Analyse Hoe kunnen we er praktisch voor zorgen dat meer jongvolwassenen hun toekomstdroom op het platteland kunnen waarmaken? Maarten Koreman vond afgelopen jaar het antwoord op die vraag en hoopt nu de rest van het vakgebied mee te krijgen. “Lokale behoeften en initiatieven moeten worden gecombineerd met de professionele kennis van gebiedsontwikkelaars.”
Afgelopen jaar promoveerde ik aan de TU Delft op de toekomst van jongvolwassenen op het Nederlandse platteland. Daarna ging ik als Coördinator Beleid werken bij de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen (LVKK). Deze organisatie vertegenwoordigt ongeveer 4.000 dorpsraden en dorpshuizen, door heel Nederland. Daarbij richt ik mij specifiek op de positie van jongvolwassenen. Ook in mijn proefschrift stond de hoopvolle toekomst van het platteland in Nederland centraal.
Een terugkerend stereotype is dat jongvolwassenen massaal het platteland verlaten en niet terugkeren. Dit beeld is onjuist. Uit mijn promotieonderzoek blijkt dat veel jongvolwassenen tussen de 18 en 30 jaar juist een sterke verbondenheid voelen met hun geboorteplaats. Ze zien zichzelf over 15 jaar nog steeds in of nabij hun huidige dorpskern wonen. Of ze willen daarnaar terugkeren. Sociale netwerken, zoals familie, vrienden en verenigingen, spelen hierbij een belangrijke rol. Deze conclusies onderstrepen de waarde van gemeenschap op het platteland, een aspect dat vaak over het hoofd wordt gezien in meer stedelijke beleidsanalyses.
Basis van de sterke gemeenschap
Toch is er een duidelijke paradox. Ondanks hun wens om te blijven, voelen veel jongeren zich gedwongen naar de stad te verhuizen. Dit heeft alles te maken met het tekort aan betaalbare en geschikte woningen in en om hun dorpen. De huizen zijn er vaak groot en dat maakt ze ook duur. Per vierkante meter zijn de huizen in dorpen meestal goedkoper dan in nabijgelegen steden, maar je moet er wel veel meer vierkante meters kopen. Verder zijn er nauwelijks huurwoningen beschikbaar, of het nu om vrije sectorwoningen of sociale woningbouw gaat.
‘Maarten Koreman’ (bron: Roy Borghouts Fotografie)
Met name voor jonge bewoners maakt dit het heel lastig om in hun eigen dorp te blijven wonen. En dus gaan ze naar de stad. Daarmee wordt het stereotype bevestigd, maar wordt het verhaal achter het wegtrekken van jonge bewoners gemist. Tegelijkertijd worden dorpsgemeenschappen geraakt door het ongewilde vertrek van jonge bewoners. Als een hele generatie er niet kan blijven wonen, komen voorzieningen en verenigingen onder druk te staan. Maar juist die vormen de basis van de sterke gemeenschap.
Om de stap van theorie naar praktijk zo goed mogelijk te kunnen maken, wilde ik mijn resultaten ook nog toetsen aan de praktijk. Dit heb ik op twee manieren kunnen doen. Tijdens mijn werk voor de LVKK praat ik voor een jongerenproject met jonge dorpsbewoners door heel Nederland. Om te horen wat hun zorgen zijn en over wat overheden, wij als LVKK en zij daar zelf mee kunnen doen. In die gesprekken komt het woonprobleem altijd terug. En hoor ik telkens weer bevestiging voor de bevindingen uit mijn onderzoek. Jonge mensen die betrokken zijn bij hun dorp vrezen hun woonplaats te moeten verlaten. Of zij hebben dat al gedaan. Net als veel vrienden. Omdat er simpelweg veel te weinig betaalbare woningen zijn in de dorpen in Nederland. Met alle maatschappelijke gevolgen van dien.
