Verslag Op 14 februari presenteerde the Why factory van de TU Delft twee publicaties met de resultaten van onderzoek naar de ontwikkeling van stedelijke kwaliteit in Aziatische metropolen. Aansluitend werd een debat georganiseerd, dat werd gedomineerd door realisme, haalbaarheid en een flink portie Rotterdamse degelijkheid. Zoals Wouter Hagen van het (Rotterdamse) bouwbedrijf VolkerWessels het verwoordde: ‘Utopian thinking ends in dystopian reality’. Oftewel: de utopie verwordt tot een nachtmerrie in de realiteit.
Boekpresentaties
Tijdens het debat werden de boeken 'Vertical Village – Individual, Informal, Intense' en 'Hong Kong Fantasies – Challenging World Class City Standards' gepresenteerd. De centrale vragen in beide onderzoeken zijn hoe verdichting kwaliteit kan toevoegen aan de stad en wat stedelijke kwaliteit eigenlijk is?
In ‘Vertical Village’ introduceert professor Winy Maas een nieuwe vorm van participtie, namelijk participatie als sleutel om tot een meer divers stadsbeeld te komen. Deze vorm van participatie is voor het onderzoek ontworpen in een softwareprogramma dat (stads-)plattegronden berekend op basis van woonwensen en budget. Door de verschillen en overeenkomsten in woonwensen kunnen clusters worden gevormd, waardoor een divers, gestapeld, stadsbeeld ontstaat.
In ‘Hong Kong Fantasies’, gepresenteerd door Tihamer Salij, wordt voorgesteld om de kwaliteit van steden vast te leggen in ‘World Class City Standards’. Dit zijn vaste parameters die kunnen indexeren en identificeren hoe goed of hoe slecht een stad ervoor staat. De presentatie was gelardeerd met beelden van strategische ingrepen waarmee Hongkong een grote sprong voorwaarts kan maken.
‘Branding Cities & Bottom-up urbanism - Afbeelding 1’
Uniformiteit en identiteit
Sander de Iongh (EDBR) opent de discussie door te wijzen op het risico dat standaardiseren van parameters voor goede en slechte steden kan leiden tot uniformiteit. Een stad zou Worldclass gemaakt moeten worden vanuit eigen identiteit en uniekheid, aldus De Iongh. Ook Wouter Hagen van VolkerWessels benadrukt in het debat dat de ambities voor een stad in het verlengde moeten liggen van de lokale kunde en kennis. Steden met ambities die niet in het verlengde van hun eigen kracht en identiteit liggen zien hun dromen vaak in duigen vallen. Winy Maas brengt hier tegen in dat World Class City Standards meer een analysemethode is om te kijken of de basis op orde is voor het goed functioneren van een stedelijk systeem. Hierbij verwijst Maas naar de driehoek connectivity-diversity-density, als deze facetten in balans zijn dan heeft de stad een goede basis volgens het WCCS.
Zie voor de volledige publicatie:
Cover: ‘Branding Cities & Bottom-up urbanism - Afbeelding 1’