Analyse De ruimtelijke opgaven in Nederland zijn dermate groot én ingewikkeld, dat een andere manier van sturen noodzakelijk is. Dat is de kern van de publicatie Nieuw sturingsconcept voor de inrichting van Nederland. Het eerste exemplaar van deze publicatie van de hoogleraren gebiedsontwikkeling Friso de Zeeuw en Co Verdaas wordt vandaag aangeboden aan minister Kajsa Ollongren van het ministerie van BZK. “Uiteindelijk moeten er ook knopen doorgehakt kunnen worden.” Een dubbelinterview met de auteurs.
De woningbouwopgave, de energietransitie, mobiliteit, de toekomst van het landelijk gebied, duurzame economische groei en klimaatadaptatie: dát zijn de zes grote opgaven waar Nederland voor staat. Daarover bestaat weinig discussie, iets wat ook blijkt uit de inhoudelijke totstandkoming Nationale Omgevingsvisie (NOVI).
Maar hoe die opgaven in samenhang ter hand genomen moeten worden, is een nog goeddeels onbeantwoorde vraag. Friso de Zeeuw en Co Verdaas, emeritus en huidig hoogleraar gebiedsontwikkeling bij de TU Delft, willen met hun publicatie Nieuw sturings concept voor de inrichting van Nederland. Na Wild West en sciencefiction op zoek naar de juiste film een serieuze aanzet geven voor een handelingsperspectief. Simpel gezegd: hoe kunnen die grote opgaven omgezet worden in concrete projecten?
In de ogen van De Zeeuw en Verdaas moet de rijksoverheid de inhoudelijke hoofdlijnen uitzetten en moeten plannen en investeringen in regionale samenwerkingsverbanden geconcretiseerd worden. En komen de partijen er niet uit, dan hakt het Rijk in het uiterste geval de knoop door.
Waarom is een andere manier van sturen op
ruimtelijke opgaven nodig?
De
Zeeuw: “Daar zijn twee belangrijke redenen voor. Ten eerste is de
decentralisatie van het ruimtelijke beleid sinds 2003 zwaar verankerd in het
ruimtelijke domein. Dat is niet per se slecht, maar nu dienen zich die zes
grote opgaven aan die op lokaal of regionaal niveau niet goed op te lossen
zijn. Deze onderwerpen vragen om een visie op nationaal niveau: de NOVI die nu
in de maak is. Dat moet wel samen met de andere overheden gebeuren, maar zonder
inzet, kaders én middelen vanuit het Rijk gaat het niet lukken. Ten tweede groeit
de verkokering als een bijna onuitroeibaar probleem. Financieringsstromen lopen
langs elkaar heen en opgaven worden niet met elkaar in verbinding gebracht. Het
wemelt van de vrijblijvende praatclubs. Dat leidt tot inefficiëntie, tot onnodige
conflicten en tot minder ruimtelijke kwaliteit.”
Wat was de aanleiding om met een nieuw
sturingsmodel te komen?
Verdaas:
“We hebben onszelf deze opdracht gegeven, samen met SKG-directeur Tom Daamen,
met de bedoeling om de NOVI handen en voeten te geven. Hoe willen we het nu
organiseren zodat we de uitgangspunten in de NOVI, die toch meer op ontwerp gericht
is, ook echt kunnen laten landen? Dat past ook goed bij de Stichting Kennis
Gebiedsontwikkeling: hoe ga je samenwerken en waar leidt dat dan toe? Hoe gaat
dat leiden tot investeringen van publieke en private partijen? Om antwoord te
geven op die vragen, hebben we zowel de Nederlandse bestuurspraktijk voor
nationale plannen als internationale sturingsmodellen geëvalueerd.”
Als het om samenwerken gaat, is de regio daar
de beste schaal voor?
Verdaas:
“Wij denken inderdaad dat de regio, grofweg het daily urban system van mensen en bedrijven, het schaalniveau is waarop
veel opgaven met partijen en in samenhang opgepakt kunnen worden. Daar stellen
gemeenten, provincies en andere private en maatschappelijke partijen die zich
financieel willen verplichten om daadwerkelijk te investeren, een Regionale
Investeringsagenda samen. Ik voeg daar aan toe dat wij de democratische
besluitvorming, in gemeenteraden en Provinciale Staten, volledig respecteren.
