Nieuws Het thema van deze dag lijkt crisis te zijn.
Veranderende opgaven en condities vragen om nieuw vakmanschap met een sleutelrol voor onderzoek, kennis en reflectie
Om te beginnen de crisis in ons eigen vak de stedenbouw en het regionaal ontwerp.
Wanneer we de staat van de stedenbouw vergelijken met die van de architectuur lijkt de conclusie snel getrokken. De meest succesvolle stedenbouwkundigen van dit moment zijn architecten of landschapsarchitecten, de Rotterdamse architectuurbiënnale is steevast eigenlijk een stedenbouwbiënnale, in het college van Rijksadviseurs zijn alle ontwerpende disciplines vertegenwoordigd behalve juist ja de stedenbouw. En zo zou ik nog wel even door kunnen gaan met voorbeelden die eigenlijk allemaal draaien om wat ik misschien maar moet duiden als het oplossen van ons mooie vak.
Tot overmaat van ramp zijn er dan nog al die andere crises: de financiële, de economische, de ecologische en niet te vergeten, zoals Sybold Noorda de voorzitter van de Nederlandse Universiteiten laatstelijk opmerkte, de kenniscrisis. Al decennia lang wordt de kennisinfrastructuur, broedplaats en motor van wat we beurtelings diensten, kennis of creatieve economie noemen, schandalig verwaarloosd.
Ik kom hierop terug. Maar eerst moet ik u bekennen dat ik een gruwelijke hekel heb aan al die crises. Allereerst omdat ze op ruwweg de ene helft van de mensen een verlammende uitwerking heeft, terwijl de andere helft juist koortsachtig begin te handelen, volslagen ad hoc, zonder stil te staan bij de dieperliggende structurele oorzaken en mechanismen. Dat brengt mij bij mijn echte bezwaar: crises zijn bovenal versnellingen in reeds langlopende en dieperliggende economische, maatschappelijke en culturele transitieprocessen. Het thema van vandaag zou dus ook niet moeten zijn hoe overwinnen wij de crises maar hoe spelen wij in op deze structuur- en systeemveranderingen: wat betekent het voor de opgaven die ons gesteld worden, voor de condities waarbinnen wij moeten werken en voor het geheel van instrumenten, strategieën en discoursen die wij hierbij inzetten. Kortom het vergt grondige bezinning op verandering en vakmanschap waarbij mijn stelling is dat hierbij een sleutelrol zou moeten zijn weggelegd voor systematisch onderzoek en reflectie, voor kennis en inzicht.
Zonder ook maar bij benadering volledig te willen zijn wil ik even stil staan bij een klein aantal van deze veranderingsprocessen en hun gevolgen voor ons vak. Ik denk dan aan de voortgaande sociaaleconomische transitie van een industriële naar een postindustriële samenleving, de hiermee samenhangende geleidelijke politiek-bestuurlijke omschakeling van de verzorgingsstaat naar een ontplooiingsstaat maar ook aan de sociaal-culturele omschakeling van massasamenleving en massaconsumptie naar een maatschappij waarin individuele zelfverwerkelijking, beleving, identiteit en authenticiteit sleutelbegrippen zijn geworden. Een samenspel van structurele veranderingsprocessen die defacto het domein van de stedenbouw en het regionaal ontwerp grondig op zijn kop hebben gezet. Ik denk dat het onze opgave ingrijpend heeft veranderd maar ook de spelers, de condities en de onderlinge rolverdeling.
Om met dit laatste te beginnen: ooit kende de stedenbouw een tamelijk eenduidige praktijk met een hoofdrol voor de overheid - opdrachtgeving, opgavendefinitie, planontwikkeling en uitvoering lagen min of meer allemaal in haar hand - nu is er met het terugtreden van de overheid een veel ambiguere situatie ontstaan. Met zegeningen: een veel rijker pallet aan partijen en perspectieven heeft directe zeggenschap in de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland gekregen, de pragmatiek en de resultaatgerichtheid van het projectmanagement heeft ons hierbij behoed voor Babylonische spraakverwarringen en stagnatie, en er is een bescheiden aanzet gegeven tot een diversificatie van stedenbouwkundige rollen en praktijken - naast de overheid ook meer private ontwerpbureaus maar ook conceptgroepen bij corporaties en ontwikkelaars. Maar ook met schaduwzijden. Bijvoorbeeld, er is geen vanzelfsprekend geheugen van de stad of van het vak meer aanwezig. Iets dat toch essentieel is om greep te hebben op de identiteit van plekken en gemeenschappen, hoe deze ontstaan zijn en zich ontwikkeld hebben, maar ook om te begrijpen welke rol wij als stedenbouwkundigen hierin gespeeld hebben en nog te spelen hebben in de nabije toekomst.
Een ander voorbeeld goed opdrachtgeverschap is problematisch geworden. Aanbestedingsprocedures zijn niet zelden chaotisch en amateuristisch, er is sprake van een voortdurende rolverwarring tussen corporaties, ontwikkelaars en overheid maar ook met belangenorganisaties en burgers - en laten we wel zijn de figuur van de ontwikkelingsplanologie verhult deze verwarring vaak alleen maar - de personele discontinuïteit bij alle partijen en de braindrain bij vooral de overheid is zorgwekkend, enz..
Een laatste voorbeeld en misschien wel het meest zorgwekkende: noch de overheid, noch de markt, noch de vakgemeenschap waagt zich in veel gevallen meer aan een systematische en echt integrale doordenking en definitie van de hedendaagse opgaven waarin veranderingen in ruimte, tijd en samenleving in samenhang benoemd zijn; noch op het niveau van het project, noch op dat van beleid, noch op dat van het disciplinaire discours.
Zie voor de volledige publicatie:
Cover: ‘Thumb_ontwerp en proces_0_1000px’