Nieuws VU en VUmc bundelen hun krachten en werken de komende jaren samen aan de vernieuwing van de VU campus. Josja van der Veer, directeur van de Facilitaire Campus Organisatie van de VU, wil de VU campus integraal onderdeel maken van de stad. ‘De VU wordt extravert en gaat verbindingen leggen naar de buitenwereld.’ Wanneer Henk Hartzema, stedenbouwkundige van het Masterplan voor de VU campus, aan de opgave begint, treft hij een groot en wat in zichzelf gekeerd complex uit de jaren zestig. Bestaande uit heel grote gebouwen te midden van een stenige openbare ruimte met veel auto’s. Wat nodig is, is een toekomstbestendig masterplan om de noodzakelijke vernieuwingsopgave, met vervanging, functiemenging en verdichting, in goede banen te leiden.
Samenwerking universiteit en ziekenhuis op basis van inhoud
Van der Veer: ‘De VU campus is een gezamenlijke campus voor zowel de Vrije Universiteit als het VU medisch centrum. We werken weliswaar vanuit twee organisaties, maar we werken heel intensief samen op het gebied van onderzoek, onderwijs en zorg. We ontwikkelen dit als één samenhangend gebied.’
Hartzema: ‘In eerste instantie werkte ik alleen voor de VU, daarna ook voor VUmc. De laatste drie, vier jaar zijn de toekomstplannen voor de VU en VUmc gestaag in elkaar gegroeid. Aanvankelijk heb je te maken met verschillende belangen, verschillende beweegredenen en verschillende geldstromen. Nu groeien we verder op basis van een gezamenlijk fundament. Ruimtelijk gezien hebben we nu een onderlegger waarop iedereen straks een plek kan krijgen.’
Van der Veer: ‘Wat onze organisaties bindt, is de krachtige overtuiging dat we een wezenlijke bijdrage leveren aan de unieke propositie van de kennismetropool Amsterdam. Willen we ons echt inhoudelijk ontwikkelen op het gebied van kennis en de maatschappelijke uitdagingen voor de toekomst, dan moeten we als VU en VUmc gewoon samenwerken. Op het snijvlak van verschillende disciplines kan je alleen maar resultaat bereiken als je deze ruimtelijk bij elkaar brengt. Dat vraagt ook om het delen van voorzieningen. Kostbare voorzieningen die je omwille van de efficiency wilt delen, maar ook het delen van voorzieningen om samen te kunnen werken. Dat vraagt ook om ontmoetingsmogelijkheden.’
Hartzema: ‘De VU was als internationale universitaire gemeenschap van nature in de planvorming extravert, op zoek naar uitwisseling tussen campus en stad. Het VUmc heeft een focus op zorg en de omgeving en dynamiek die daarbij horen. Dat lijken twee totaal verschillende werelden, maar langzaam groeien die twee in elkaar. Gaandeweg is een vorm van planning ontstaan die beide aspecten in zich heeft. Zowel het gericht zijn op het primaire proces van zorg, onderzoek en onderwijs, alsook de deuren en luiken openzetten naar de buitenwereld, zodat wisselwerking tussen de campus en de stad ontstaat.’
Van der Veer: ‘Het samenwerken aan het masterplan draagt bij aan het begrip van de meerwaarde die we met elkaar hebben en de synergie die daaruit ontstaat. In die zin is het een hefboom voor verandering. Het maken van het masterplan is een katalysator om de samenwerking nader vorm te geven. Niet alleen de samenwerking tussen VU en VUmc, maar ook de samenwerking met de UvA en – in de toekomst – met het AMC.’
Verdubbeling studenten, halvering bekostiging
Van der Veer: ‘De VU heeft indertijd hier in Buitenveldert een stuk agrarische grond gekocht van een boer, letterlijk “buiten de velden”. Nu is de VU campus onderdeel van de hoogstedelijke Zuidas. De stad is naar ons toe gekomen. Indertijd, vijftig jaar geleden, is het complex in één keer gebouwd voor ongeveer 12.000 studenten. We zien nu een verdubbeling van dat studentenaantal en tegelijkertijd een halvering van de bekostiging per student. Wij zoeken daarom naar manieren om efficiënter met ruimte om te gaan. Dat kan alleen als je echt substantieel vernieuwt. In de nieuwe, duurzame concepten die we voor de campus hebben bedacht, gaan we ruimte delen. We gaan ruimte delen op regionaal niveau, op het niveau van de campus, maar ook binnen de gebouwen. Het delen van ruimte is een manier om de kostenstijging te dempen.’
