Analyse De bouwsector en gebiedsontwikkeling kunnen in de omslag naar een duurzame, circulaire economie een essentiële rol spelen, stellen hoogleraar Ellen van Bueren en onderzoeker Jolien Kramer. Ze inventariseren de hobbels en bijbehorende oplossingen. “Mogelijk kunnen we van de energietransitie leren hoe het níet moet.”
Dit artikel verscheen in onze gebiedsontwikkeling.krant, wintereditie 2021. Lees hier de andere artikelen en bekijk de hele krant!
De bouwsector is verantwoordelijk voor ongeveer 40 procent van de jaarlijkse CO2-uitstoot wereldwijd. Om hierin verandering te brengen zijn ook in het Nederlandse Klimaatakkoord afspraken gemaakt over de verduurzaming van de gebouwde omgeving, zoals via hergebruik van materialen. De echte transitie naar een circulaire economie gaat niettemin om meer dan enkel het bouwproces, maar er is nog geen sprake van een ontwikkeling in de volle breedte. Waar liggen oplossingsrichtingen?
Onvoldoende tijd
Een circulaire ontwikkeling van een gebied of gebouw vraagt veel van de samenwerkende partijen. In het traditionele bouwproces kunnen zij los van elkaar werken, terwijl binnen het circulaire proces allen een rol moeten hebben vanaf het begin van een ontwikkelcyclus. Zij moeten al in een vroeg stadium nadenken over de volgende levenscyclus van materialen die in het gebouw verwerkt worden.
Dat betekent dat er ook een transitie van ons gedrag nodig is. Want hoewel partijen op verschillende schaalniveaus en met verschillende tijdhorizons werken, dienen zij hun plannen, ontwerpen en activiteiten wel op elkaar af te stemmen. Het hergebruik van materialen, bijvoorbeeld uit gesloopte panden in het gebied, vraagt om inpassing in het ontwerp van nieuwe bouwwerken. In huidige plan- en ontwikkelprocessen is daar vaak onvoldoende tijd, kennis of aandacht voor.
Kampioen
De transitie naar circulair bouwen en ontwikkelen is dus heel ingewikkeld. De hele keten moet idealiter in één keer naar dat nieuwe samenwerkingsmodel overstappen, juist omdat alle partijen (en hun verdienmodellen) in het circulaire proces afhankelijk zijn van elkaar.
De verschillen in houding en uitvoering zijn ook een kwestie van regie en verantwoordelijkheden. Niemand zegt tegen elkaar "Het is jouw taak om dit op te pakken". Hierdoor verschijnt de vraag wie de verantwoordelijkheid neemt voor het gehele proces.
Daarnaast leggen partijen zich vooral toe op de makkelijk haalbare resultaten. In Nederland is de bouwsector al vrij goed in good housekeeping: het verminderen van het gebruik van energie en materialen, het voorkomen van afval en dit waar mogelijk hergebruiken. In 2016 was de bouwsector bijvoorbeeld kampioen in zowel afvalproductie als recycling.
Desondanks is de mate van circulariteit niet altijd even hoog. Het behoud van de waarde van materialen kan nog veel beter. De zogeheten R-ladder (om de mate van circulariteit te meten) varieert van het complexe ‘refuse’ en ‘reduce’ tot het laaghangend fruit van ‘recycle’ en ‘recover’. Momenteel wordt vooral dat laatste geplukt. En juist omdat de Nederlandse bouwsector daar goed in is, wordt stijging op die ladder uitgesteld - en daarmee de echte circulaire transitie.
Cirkelstad
Om stappen te maken voor circulariteit is het belangrijk dat publieke opdrachtgevers in projectuitvragen meer eisen stellen aan opdrachtnemers. Dat gebeurt steeds meer, maar in de praktijk blijkt dat het begrip circulariteit nog onvoldoende concreet wordt gemaakt. Gaat het om specifieke materialen of om prestatie-eisen? En hoever kunnen betrokkenen in de toekomst kijken voor de herbruikbaarheid? Dit is nog een zoektocht, niet in de laatste plaats vanwege verschillende reacties van marktpartijen. Zijn die eisen aanleiding om te innoveren, of leiden die tot het afvinken van een checklist met een zo laag mogelijke inspanning?
Het is van essentieel belang dat de partijen die wél graag willen innoveren de ruimte krijgen te laten zien wat mogelijk is. Voorbeelden bevinden zich in het project ‘samen versnellen’ van het platform Cirkelstad. Hierin leren opdrachtgevers én opdrachtnemers van bestaande circulaire projecten en gaan zij daarmee samen in de sector aan de slag. Uiteindelijk moet dit tot een convenant leiden met standaarden en praktijken voor circulariteit die verankerd kunnen worden in wet- en regelgeving.
Gekrenkt vertrouwen
Als laatste is de rol van de eindgebruiker in het circulaire domein van belang. Bij circulariteit wordt al snel in technische termen gesproken, variërend van stromenanalyses tot de R-strategieën. Maar in een duurzame gebiedsontwikkeling zijn bewoners en gebruikers geen passieve consumenten. Hun gedrag is mede van invloed op de te bereiken circulariteit. In lokaal hergebruik van materialen zijn doorgaans burgers en lokale bedrijven aan zet.
Toch liggen daar nog veel vragen open. Wat is precies de invloed van burger en eindgebruikers op de circulaire gebiedsontwikkeling? Hoe zinvol is het om deze actief in het proces te betrekken, en op welk moment?
Mogelijk kunnen we van de energietransitie leren hoe het níet moet. Daarin worden bewoners namelijk soms pas laat in het traject meegenomen, met beperkte invloed en gekrenkt vertrouwen tot gevolg. Dit kan het draagvlak voor grote transities verkleinen en de benodigde veranderingen vertragen.
Cover: ‘Illustratie Circulair Bouwen’ door Rémon Mulder (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)