Waar moet je op letten & waar moet je opletten?
Uit de eerste omgevingsvisies die zijn vastgesteld blijkt dat de betreffende provincies en gemeenten hun visie baseren op de kennis van veel verschillende partijen. De Omgevingswet stelt geen formele eisen aan betrokkenheid van burgers en anderen. Wellicht is dat een reden voor de verschillen in processen die doorlopen worden, zowel qua inhoud als vorm. Dat lijkt ook logisch vanwege de diversiteit aan ruimtelijke opgaven en bestuursculturen. Deze nieuwsbrief bevat een selectie van voorbeelden en handreikingen uit de recente praktijk over de manier waarop burgers worden betrokken bij het opstellen van omgevingsvisies.
Overheden gebruiken steeds vaker digitale media om bewoners te betrekken bij belangrijke maatschappelijke onderwerpen. Drie willekeurige voorbeelden: de gemeente Baarle-Nassau ontwikkelde een Facebook-pagina voor de omgevingsvisie met het idee om hiermee een gesprek met bewoners aan te gaan over belangrijke ruimtelijke opgaven; via de website SamenRijnwaarden voor de omgevingsvisie van de gemeente Rijnwaarden wordt aan de hand van een aantal fora gevraagd wat burgers vinden van bepaalde onderwerpen op het gebied van duurzaamheid, leefbaarheid, schoonheid en toerisme, en de gemeente De Friese Meren gebruikt een digitale ideeënkaart.
Het algemene idee dat mensen via websites en sociale media sneller bereikt kunnen worden blijkt maar ten dele waar te zijn. In de praktijk wordt de Facebookpagina van Baarle-Nassau alleen als communicatiekanaal van de gemeente gebruikt, de website van Rijnwaarden heeft in zes maanden tijd slechts negen reacties opgeleverd en de ideeënkaart van de Friese Meren wordt niet intensief gebruikt.
LESSON LEARNED: Het vluchtige karakter van E-participatie kan geschikt zijn voor informatieoverdracht maar past niet goed bij het debat over ruimtelijke opgaven op de lange termijn.
Overheden nodigen hun inwoners geregeld uit voor een bijeenkomst over de omgevingsvisie. De gemeente Opsterland haalde informatie op door bijeenkomsten te organiseren per dorp; de bijeenkomst over het centrumgebied van Emmen werd per thema gestructureerd: detailhandel, cultuur, wonen, kantoren en horeca. De gemeente Alkmaar liet mensen via inloopbijeenkomsten zelf bepalen wat er op de ruimtelijke agenda moest komen, terwijl in de gemeente Korendijk gesprekken plaatsvonden op basis vanbestaand beleid, trends en ontwikkelingen. De gemeente Oirschot vertaalde ideeën van bewoners uit verschillende deelgebieden in gebiedspaspoorten, waarin bestaande ruimtelijke kwaliteiten werden gerelateerd aan knelpunten.
LESSON LEARNED: Voordeel van het organiseren van bijeenkomsten per deelgebied (bijv. dorp) in plaats van per thema (voor de hele gemeente) is dat de opgaven minder abstract worden. De schaal van het vraagstuk wordt kleiner en stimuleert eerder tot integraliteit. Zo wordt het eenvoudiger om met stakeholders uit verschillende disciplines tot concrete oplossingsrichtingen te komen.
Steeds vaker wordt een grote groep burgers uitgenodigd om enkele keren per jaar vragen te beantwoorden over belangrijke opgaven die spelen in de gemeente of provincie. De gemeente Zwolle heeft een burgerpanel met 10.000 leden, die drie keer per jaar een lijst toegestuurd krijgen met vragen over leefbaarheid, veiligheid, groenonderhoud, en over jeugdzorg en de Wmo. Het burgerpanel van de gemeente Rotterdam heeft 30 leden. Zij geven gevraagd en ongevraagd advies aan het College van B&W, dat verplicht is om op de voorstellen te reageren. De gemeente Uden heeft de uitkomsten van de G1000 Uden gebruikt als aanleiding om het gesprek aan te gaan over een aantal gebieden, op basis waarvan een ruimtelijke vertaalslag is gemaakt. Ook de Friese dorpentop is gebaseerd op de G1000. 800 deelnemers zijn geloot uit de Basisregistratie Personen van de Friese gemeenten, en gaan vervolgens met 200 mensen uit het bedrijfsleven en politiek het gesprek aan over de toekomst van het Friese platteland.
LESSON LEARNED: De burgerpanels en G1000 gaan uit van een nieuwe relatie tussen burgers en overheid: vanuit positiviteit en gelijkwaardigheid, in plaats van beperkingen of politieke anonimiteit; een goede afspiegeling van de bevolking is een punt van aandacht.