Hartzema: ‘Vanaf het begin bestond het idee dat de buitenruimte meer verblijfskwaliteit moest krijgen. Daarnaast willen we veel meer onderdeel zijn van de stad en een beter herkenbare entiteit worden. Om flexibel te zijn in het gebruik en andere partijen hier een plekje te geven, moet bovendien meer ruimte worden gerealiseerd. Verder moeten de gebouwen meer herkenbaar zijn en flexibel worden, waardoor verschillende functies uitwisselbaar zijn.’ Dat klinkt eenvoudiger dan het is. ‘Alle voordelen ten spijt heeft deze locatie ook nadelen. We moeten namelijk heel compact bouwen. Het is echt woekeren met ruimte, net een schuifpuzzel. We willen vernieuwen, maar de winkel blijft open tijdens de verbouwing. Dat spel is niet zichtbaar in het eindresultaat, maar wel heel bepalend voor waar we nu bepaalde vernieuwingsstappen in de gebiedsontwikkeling kunnen zetten.’
Lange lijnen, kleine korrel
Van der Veer: ‘Het primaire proces van onderwijs, onderzoek en zorg is leidend. De VU is “content driven”; het begint met onze visie en wat deze organisatie wil bereiken. En we zijn “here to stay”: we zitten hier nu al vijftig jaar en zijn van plan nog lang te blijven. Wij kijken daarom naar de lange termijn van de organisatie en proberen daar een portefeuillestrategie van onze gebiedsontwikkeling – niet alleen voor het vastgoed, maar voor het hele gebied – op af te stemmen. Daarin moet flexibel kunnen worden meebewogen.’
Hartzema: ‘Flexibiliteit is niet hetzelfde als een blanco vel waarop alles nog mogelijk is. Uitgangspunt zijn de grote stadsboulevards die de campus doorsnijden, verbinden en bereikbaar maken. Tegelijkertijd creëren we een kleinschaliger netwerk van openbare ruimten, een ritme van pleinen, die allemaal hun eigen aantrekkelijkheid, oriëntatie, type gebruik en afmeting hebben. De openbare ruimte is ontzettend belangrijk, datgene wat ons ten principale gaat binden als gebruikers van de campus. En tegelijk moet het masterplan flexibel zijn. De opgave is om een stedenbouwkundige structuur te ontwerpen die verleidt en tegelijkertijd nog voldoende kan indikken, uitdijen of verkleuren om alle kanten op te kunnen.’
Van der Veer: ‘Het concept voor de VU campus gaat daarom primair uit van een nader in te vullen mix van stedelijke functies en een heel hoge verblijfskwaliteit. Wij willen gebouwen van een kleinere korrel. Zodat ze makkelijker faseerbaar en aanpasbaar, maar ook van een meer menselijke maat zijn.’
Hartzema: ‘Met de keuze voor een kleinere korrel van bebouwing streven we meer flexibiliteit na. Nu staan op de campus twee gebouwen van 100.000 m2. Die lijken misschien flexibel – want je kunt er nog alle kanten mee op – maar een kleiner volume is makkelijker te herontwikkelen en te hergebruiken. Omdat zowel de (her)ontwikkeling, de financiering als de uitwisseling op termijn meer flexibiliteit biedt. We maken een duurzame campus waarvan de structuur bij wijze van spreken een eeuwigheid mee kan. Ook de individuele gebouwen, die weliswaar heel specifiek zijn, kunnen straks qua indeling, bouwsystematiek en klimaatbeheersing, flexibel gebruikt worden.’
Josja van der Veer is van huis uit stadsgeograaf en adviseert sinds 1990 bij stadsontwikkelingsprojecten. Begonnen in de stadsvernieuwing, later de stedelijke vernieuwing, werden projecten waarbij zij betrokken was steeds groter en werd het ‘sustainable area development’. Ze heeft zowel bij de gemeente gewerkt als bij adviesbureaus en diverse ontwikkelaars. Sinds zes jaar werkt ze bij de VU.
