Persoonlijk Stedelijke verdichting vindt op dit moment veelal plaats volgens strak ingesnoerde top-down planning. Dat leidt volgens Bjarne Mastenbroek, directeur van architectenbureau SeARCH, tot de dood in de pot. Hij houdt een pleidooi voor meer margeruimte – voor mens en landschap. “Als je alles in de stad bebouwt, gaat het fout.”
Als je aan verdichting denkt, wat is bij jou dan top-of-mind?
“Het eerste waar ik dan aan denk, is: what about the landscape? Middenin in een stad zijn zaken als lengte, breedte en hoogte van een kavel vaak al gegeven, maar de beleving van de buitenruimte is net zo belangrijk. Je ziet dat de componenten landschap en natuur vaak buiten een ontwikkelplan vallen en dat de gemeenschap het maar moet oplossen. In een van de bouwblokken waaraan wij werken, is het bijvoorbeeld al twee jaar worstelen om een school erin te krijgen. Terwijl daar helemaal geen plek voor een buitenruimte is. In Zweden heeft elk kind recht op 10m2 buitenruimte, hier in Nederland is het 2m2 en dat trekken we vaak door naar het dak. Dat maakt het een lastige opgave.”
Wie is er aan zet om deze strijd om de ruimte te beteugelen?
“De gemeente moet stedenbouw bedrijven. Op dat vlak is veel bezuinigd, dus de capaciteit voor een stevige stedenbouwdienst ontbreekt. Zij die er wel werken, moeten zich meestal op hoog detailniveau met bouwblokken bezig houden. Daar gaat iets mis. De gemeente moet zich eigenlijk alleen bezighouden met het creëren van voldoende ruimte om al die programma’s te laten landen zodat de stad op orde blijft. Laat het Bouwbesluit en een bestemmingsplan bindend zijn, leg vast waar de parken komen en ga daar vervolgens omheen verdichten. Een goed voorbeeld is het Amsterdamse Zeeburgereiland. Het is een verademing om te zien dat daar kinderen letterlijk en figuurlijk van ver komen. Je hebt er ruimte om te ademen, een gaaf skatepark, mooie lijnen naar het water toe, et cetera. Op veel plekken gaat het mis, maar daar is het gelukt om de ruimte die er is heel goed te maken.”
Wat moet bij een binnenstedelijk project de focus zijn om een ruimte leefbaar te maken?
“De stedelijke opgave lijkt tegenwoordig als puur financieel instrument ingezet te worden, net als het woonprogramma. Geld zoekt een dak boven het hoofd, niet de mens. Daar maak ik mij zorgen over, want dat kan leiden tot zulke Chinese ghost cities die nauwelijks bewoond zijn. De stad wordt leuk daar waar het misgaat. Al die dagelijkse misverstanden en rommeligheid maken het tot een leuke eenheid waarin mensen het gevoel hebben van zeggenschap over hun omgeving, maar wat ik zie is dat zulke conflicten weg worden gemanaged. Mensen hebben geen controle meer. Daardoor stevenen we af op één groot conflict.”
Wat maakt het dat rommeligheid een indicator van een goede stad is?
“De beste stedenbouw is stedenbouw die misgaat. De randfiguren, kunstenaars en graffiti-artiesten – zeg maar de outlaws – vonden hun plekje in de achterste randen van de stad, zoals railverbindingen en andere plekken waar het een rommeltje werd. Zij wisten daar een sociale cohesie in aan te brengen met een gevoel van vrijheid. Later kwam het grote geld en werden die gebieden ingepikt, wat zich nog een aantal keer herhaalde. De ontdekkingen van die stukjes stad werd dus gedaan door deze outlaws, wat aantoont dat een stad op zijn minst 50 procent ruimte nodig heeft voor mensen met een andere visie. We hebben een ontzettende marge nodig in de stad, ruimtes waarin plannen niet zijn gedefinieerd.”
‘Bjarne Mastenbroek: "Het aantal zonuren van een woning zou een voorwaarde moeten zijn, zoals dat in Scandinavië heel normaal is"’ (bron: SeARCH)
“Het beste voorbeeld hiervoor zijn de Oostelijke Eilanden in Amsterdam. Die waren bedoeld voor een doelgroep die er niet kwam, dus kwamen er ineens scholen te staan (voor de gezinnen die dit gebied massaal ontdekten, red.). Uit die misverstanden en rommel ontstond een heel leuk stadsdeel. Winkels kregen de ruimte, boten werden aangemeerd en scholen werden op goede manier ingepast. Op veel plekken gebeurt dat niet. Plan dus niet al die woningtypologieën in, maar focus je extreem goed op alles daartussenin. Zet je als gemeente in voor het publieke domein en laat de markt de gebouwen doen, waarin woningcorporaties een voortrekkende rol moeten hebben in goede woningbouw. Zij kunnen een groot gat vullen met sociale woningbouw en middeldure huurwoningen, zodat veel scheefwoners worden verleid om door te schuiven.”