Veel overheden experimenteren met een tijdelijk fysieke plek waar bijeenkomsten worden georganiseerd om met bezoekers aan de hand van beeldmateriaal verder te komen met de omgevingsvisie. Deprovincie Fryslân organiseerde een rondreizend pop-up kantoor in zes verschillende steden waar iedereen binnen kon lopen en waar workshops en ateliersessies werden georganiseerd. Bij de visie over het centrumgebied van Capelle aan den IJssel is in een leeg winkelpand een ‘huiskamer’ ingericht waar de wethouder wekelijks vragen beantwoordde. Atelier Flevo-perspectieven, dat door de provincie Flevoland is opgezet voor de omgevingsvisie, had in de eerste twee maanden één bezoeker. Toen er lezingen en activiteiten werden georganiseerd, nam het bezoekersaantal toe.
LESSON LEARNED: De kans van slagen op gedurfde bespiegelingen op de leefomgeving is in de eerste plaats afhankelijk van de programmering en daarnaast van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en aantrekkelijkheid van een neutrale locatie.
Veel mensen hebben geen tijd of niet het gevoel dat naar hun belang wordt geluisterd. Om deze mensen toch te bereiken ging de gemeente Tilburg de straat op met ‘verrassings- en bliksembezoeken’. Ambtenaren brachten een onaangekondigd bezoek aan verenigingen en andere organisaties om te vragen wat er speelde en waar de gemeente hen mee kan helpen. De provincie Noord-Brabant liet een interactieve installatie ontwerpen met de naam Klein Brabant, evenals het Rad van participatie: spelvormen over ruimtelijke vraagstukken waarbij de aanwezigen actief betrokken worden. De provincie Overijssel stelde een speciaal O-team samen dat met een camper in de regio rondrijdt om uitleg te geven en met mensen in gesprek te gaan over de ‘ontwerp-omgevingsvisie’ die zij heeft afgerond. In Noord-Holland vond het reizende OVERMOOI festival plaats aan de hand van een enorme kaart van de provincie die op stads- en dorpspleinen werd uitgerold; onder andere scholieren werden gevraagd hun favoriete plekken aan te wijzen. De resultaten van het festival worden opgenomen in de omgevingsvisie van de provincie.
LESSON LEARNED: Deze vorm van burgerbetrokkenheid kost meer tijd en energie, maar leidt uiteindelijk wel tot meer inzichten en het bereik van minder ‘vanzelfsprekende’ betrokkenen.
Als gevolg van een afgeslankte overheid blijven steeds meer urgente ruimtelijk-economische en sociaal-maatschappelijke vraagstukken liggen. Collectieven van particulieren en professionals springen in dit gat. Een grote groep ruimtemakers in Utrecht probeert meer invloed te krijgen op de publieke ruimte in de stad. Hetzelfde geldt voor de stads-, dorps- en polderlabs, die door het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie worden gesteund. In Doetinchem richt het stadslab zich op de binnenstad, in Nijmegen wordt een tijdelijke invulling voor de Waalkade bedacht en in Rotterdam zetten initiatiefnemers zich in voor verbetering van luchtkwaliteit. Voor het Markdal ten zuiden van Breda wil Vereniging Markdal duurzaam en vitaal een omgevingsvisie gaan vormgeven zonder overheid.
LESSON LEARNED:Goede afstemming tussen overheid en nieuwe initiatiefnemers blijft essentieel om het algemeen belang te dienen en minder zichtbare doelgroepen niet uit te sluiten. De overheid zal particuliere initiatieven moeten monitoren en een afweging maken welke van oudsher publieke taken hiermee vervangen kunnen worden en welke initiatieven wellicht kunnen worden uitgelokt.
Een actief instrument om belanghebbenden te betrekken bij een omgevingsvisie is het ontwerpatelier. Daarin worden betrokkenen uitgenodigd om samen met ontwerpers de ruimtelijke opgaven van een gebied te verbeelden. Atelier ZZ van Architectuur Lokaal is gericht op het bieden van handreikingen bij het bepalen van ambities en keuzemogelijkheden, voorafgaand aan het opstellen van omgevingsvisies. In de gemeente Weststellingwerf resulteerde dit, aan de hand van gesprekken met alle dorpsraden, in drie alternatieven; voor de provincie Friesland en gemeente Zwolle werden aan de hand van thema-ateliers acht ruimtelijke denkrichtingen gepresenteerd, die verschillende verhalen vertellen over de toekomst van de leefomgeving. De keuze is nu aan de politiek.
LESSON LEARNED: Het ontwerpatelier vraagt om een intensieve voorbereiding en uitwerking, maar is uitermate geschikt om in de voorfase van de omgevingsvisie, samen met betrokkenen de verschillende belangen, ruimtelijke kwaliteiten en dilemma’s te verbeelden en om ruimtelijke thema’s integraal te benaderen. Dat biedt een basis voor het maken van heldere keuzes waarop toekomstig beleid wordt gebaseerd.
Reacties op dit item kunt u sturen naar: Stef.Bogaerds@Arch-lokaal.nl of naar Paul.roncken@provincie-utrecht.nl
Cover: ‘people street omgevingsvisie burgers’