Henk Hartzema is als stedenbouwkundige en als architect opgeleid aan de TU Delft. Daarna werkte hij jaren bij West8, waar hij ook partner is geweest. Alweer twaalf jaar heeft hij zijn eigen kantoor in Rotterdam. Studio Hartzema doet vooral stedenbouwkundig werk – daar ligt de focus van het bureau – en daarnaast bouwkundige opdrachten en fundamenteel onderzoek.
Anne-Marie Klijn is al 25 jaar als advocaat werkzaam in het omgevingsrecht, waar ze werkt aan alles waarvoor juridische besluiten nodig zijn en waarbij zowel de overheid als de burger een rol heeft. Ze heeft voor verschillende advocatenkantoren gewerkt en is sinds begin 2015 werkzaam voor NautaDutilh. Daarnaast is ze lid van de Adviescommissie Wonen voor de nieuwe Omgevingswet en lid van het Amsterdam Network Council van de Amsterdam Economic Board.
Praktische lessen
Werk samen op basis van inhoud. De VU campus is een kennisintensieve gemeenschap op de Zuidas, die in verbinding staat met Amsterdam en de wereld, op basis van de kennis en talenten die ze brengt op het gebied van onderwijs, zorg en onderzoek.
- Denk in lange lijnen en korte stappen. Definieer krachtige uitgangspunten voor ontwikkeling en houd daar consequent aan vast. Ontwikkel vervolgens in korte stappen zowel de infrastructuur, de openbare ruimte als de gebouwen.
- Bied ruimte voor organische ontwikkeling en zorg voor ruimte om te leren, bij te sturen, trends te accommoderen en nieuwe kansen een plek te geven.
- Zorg voor continuïteit in het team. Gebiedsontwikkeling is een kwestie van de lange adem. Dit vraagt om intrinsieke langetermijnbetrokkenheid van overheid en andere stakeholders. Niet in abstracto en vervat in complexe organisatiemodellen, maar van enthousiaste en betrokken mensen in een hecht team.
Zeven jaar geleden raakte Anne-Marie Klijn betrokken bij de ontwikkeling van de VU campus, waar ze VU en VUmc strategisch adviseert om de MER-procedure deels zelf te organiseren en deels samen met de MER-procedure van de gemeente mee te laten lopen. ‘Zo konden ze gebruikmaken van de informatie van de gemeente – voor wat betreft verkeer, externe veiligheid, luchtkwaliteit, et cetera – en tegelijkertijd hun eigen plan trekken.’
Integrale aanpak
‘Een integrale aanpak scheelt veel tijd.’ Door als VU en VUmc samen op te trekken en in die zin beter voorbereid te zijn op toekomstige ontwikkelingen, kan een planologische procedure voor een langere termijn een bruikbare weg bieden. ‘Omdat ik als buitenstaander vanuit een helikopterview opereer, kan ik mensen bij zowel VU als VUmc makkelijker attenderen op hun overeenkomsten en verschillen. En op elkaars activiteiten, plannen en wensen.’ ‘Voor de metropoolregio Amsterdam is een integrale samen- werking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstituten heel belangrijk. Dat geldt ook op de schaal van de VU campus. Je ziet dan ook dat het bestemmingsplan voorziet in een leef- omgeving waarin mensen kunnen wonen, werken én waar de voorzieningen zijn. Elke vorm van samenwerking kan straks op de campus terecht.’
Samenwerkingsprincipes of gedetailleerde contracten
‘In de uitwerking van de programmatische uitgangspunten heb ik veel veranderingen zien plaatsvinden. Met name bij de VU, in mindere mate bij VUmc, waar men al een precies beeld voor ogen had van de aanpassingen die men in het ziekenhuis wilde doorvoeren. De VU zocht echt naar iets nieuws, iets wat nog niet bestond. Dat is een voortdurend gedachteproces geweest, met telkens nieuwe initiatieven, informatie en kennis. Bij een langlopend project als dit kan al dat voortschrijdend inzicht best lastig zijn, denk bijvoorbeeld aan de planologische producten die vastgesteld moeten worden.’ ‘Wat ik goed vind werken, is het vastleggen van samenwerkingsprincipes in plaats van tot in detail uitgeschreven contrac- ten. Met uitgangspunten zoals: je bent transparant naar elkaar. En: als je denkt dat iets nadelig is voor de ander, dan moet je dat op tijd melden. Door de samenwerking in een aantal van deze principes vast te leggen, kunnen contracten veel korter worden.’