Een maatschappelijke verdediging
Tijdens mijn promotieonderzoek werkte ik veel samen met jongvolwassenen op het platteland. Ik sprak met hen over hun dromen, hun ideeën voor plattelandsontwikkeling en hun verbondenheid met hun dorpen. Maar tegen het einde van mijn onderzoekstraject voelde ik een behoefte om de resultaten niet alleen aan een wetenschappelijke commissie voor te leggen, maar ook aan de jongeren zelf. Zo ontstond het idee van een maatschappelijke verdediging. Bij een maatschappelijke verdediging wordt het onderzoek voorgelegd aan de doelgroep waarover het gaat, in mijn geval jongvolwassenen op het platteland. Drie jongeren, actief in hun eigen dorpsgemeenschappen, vormden mijn commissie.
‘Wierum, Friesland’ door Steve Photography (bron: shutterstock)
De maatschappelijke verdediging bleek een nuttig en waardevol instrument. Het was leerzaam om jongeren uit plattelandsgebieden mijn onderzoeksresultaten kritisch tegen het licht te laten houden. Zij testten of zij zich wel konden herkennen in mijn resultaten en vroegen naar de bruikbaarheid van de uitkomsten. Dit gaf meer inzicht in hoe onderzoek ervaren wordt door mensen waarover het gaat. Daarmee bracht de maatschappelijke verdediging wetenschap en praktijk dichter bij elkaar.
Meer dan alleen stenen
Maar de praktijk is en blijft weerbarstig. Om meer passende woonruimte te creëren voor jongeren moet het woningaanbod in dorpen diverser worden gemaakt, zoals dat ook in steden is gedaan. En dat is niet altijd gemakkelijk. Voor gemeenten, projectontwikkelaars en woningcorporaties speelt met name een capaciteitstekort. Zij moeten de komende jaren in een hoog tempo veel huizen bouwen. Dat gaat het makkelijkst met grootschalige projecten en die zijn vaak niet in de dorpen, maar in grotere plaatsen te vinden. En die projecten passen qua programma en ontwerp ook beter bij grotere plaatsen.
Daardoor loopt de woningbouw in en om dorpen achter de feiten aan. Voor marktpartijen geldt ook nog dat er bij kleinere aantallen woningen minder te verdienen valt. En voor woningcorporaties dat zij zich de laatste jaren sowieso aan het terugtrekken zijn uit kleinere dorpen. Op die manier komt er weinig terecht van een ‘straatje erbij’ en al helemaal niet op een betaalbare manier.
Ook daarom ontstaan vanuit de gemeenschap zelf initiatieven, zoals collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) of wooncoöperaties. Hierbij nemen dorpsbewoners het voortouw om samen betaalbare en passende woningen te realiseren, vaak op initiatief van dorpsraden en met ondersteuning van lokale stichtingen of verenigingen. De LVKK stelde hier een handreiking voor op, zodat meer dorpen ermee aan de slag kunnen. In kleine dorpen zijn CPO-projecten namelijk een krachtig voorbeeld van samenwerking en gemeenschapskracht. Ze verbinden inwoners met elkaar en met hun omgeving en bieden maatwerkoplossingen die aansluiten bij de behoeften van de lokale bevolking. En marktpartijen en woningcorporaties zijn daarbij niet nodig om de plannen van de grond te trekken.
Toch is het slagen van deze initiatieven geen vanzelfsprekendheid. Uit cijfers blijkt dat slechts 10 procent van de wooninitiatieven daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Hoewel in dorpen vaak veel draagvlak bestaat voor kleinschalige projecten, lopen ook deze vaak vast in de uitvoering. Gemeenten en provincies kunnen het niet eens worden over bouwlocaties, stellen geen gronden beschikbaar of hebben te weinig tijd om initiatiefnemers, die iets minder professionele kennis hebben, te helpen. Daarmee worden ook kansen gemist. Want omdat initiatiefnemers zoveel verbinding met hun dorp hebben, zijn zij ook tot veel meer bereid om er te kunnen blijven wonen. Het is zonde om geen gebruik te maken van die motivatie. Want deze inzet kan juist helpen om wél woningen te realiseren, met daarbij veel lokaal draagvlak.
