Binnenstedelijk en organisch

8 juni 2012

2 minuten

Nieuws De opgave voor binnenstedelijke herontwikkeling en transformatie verschuift van een grootschalige en planmatige strategie naar een kleinschalige en veel organischer aanpak. De rol van de overheid zal fundamenteel anders worden, net zo goed als die van marktpartijen en professionals. In de samenleving groeit het besef dat burgers en ondernemers, overheid en maatschappelijke organisaties gelijkwaardige partners zijn. Dit vraagt om een andere houding van zowel de overheid, als van ontwikkelaars/corporaties en professionals, en om een andere planningsdoctrine.

Herdefiniëring van onze planningscultuur

Na jaren van de-industrialisatie, suburbanisatie en de gedachte dat afstand en nabijheid irrelevant zijn, hebben we de stad herontdekt. Belangrijker dan het uitbreiden van onze steden wordt investeren in het bestaande. En dat zal structureel primair op een organische manier moeten gebeuren. Zoiets vraagt een ander manier van denken en werken in de planologische praktijk. De Nederlandse ruimtelijke planning wordt dikwijls gekarakteriseerd als integraal en grootschalig. Sommige verschillen zijn ook voor de oppervlakkige beschouwer evident. Het contrast met Vlaanderen is al bijna een cliché geworden: de grote, planmatige Vinex-locaties hier versus de kavelgewijs gegroeide lintbebouwing over de grens. Andere verschillen zijn misschien minder gemakkelijk ‘leesbaar’ maar even kenmerkend.

Integraliteit

Een in opdracht van de Europese Commissie gemaakte vergelijking van planningsstijlen (CEC 1997) onderscheidt vier hoofdtypes van planning in Europa: de comprehensive integrated approach, regional economic approach, land-use planning en urbanism tradition. De comprehensive integrated approach is breder dan de drie andere en probeert een afweging te maken tussen verschillende (sectorale) belangen. Nederland wordt gezien als een schoolvoorbeeld van deze categorie. De recente decentralisatie van de ruimtelijke ordening volgens de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR 2011) verandert niets aan het principe van de ‘omvattende integraliteit’. Het zwaartepunt verschuift weliswaar van de rijksoverheid naar provincies en gemeenten, maar de provinciale en gemeentelijke structuurvisies ademen dezelfde principes. Dat werkt ook door in de binnenstedelijke gebiedsontwikkeling. Niet alleen woonlocaties, werklocaties en winkels, maar ook stedelijk groen, infrastructuur en openbare ruimte worden zoveel mogelijk gezamenlijk ontwikkeld. Dat maakt gebiedsontwikkeling complex: veel afstemming is nodig, veel publieke en private actoren zijn betrokken.

Zie voor de volledige publicatie:


edwin buitelaar

Door Edwin Buitelaar

Bijzonder hoogleraar Land and Real Estate Development & senior researcher bij Planbureau voor de Leefomgeving

Ries van der Wouden

Door Ries van der Wouden

Senior wetenschappelijk medewerker bij het Planbureau voor de Leefomgeving


Meest recent

Kantoren rondom tuin in Warschau, Polen door Grand Warszawski (bron: Shutterstock)

Hittestress en de Europese stad: maak meer gebruik van innovatie en co-creatie

In Europese steden wordt veel te weinig gedaan om hittestress te beperken. Dat concludeert adviesbureau Sweco. De onderzoekers bevelen aan de nadelige effecten van hitte in steden te verzachten door onder meer innovatie en co-creatie.

Onderzoek

15 juli 2024

Typische Nederlandse polder door Wut_Moppie (bron: shutterstock)

Gebiedsgericht werken in het landelijk gebied, deze bouwstenen helpen op weg

Gebiedsgericht werken in het landelijk gebied is kansrijk maar dan moet er wel aan verschillende randvoorwaarden worden voldaan. Marijn van Asseldonk van Het PON & Telos zet er zes op een rij.

Analyse

15 juli 2024

Eerste woning in Sidhadorp, Lelystad door Rob Bogaerts / Anefo (bron: Wikimedia Commons)

Van de groeikernen via Vinex naar de Novex, Michelle Provoost zoekt naar lessen

Vinex blijft de gemoederen bezig houden, nu ook in een historisch perspectief en een vergelijking met de groeikernen. INTI-directeur Michelle Provoost pleitte in de PBL-Academielezing voor meer continuïteit in beleid.

Verslag

12 juli 2024