor het ruimtelijk ontwerp van rijksprojecten vastgelegd moet worden en dat het van groot belang is om het architectuurklimaat in Nederland te stimuleren. Volgens Feddes kunnen we staan op een schouders van een rijke traditie van planvorming, en is er in ieder situatie waar veel publiek geld gebruikt wordt inherent veel aandacht nodig voor de verankering van het ontwerp in het publieke domein. Een positie waar directeur Nationale Ruimtelijke Ordening van het ministerie van I&M, Henk Ovink op verder ging. Ovink stelde dat ontwerpen per definitie politiek is en plaatste dit in verschillende perspectieven. Een Europees perspectief, waar gesproken wordt over open grenzen, krimp en innovatie, maar ook over het Nederlandse perspectief waar volgens Ovink steeds grotere verschillen zichtbaar zijn: sociaal, economisch, politiek en demografisch gezien. Ovink benadrukte in zijn presentatie dat beslissingen op verschillende niveaus gemaakt zullen moeten worden, maar dat er vooral een dialoog moet blijven bestaan tussen alle bestuurslagen en de maatschappij. In de Ontwerp Agenda NL vertaalde Ovink de beschikbaarheid van minder geld in een behoefte aan een eenvoudige structuur en bredere context. Het Rijk zou dat kunnen faciliteren door subsidies, als agenda-maker en als alliantie partner.
Opvallend vaak kwam de discussie terug op ‘opdrachtgeverschap’. Vooral ondernemer Rudy Stroink liet een kritisch geluid horen. Stroink pleitte ietwat prikkelend voor minder samenwerking tussen de architect, overheid en investeerder. Het huidige proces denken ziet Stroink vooral als een gevaar. ‘Iedereen vindt iets en het wordt een doodvermoeiend proces van compromissen sluiten. Fijn voor de markt, ieder risico wordt immers weggenomen’. Mercè de Miguel i Capdevila, hoofd stedebouw van de gemeente Rotterdam plaatste opdrachtgeverschap in het perspectief van haar gemeente, waar 90% van de productie in destadgebouwdwordtdoordemarkt. Eenpositiedievolgenshaarvraagtomeenbescheiden rol, maar wel met een verantwoordelijkheid om de potentie en kennis die in de stad zit te agenderen. Iets waar Rudy Stroink zich in kon vinden, hij betoogde dat ontwerpen fundamenteel anders is dan visie ontwikkelen. Volgens Stroink is de rol van de publieke sector om visie te maken, en niet om dat zelf ook altijd uit te voeren.
De discussie over de onderwijs- en onderzoekpraktijk was er een met prikkelende interactie met het publiek, maar zonder een duidelijke uitkomst. Architect Job Roos betoogde namens de TU Delft dat er vooral behoefte is aan ‘contextuele intelligentie’. De behoefte aan praktijkgerichte onderzoek was iets waar Rogier van den Berg, architect en hoofd van de stedenbouw opleiding aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam, zich bij aansloot en kon voorzien van een voorbeeld. De manier waarop de AvBA werkt met ‘losse’ docenten die specifiek voor bepaalde projecten worden aangetrokken uit de praktijk levert volgens van den Berg beter onderwijs op, omdat het kennis mobiliseert. Het slot van deze discussie kwam wederom terecht bij opdrachtgeverschap. Het initiatief van Janny Rodermond, directeur van het Stimuleringsfonds voor Architectuur, om projectsubsidies te verstrekken aan stedebouwkundig onderzoek dat door allianties tussen praktijk en kennisinstituten was iets dat volgens het panel ook in het architectuuronderzoek bruggen kan slaan.
BNA-directeur Fred Schoorl plaatste de discussie over de ontwerppraktijk in een interessant perspectief door zich hardop af te vragen wat het architectuurbeleid zou zijn zonder overheid. Deze discussie leek namelijk vooral op een betoog voor de blijvende relevantie van architectuur en stedebouwkundig ontwerp in tijden van crisis. Elma van Boxel, oprichter van ZUS, positioneerde ontwerpen als een instrument om maatschappelijk-ruimtelijke problemen integraal op te lossen. Rene Kuiken zag de essentie van ontwerpen vooral als het visualiseren van visie. Schoorl vond dit verschil niet verrassend omdat het vak zich op dit moment voortdurend aan het herontdekken is. Terugkomend op opdrachtgeverschap vroeg voormalig rijksadviseur Jan Brouwer aan het slot van de discussie aandacht voor ‘de gewone ontwerper’. Brouwer betoogde dat 90% van de ontwerpers in plaats van megalomane plannen, kleine projecten doet in de stad en daarin gestimuleerd moet worden.
De échte inhoud van de middag zat verrassend genoeg vooral in de intermezzo’s, verzorgd door Joachim Declerck en Wouter Vanstiphout. Declerck pleitte voor het breken met de vaste patronen tijdens een belangrijk moment van reflectie zoals dit. Een moment ‘van herstel van het architectuurbeleid na een zwaar bombardement’. Wouter Vanstiphout, professor Design as Politics aan de TU Delft, betoogde dat de loyaliteit van de ontwerper niet bij de opdrachtgever hoort, maar altijd eerst bij de maatschappij. Volgens Vanstiphout maakt dit kabinet met haar neo-liberale houding ‘ruimte voor Nederland’ door met ideologische overtuiging opzij te stappen. Iets wat volgens Vanstiphout vraagt om een positie en hij legde het kabinet de keuze voor tussen de ontwerper als onderdeel van de creatieve sector en de ontwerper als cruciale speler in het debat over de ruimtelijke ordening van Nederland. We zijn benieuwd wat het gaat worden...
Cover: ‘Thumb_wet en regelgeving_0_1000px’