Opinie Om de tanende biodiversiteit in steden nieuw leven in te blazen, is het hoog tijd dat we gebiedsontwikkeling afstemmen op de ecologische draagkracht van een gebied. Volgens columnist Ellen van Bueren is dat helemaal niet zo moeilijk. “Als we het slim doen, dan hebben we zo een aanpak om onze steden te verduurzamen.”
Op social media rouleert een strip die de urgentie van biodiversiteitsverlies klip en klaar uitlegt. Op drie plaatjes zien we de voorkant van een auto met een chauffeur. Op het eerste plaatje uit 1990 zit de voorruit vol met doodgereden insecten. Op het tweede plaatje uit 2020 kijkt de chauffeur door een schone ruit. Op het derde plaatje, in 2050, is de voorruit ook brandschoon, maar zijn de voorstoelen leeg.
De boodschap is helder: de ecosystemen op aarde bieden de mens de condities om leven. Als we die te sterk verstoren, dan is het snel afgelopen met de mens. Deze boodschap roept om een andere prioritering van duurzaamheidsbelangen. Nu beginnen we veelal aan de kant die vaak als ‘makkelijk’ wordt gezien: het schoner of minder milieubelastend maken van wat we al doen. Maar we moeten juist aan de ‘moeilijke’ kant beginnen: kijken naar de draagkracht van ecosystemen en daar onze activiteiten op aanpassen.
Dit past ook in het pleidooi van professor Jo Williams van University College London. Zij was deze week te gast op faculteit Bouwkunde van de TU Delft, als eerste in een reeks van meerdere bezoeken. In haar boek Circular Cities gaat zij in op drie typen acties waardoor steden circulair kunnen worden: looping (het sluiten van kringlopen), adapting (het opbouwen van het vermogen om aan te passen aan veranderende omstandigheden), en regenerating (het regenereren of vernieuwen van de ecologische basis van de stad).
In de Nederlandse beleidspraktijk, maar ook internationaal, is de aandacht vooral gericht op looping en adapting acties, en veel minder op regenerating acties. Het zijn juist die regeneratieve acties die de ecologische bestaansvoorwaarden voor steden bieden. Denk daarbij aan het zorgen voor drinkwater, schone lucht, droge voeten en een leefbare temperatuur.
Het aantasten van deze ecologische basisvoorwaarden leidt tot onleefbare steden. Hoogste tijd dus om onze gebiedsontwikkelingsopgaven vanaf de ‘andere’ kant te benaderen. Als we stedelijke ontwikkeling afstemmen op de ecologische draagkracht van een gebied, die draagkracht met onze technologieën, waar mogelijk, kunnen vergroten, en de ontwikkeling slim invullen, dan hebben we een aanpak om onze steden te verduurzamen.
Zo moeilijk is dat niet en levert ons veel meer op dan de ‘makkelijke’ weg. Het goede nieuws is dat steeds meer gebiedsontwikkelaars ecologische basisvoorwaarden als uitgangspunt willen nemen. Daarmee komt een ander slot van de strip in beeld: een waarin de mensen en insecten nog wel aanwezig zijn, maar de auto is verdwenen.
Cover: ‘GO Column Ellen van Bueren’ door Robin Duister (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)