Dat levert soms afwijkende, onverwachte besluiten op en dat hoort er bij. Maar
er zijn ook opgaven die de regio overstijgen. En als partijen er regionaal niet
goed uitkomen, dan moet iemand ook kunnen zeggen dat er nu wel iets moet
gebeuren.”
Het Rijk moet die rol pakken?
De
Zeeuw: “Ja. De ruggengraat van het duurzaam energienetwerk kun je niet regionaal
organiseren. Dat geldt ook voor de aanwijzing van grote bouwlocaties of een
nieuwe indeling van het landelijk gebied. Bovendien kunnen impasses of
onoverbrugbare meningsverschillen ontstaan tussen de partijen in de regio. Als
het Rijk uiteindelijk de knoop door kan hakken, en als de dreiging daarvan in
ieder geval de druk op de ketel houdt van de gemeenten, provincie en
investeerders, dan kunnen we ook echt invulling geven aan die grote opgaven.
Overigens betekent dit wat ons betreft niet dat het Rijk te pas en te onpas
ingrijpt. Zie het als een uiterste middel. Omgekeerd verwachten wij van
partijen dat zij elkaar of de minister onverbloemd aanspreken als niet wordt
geleverd. ”
Is het Rijk na die jarenlange decentralisatie
wel in staat om die rol te pakken?
De
Zeeuw: “Dat is zeker een kwetsbaar punt. Daarom stellen wij voor dat er in een
volgend kabinet een minister komt met coördinerende bevoegdheden die de grote
zes opgaven in samenhang aan kan pakken. Dat betekent ook dat meer kennis bij
het Rijk nodig is. Dit geldt bijvoorbeeld voor de expertise voor de ruimtelijke
economie. Als het om de inzet van ruimtelijke instrumenten gaat die nodig zijn
om de door ons beoogde rol van het Rijk in te vullen: daar is veel meer
mogelijk dan men denkt. Dat instrumentarium is er goeddeels al, ook als de
Omgevingswet in werking treedt. We lichten dat toe in ons boek.”
En financieel?
Verdaas:
“De politieke realiteit is zoals die is, die kunnen we niet zomaar veranderen.
Dat betekent dat ieder nieuw bestuur op welk schaalniveau dan ook, zijn eigen
accenten zal willen leggen. Maar we hebben gedacht: hoe kunnen we dan toch die
samenhang in opgaven realiseren? Al het geld in één pot stoppen om zo te ‘ontschotten’
is geen realistische optie en gaat nooit werken. Het lijkt ons daarom veel
beter om een beloning op samenhang te organiseren. Kort gezegd komt het hier op
neer: organiseer een gebiedsfonds waar iedere betrokken overheidssector tien
procent van het budget in stort. Als aangetoond wordt dat opgaven verbonden
worden, dan kan er in een concreet project meer aanspraak gemaakt worden op de
middelen uit het fonds.”
Speelt de markt ook een rol?
De Zeeuw: “Wij vinden het
nodig dat bij die Regionale Investeringsagenda’s ook grote investerende
partijen worden betrokken, evenals instanties als NS en Staatsbosbeheer. Om
twee redenen: zij weten voor langere tijd waar zij aan toe zijn, hetgeen hun
investeringsbereidheid vergroot, én zij committeren zich aan de grote samenhangende
opgaven in een regio. Op die manier kunnen de stakeholders in een gebied
gericht met elkaar aan de slag. Krachtenbundeling, dat is de truc.”
Cover: uit publicatie 'Nieuw sturingsconcept voor de inrichting van Nederland. Na Wild West en sciencefiction op zoek naar de juiste film'
De publicatie Nieuw sturingsconcept voor de inrichting van Nederland. Na Wild West en sciencefiction op zoek naar de juiste film van de hoogleraren gebiedsontwikkeling Friso de Zeeuw en Co Verdaas is een uitgave van de Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling en gratis beschikbaar op gebiedsontwikkeling.nu.
Cover: ‘stad land overgang co en friso publicatie’