Opinie Circulaire economie is verbaal en in de literatuur doorgedrongen tot de gebiedsontwikkeling. Het behoort in beginsel tot de voor de gebiedsgerichte benadering relevante ‘stromen’. Toch zijn circulariteit of circulaire systemen – de parallelle benamingen – van een totaal andere orde dan mobiliteit, water en energie.
Het zit anders!
Kern is het terugdringen van het gebruik van primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen) en het vermijden van afval. Om dat doel te bereiken staat bovenaan de ladder: ‘reduce’, daaronder ‘re-use’ en dan ‘recycle’.
In vergelijking met de andere stromen lijkt de relevantie voor gebiedsontwikkeling minimaal. De te sluiten kringlopen zijn locatie-onafhankelijk of spelen zich op een (veel) groter schaalniveau af (stad, regio, land, mondiaal). Uitzondering vormen bepaalde bedrijventerreinen waar zich een aaneensluitende productieketen kan organiseren. Verder noemt men vaak bouwmateriaal en bouw- en sloopafval, maar dat valt eigenlijk buiten de scope van gebiedsontwikkeling.
De vraag in hoeverre ‘circulair maken’ altijd maatschappelijk nut heeft in het licht van de kosten en energie die dat met zich meebrengt, laat ik hier buiten beschouwing. Grondstof voor bakstenen is er in ieder geval te over.
Verder komen we in de literatuur enkele kleinschalige nicheprojecten tegen, bijvoorbeeld voor hergebruik van afval in de wijk. Ik signaleer daarnaast een niet nader toegelichte claim voor opslag-, sorteer- en distributieplaatsen van te hergebruiken materiaal. Ook logistieke systemen zouden aanpassing behoeven. Afgezien van energieprojecten is Buiksloterham (Amsterdam) een van de weinige praktijkvoorbeelden van enige omvang en mogelijke relevantie. De Alliantie en Waternet willen hier decentraal afvalwater scheiden en warmte uit afvalwater terugwinnen. Dat betekent dat de wc-afvoer wordt gescheiden van het douche - en huishoudelijk afvalwater. De afvalstoffen van de wc gaan naar de bioraffinaderij en uit het overige afvalwater wordt warmte teruggewonnen.
Blijkens onderzoek van het Planbureau voor de leefomgeving (PBL) zijn 35 van de 36 meeste circulaire Green Deals in feite recyclingprojecten. Waarschijnlijk nuttig, maar daarvoor was de introductie van nieuwe filosofie niet nodig. Wat opvalt: het begrip is ten prooi gevallen aan holistische prietpraat van de ergste soort. Een voorbeeld: in de boekbespreking Verspilling als bron voor stad maken staat deze zin: ‘De Circulair city making beweging wordt geagendeerd door sociaal-maatschappelijke veranderingen.’ Dan weet je genoeg.
De vergelijking dringt zich op met de voorganger van de circulaire economie: cradle to cradle (C2C). Ook een op zich zinvolle basisgedachte, maar ontaard in een ideologisch kerkgenootschap. De twee aartsvaders hebben hun idealistische beginselen omgezet naar een lucratieve certificeringsfabriek.
De conclusie luidt dat de circulaire economie op de keper beschouwd voor gebiedsontwikkeling (nog) nauwelijks relevantie heeft. Maar omdat de politiek het onderwerp innig omarmt, zal men er bij de plannen toch menigmaal een symbolisch kaarsje voor moeten branden.
Deze column verscheen eerder in ROmagazine 35, #12 . Onder deze titel 'Het zit anders!' schrijft Friso de Zeeuw dit jaar voor ROm een maandelijkse column waarin hij het vakdebat op het gebied van de fysieke leefomgeving volgt, fileert en van kanttekeningen voorziet.
Cover: ‘Buiksloterham veld’