Do’s en don’ts voor een binnenstedelijke woonomgeving
Wat betreft Mastenbroek is de relatie tussen binnen en buiten een cruciaal aspect van bouwen in de stad. “Dat is een relatie die je voor 100 jaar maakt”, zegt hij. “De woning en de straat, de school en het plein, het balkon en de tuin; zorg dat die relaties ontzettend goed zijn. Bovendien zou het aantal zonuren van een woning een voorwaarde moeten zijn, zoals dat in Scandinavië heel normaal is. Wij [SeARCH, red.] hebben recent woonunits van 30m2 gemaakt, elk met een eigen balkon op west, zuid of oost, zodat je altijd ’s ochtends, ’s middags of ’s avonds in de zon kunt zitten. Dat is een essentiële kwaliteit.”
Een andere voorwaarde voor een goed verdichte stad is volgens Mastenbroek voldoende ruimte voor natuur en klimaat. Mastenbroek: “Als je alles in de stad bebouwt, gaat het fout. Minimaal 30 procent van een kavel moet volle grond zijn voor bijvoorbeeld natuurinclusiviteit of waterberging. Daarom verbaas ik mij zo over het hart van Zeeburgereiland. De gebouwen zijn er hoog, maar ze staan zodanig ver uit elkaar dat het park ertussen zonnig is. En je ziet er kinderen spelen, ook als het regent. Daar opent zich iets wat je niet vaak ziet in nieuwe wijken.”
Je stelt in feite voor dat partijen minder met elkaar om tafel moeten en zich sterker moeten richten op hun eigen expertise. Klopt dat?
“De gemeenten doen teveel. Wij krijgen soms tenders binnen waarvoor de renders al zijn gemaakt en vervolgens doen de conceptgroepen van de ontwikkelaars dat nog eens over. Er is een enorme overlap met telkens tegenstrijdige belangen. Laat de gemeente gewoon stedenbouw bedrijven en programmeren op basis van input van zijn burgers. Je kunt immers met een enquête in een paar maanden een perfecte doorsnede van hun behoeftes krijgen. Als de gemeente dat programma financieel vastzet, met een focus op kernvraagstukken zoals duurzaamheid en natuurinclusief, dan weet iedereen waar hij aan toe is. De architecten ontwerpen, de ontwikkelaars maken gebouwen en de woningcorporaties gaan zelf aan de slag met middenhuur en sociale woningen, waarbij ze ruimte over houden voor particuliere initiatieven. Zet heldere schotten neer, dan zijn er veel minder snel misverstanden.”
“Concludeer bovendien dat het misgaat. Er is een wooncrisis, een financiële crisis en een klimaatcrisis. We moeten aan de slag, dus ga terug naar de basis: ik doe dit, jij doet dat. En als het dan eens misgaat, kun je dat gewoon laten gebeuren. De stad is een optelling van kleine misverstanden en het interessante daaraan is dat stadsdelen elkaar kunnen opvangen. Als het in blok A een beetje misgaat en in blok B ook, ontstaat er een fijnmazig stelsel met overlap. Met elkaar komt het goed. Het kalibrerende vermogen van een maatschappij is veel groter dan dat van een grote dienst.”
Hoe ziet dit er praktisch uit? Hoe plan je voor een misverstand?
“Door als stad te zeggen dat het niet uitmaakt wie waar woont, want het gaat om de doorsnede van de stad. Amsterdam-Noord bestaat voor 90 procent uit corporatiewoningen. Als oplossing wil men dure woningen gaan bouwen, maar wat is het probleem van nog meer sociale woningen? Het alles tot in detail willen vatten in een plan heeft geen zin. Kijk naar het verkeer in India: miljarden mensen krioelen door de steden met maar weinig verkeersregels. Daar zit een ongelooflijk zelfregulerend vermogen in om te functioneren in extreme dichtheid. Dat vermogen van de mens is heel krachtig en daar moeten we op vertrouwen. Dus, schoenmaker, hou je bij je leest. Laat iedereen doen waar hij goed in is en geef niet één dienst te veel macht, want dat drijft af van het zelfcorrigerende vermogen van de stad.”
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd in het vakblad Stedebouw & Architectuur, editie Renovatie & Herstructurering 2022.
Cover: ‘De woonunits van North Orleans in Amsterdam zijn 30m2 groot en hebben elk een eigen balkon op west, zuid of oost, zodat bewoners altijd op een tijdstip van de dag in de zon kunnen zitten. Een essentiële kwaliteit, volgens Mastenbroek.’ (bron: SeARCH)