Samenwerking als sleutel
Hoe kunnen we er praktisch voor zorgen dat meer jongvolwassenen hun toekomstdroom op het platteland kunnen waarmaken? Om succesvol te zijn, is een betere samenwerking nodig tussen gemeenschappen, gemeenten, woningcorporaties en marktpartijen. Het vraagt om flexibele en kleinschalige werkwijzen, waarbij lokale behoeften en initiatieven worden gecombineerd met de professionele kennis van gebiedsontwikkelaars. Hier zijn enkele mogelijke stappen:
- Gemeenten kunnen ruimte maken in hun woningbouwbeleid voor kleinschalige projecten en prioriteit geven aan initiatieven die voortkomen uit de gemeenschap zelf. Dit kan bijvoorbeeld door het versoepelen van regelgeving en het actief ondersteunen van initiatiefnemers. Ook kunnen gemeenten en provincies beter samenwerken, zodat initiatiefnemers niet langer heen en neer worden gestuurd tussen beide partijen. Voor overheden is het ook belangrijk om na te denken over de maatschappelijke kosten van het niet bouwen voor jonge dorpsbewoners. Dat betekent uiteindelijk namelijk dat de bevolking in zo’n dorp krimpt vanwege kleiner wordende huishoudens. Zo komen voorzieningen onder druk te staan en vergrijst de bevolking sneller. Het maakt de kans ook kleiner dat de gemeenschap in de toekomst een rol speelt in de zorg voor deze oudere generatie.
- Marktpartijen kunnen mogelijk meer betaalbare woningen realiseren door een gedeelte met CPO of een wooncoöperatie op te nemen in bouwprojecten. Dat zorgt en passant ook voor meer lokaal draagvlak.
- Woningcorporaties hebben vaak relatief grote woningen in dorpen staan. Die kosten hen veel geld, waardoor zij deze vaker verkopen en zich meer terugtrekken in de stad en de grotere dorpskernen. Maar zij zouden zulke woningen ook kunnen splitsen, om meer aan te sluiten bij de lokale vraag. Als zij toch overgaan tot verkoop, zou de lokale gemeenschap ook een kans moeten krijgen om zulke woningen te kopen en zelf te gaan verhuren aan dorpsbewoners die een sociale huurwoning zoeken. In Visvliet in Groningen is dit al gebeurd.
- Gemeenten kunnen in gesprek gaan met gemeenschappen die wooninitiatieven nemen. Dit is uiteindelijk het belangrijkst. Op dit moment zijn dergelijke initiatiefnemers te weinig betrokken bij het woonbeleid. Ze praten nauwelijks mee aan regionale versnellingstafels of bij de Woontop. Maar zij kunnen wel bijdragen aan de oplossing, juist in dorpen.
Om de woonopgave in kleine kernen te realiseren, is samenwerking dus de sleutel. Grootschalige bouwprojecten mogen de kleinschalige oplossingen in kleine kernen niet overschaduwen, omdat juist daar de meeste impact gemaakt kan worden. Kleinschalige projecten kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het oplossen van het woningvraagstuk, door lokale gemeenschappen serieus te nemen als partner en hen te ondersteunen bij het realiseren van hun plannen. Zodoende kunnen de vaak bescheiden toekomstdromen van jonge dorpsbewoners worden waargemaakt. Daar blijf ik mij voor inzetten. Ook in 2025.
Wilt u reageren op dit artikel of een gastbijdrage voor Gebiedsontwikkeling.nu schrijven over een ander onderwerp? Bekijk dan hier de mogelijkheden.
Cover: ‘Driehuizen, Alkmaar’ door Allard One (bron: shutterstock)