Opinie In 'Zo werkt gebiedsontwikkeling, zonder voodoo', de afscheidsrede van voormalig praktijkhoogleraar gebiedsontwikkeling Friso de Zeeuw aan de TU Delft, rekent hij af met onder andere circulaire economie. 'Een dwaalweg! Er is geen schaarste aan materialen voor de bouw.' Maar dat is niet de reden om het links te laten liggen.
Deze column is het eerste deel in een serie van drie over Circulaire Economie in de gebouwde omgeving. Concrete aanleiding vormt niet alleen de afscheidsrede van Friso de Zeeuw als praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling van 15 december jl. maar ook de publicatie van de Transitieagenda Circulaire Bouweconomie op 15 januari.
De bouw is goed voor naar schatting de helft van het grondstoffengebruik in Nederland. Hoeveel en wat de bouw precies gebruikt, is niet bekend. Wat we wel weten is dat jaarlijks bijna 24 miljoen ton bouw- en sloopafval vrijkomt. Maar dat wordt vrijwel allemaal (ruim 97 procent) ‘nuttig toegepast’. Slechts 2,5 procent wordt gestort. En het aandeel wat verbrand wordt is nihil.
Hergebruik speelt geen rol
Ondanks dat we bijna al het bouw- en sloopafval ‘nuttig toepassen’, gebeurt dat vaak op een laagwaardige manier. Gebroken beton en bakstenen hergebruiken we bijvoorbeeld vooral als puingranulaat in halfverhardingen onder wegen, maar niet als grondstof voor nieuw beton en nieuwe bakstenen.
Dat komt omdat in de bouw de keuze van materialen traditioneel is gericht op kwaliteit, functionaliteit, prijs en design. Potentieel hergebruik speelt daarbij nauwelijks een rol. Verspilling wordt eenvoudigweg betaald. En er is geen prikkel om dat anders te doen.
Het zuiniger omgaan met grondstoffen door anders te denken over bouwproducten, ze anders te ontwerpen en productieprocessen anders in te richten, dat is wat wordt beoogd met een circulaire economie. Anders dan in een lineaire economie staat daarbij het hergebruik centraal, wordt de gecreëerde waarde in het product zoveel mogelijk behouden en probeert men afval en schadelijke emissies naar bodem, water en lucht tot een minimum te beperken.
Waarom niet
Reden waarom de overheid aanstuurt op circulaire economie en veel industrieën ertoe overgaan, heeft meestal te maken met drie dingen: 1. toenemende schaarste en 2. stijgende prijzen van grondstoffen, waarbij we 3. voor een aantal grondstoffen bovendien afhankelijk zijn van het buitenland (leveringszekerheid). Concreet voorbeeld hiervan zijn zeldzame aardmetalen voor de elektronica-industrie. Voor de bouw spelen deze argumenten echter niet. Tot zover heeft De Zeeuw dus gelijk.
Waarom wel
Wat voor de bouw echter wel speelt, en dat vergeet de emeritus hoogleraar, is dat de steeds grotere vraag naar grondstoffen, voor een steeds grotere milieubelasting zorgt. Dat heeft alles te maken met de bouwopgave waarvoor we staan de komende jaren. Eén miljoen woningen toevoegen aan een voorraad van 7½ miljoen stuks kan, als we dat net zo doen als altijd, immers niet zonder gevolgen blijven.
Directe schade aan landschap en natuur bijvoorbeeld treedt op bij ontgrondingen ten behoeve van zand-, grind- en kleiwinning. Of denk aan ontbossing en vermindering van de biodiversiteit als gevolg van houtkap in niet duurzaam beheerde bossen. Indirecte schade is het gevolg van energiegebruik wat nodig is om de stoffen te winnen en transporteren en om van grondstoffen bouwproducten te maken. Dat draagt bij aan de uitputting van fossiele brandstoffen en klimaatverandering door CO2-emissies.
Het zijn deze argumenten waarom circulaire economie dan ook geen religie is, maar een te bewaken randvoorwaarde waarbinnen de bouwopgave waarvoor we staan meer en meer moet worden gerealiseerd. Wanneer we niet anders omgaan met materialen in de bouw zijn de gevolgen voor het milieu aldus niet te overzien. Vraag is echter hoe je dat doet en hoe je circulaire economie voor de bouw praktisch hanteerbaar maakt?
Deze column verscheen eerder op stadszaken.nl
Cover: ‘bouwplaats circulair’