Taskforce bereikbaarheid Zuidas
‘Om de gevolgen van de groei van de Zuidas voor het verkeer in goed overleg met elkaar te begeleiden en te monitoren, is de Taskforce Bereikbaarheid Zuidas opgericht. Daarin zijn verschil- lende partijen vertegenwoordigd die op de Zuidas zijn gehuis- vest. Rotterdam heeft daar al veel ervaring mee opgedaan. Plannen voor de omgeving worden in dit verband afgestemd en verkeersonderzoeken gecoördineerd.’
Praktische les
- Werk op basis van samenwerkingsprincipes, daardoor wordt veel gedoe voorkomen. Wees minder bang, stel je kwetsbaar op en deel transparant met elkaar wat je belang is. Dan kom je er op heel veel vlakken veel sneller uit. Het sluit ook aan bij de nieuwe Omgevingswet, waarvan het leidend principe is dat wij – overheid en burgers – meer vertrouwen in elkaar moeten hebben.
Campus zonder grenzen
Hartzema: ‘De Zuidas is gebaseerd op een grid en heeft daardoor een zekere neutraliteit. Wij willen daar, vanuit de VU campus, bijzondere plekken aan toevoegen en de neutraliteit verrijken met placemaking. Het is een unieke campus, de enige in Nederland die geen begrenzing kent. Andere campussen zijn op de een of andere manier ingekaderd of liggen buiten de stad. Vaak zie je bij campussen, ook in het buitenland, dat de identiteit aan die begrenzing wordt ontleend. Wij willen juist aansluiten op de omgeving. Omdat wij geen buitengrens hebben – die hebben we bewust weggelaten – zijn we ons hard gaan maken voor centrale, identiteitsbepalende plekken voor de campus. Dat is bijvoorbeeld het campusplein geworden.’
Van der Veer: ‘Wij zetten in op een sterke relatie tussen binnen en buiten, de gebouwen en de openbare ruimte lopen naadloos in elkaar over. Onze gebouwen zijn super-openbaar, zowel qua beleving als in de “hospitality”. We willen een gastvrije en leefbare campus zijn.’ Ook diverse functies worden gemengd in het gebied. ‘Wonen is essentieel voor de functiemix en de levendigheid van het gebied. Daarom is het belangrijk om studentenwoningen op de campus te hebben. Daar zijn al concreet locaties voor bedacht. We willen graag dat aan het centrale campusplein gewoond gaat worden.’
Faciliteren van samenwerking
Van der Veer: ‘We bekijken de VU campus vanuit het perspectief van “total cost of ownership”, waaraan we in samenwerking en vanuit de inhoud waarde proberen toe te voegen. De grond is in eigendom van de VU en we doen natuurlijk ook de exploitatie van de gebouwen. We hebben ook een eigen energievoorziening, die we momenteel verduurzamen. Die is voor de hele campus, ook voor het VUmc. Ook de parkeervoorzieningen delen we al met elkaar.’ Een aanzienlijk deel van het beschikbare vloeroppervlak wordt verhuurd aan derden. ‘Op dit moment beschikt de universiteit over zo’n 350.000 -360.000 m2 vastgoed. Daarvan is ongeveer een derde in gebruik bij partijen die op de VU campus samenwerken met VU of VUmc. In ons nieuwe 0|2 gebouw, dat in het teken staat van life sciences, kunnen onderzoekers van derden of externe R&D-partijen die met onderzoekers van ons een gezamenlijk onderzoeksproject doen, een ruimte in het gebouw gebruiken voor hun onderzoek. Ruimte beschikbaar stellen is overigens geen doel op zich, het is vooral een middel om samenwerking mogelijk te maken.’
Zie verder:
- Dit artikel komt uit ons tijdschrift 'Go, gebiedsontwikkeling in beweging' #3, welke hier in zijn volledigheid te vinden is.
- Lees hier meer over management van een universiteitscampus.
Cover: ‘Campus in transitie’