Opinie De vraag of de woningbouw binnenstedelijk moet worden gerealiseerd of op uitleglocaties leidt vaak tot gepolariseerde debatten. Er zijn uitgesproken voorstanders van binnenstedelijk bouwen, die wijzen op gunstige effecten voor het milieu en landschap en menen dat dit het beste aansluit bij de woonwens. Anderzijds zijn er de voorstanders van uitleglocaties, die vooral wijzen op de hoge kosten en gecompliceerde processen van binnenstedelijk bouwen. Kan binnenstedelijk bouwen leiden tot succes?
Om deze vraag te beantwoorden is het allereerst zinvol mythe te scheiden van de werkelijkheid. Het Centraal Planbureau brak in haar publicatie ‘Stad en Land’ een lans voor binnenstedelijke woningbouw omdat er sprake zou zijn van ‘agglomeratie-effecten’: meer werknemers in een agglomeratie zorgen voor een hogere productiviteit. Inderdaad is dit het geval, maar in aanvulling hierop moet men zich bedenken dat de grenzen van de arbeidsmarkt zich niets aantrekken van de grens van het bestaand bebouwd gebied, waarbinnen men van ´binnenstedelijk bouwen´ spreekt. Voor de arbeidsmarkt maakt het niet uit of de woning van een werknemer vlak buiten de stad in het groen staat of midden in het centrum. Sterker, werknemers hebben over het algemeen een pluriforme woonbehoefte. Een aanbod van verschillende locaties en verschillende woonvormen in een agglomeratie lijkt zo bezien de meeste kans op succes te geven als het gaat om arbeidsmarkt spillovers en versterking van de productiviteit van een economische regio.
Voorts de kosten: zijn die inderdaad zo hoog dat binnenstedelijke woningbouw onbetaalbaar is? Uit een analyse van 140 grondexploitaties in bezit van het EIB die dateren van de laatste jaren voor de crisis blijken inderdaad aanzienlijke verschillen in kosten van locatieontwikkeling. Binnenstedelijk bedragen de tekorten gemiddeld bijna € 10.000 euro per woning, op uitleglocaties wordt ruim € 8.000 euro verdiend per ontwikkelde woning. Maar de spreiding van de resultaten is groot. 25% van de binnenstedelijke locaties heeft een positieve grondexploitatie, terwijl een even groot gedeelte van de uitleglocaties een negatieve grondexploitatie heeft. De tekorten op uitleglocaties lopen verder op, als er beleidskeuzes worden gemaakt rond het openbaar vervoer: hoogwaardige tram- en metroverbindingen. Is het verschil in kosten overbrugbaar?
Voor een pdf van de volledige publicatie zie bijlagen
Cover: ‘Portret_Michiel Mulder_253px’