Verslag ‘Een gebiedsontwikkeling kan niet ingewikkeld genoeg zijn. Je moet er elke maatschappelijke opgave in proberen mee te nemen, anders betaal je een prijs. Maar durf ook knopen door te hakken. Blijf niet eindeloos in discussie. Soms moet je bepaalde ambities laten varen om tempo te maken.’ Zo motiveerde Co Verdaas, hoogleraar gebiedsontwikkeling aan de TU Delft, zijn ‘pleidooi voor schizofrenie’ tijdens het tweede jaarcongres van het programma Stedelijke Transformatie op 14 februari in Eindhoven.
‘Het planologisch paradijs vraagt om onderhoud’, begon Verdaas zijn betoog. Het ‘kneden en ordenen’ zit in onze volksaard. Hij bracht de verstedelijking in beeld door landkaarten van 1950, 1980 en 2010 naast elkaar te projecteren. Daaraan is duidelijk te zien dat het bijvoorbeeld niet is gelukt het Groene Hart groen te houden, zoals de doctrine van de beleidsmakers ooit voorschreef. ‘Relativeer wat je met beleid en concepten kunt doen’, stelt de hoogleraar. Hij is fan van socioloog Anthony Giddens, die het eigen handelen van mensen net zo belangrijk vindt als dat van instituties en beleidskaders. Je kunt je afvragen waarmee ruimtelijke ordening begint: met beleid of menselijk handelen, een kwestie van kip of ei.
‘Nederland 1950’
‘Nederland 1980’
‘Nederland 2010’
Aangeharkt landje
Planoloog
Verdaas noemt Nederland niettemin ‘een mooi aangeharkt landje’.
Dat geldt ook voor de steden. Hij laat foto’s zien van verloederde
stadswijken in Londen en Parijs, die soms uitgroeien tot ‘no go
areas’. ‘Zo doen wij dat niet’, zegt Verdaas. ‘Wanneer zijn
er in Nederland voor het laatst stedelijke rellen geweest?’ Het
publiek heeft zo gauw geen antwoord.
De steden staan hoog op de beleidsagenda. Dat komt vooral door de grote woningbouwopgave, die primair binnenstedelijk gerealiseerd moet worden. Toch is stedelijke transformatie niets nieuws, zegt Verdaas. Van 1999 tot 2004 voerden de toenmalige kabinetten een grotestedenbeleid, waarvoor aanzienlijk meer geld beschikbaar was dan op dit moment voor de steden wordt uitgetrokken. ‘De politici hebben er steeds minder voor over. We hebben een goed verhaal nodig, dan volgt het geld meestal ook wel.’ Van het Rijk verwacht hij dat het een richting aangeeft, maar de opgaven moeten op regionaal niveau gestalte krijgen. Gemeenten en provincies zullen op die schaal moeten samenwerken. ‘Er zijn geen geïsoleerde lokale opgaven.’
Een goed verhaal begint met een visie. ‘Voor wie moeten we bouwen? Ouderen blijven langer thuis wonen. Daar hebben we onvoldoende zicht op. Ik mis een empirische basis onder plannen voor gebiedsontwikkeling. Op basis van wat je weet kun je bepalen waar je naartoe wilt. Nu zie ik vaak dat betrokkenen bij elkaar gaan zitten in een hok om een visie te formuleren. Daarbij benutten ze te weinig de kennis die er is.’
Toekomstbeelden
Verdaas
schetst enkele toekomstbeelden. Over vijf jaar laten we onze auto’s
op afstand via een app zelf rijden en parkeren. Wat betekent dit voor
de parkeernormen bij woningbouw? Wat doen we met het vooruitzicht van
hetere zomers en een stijgende zeespiegel? Verder wijst hij op de
ruimtelijke consequenties van de energietransitie.
Verdaas: ‘Maak van transformatie een waarde-gedreven debat met aandacht voor veiligheid, gezondheid, biodiversiteit, inclusiviteit, duurzaamheid en klimaatadaptatie. Laten we voor de lange termijn nieuwe coalities creëren met bijvoorbeeld zorgverzekeraars, innovatieve agrariërs, energiebedrijven en corporaties. Daarbij moet ieder het belang van de ander begrijpen. Het gaat om vakmanschap en vertrouwen. Het succes hangt vaak af van de relaties tussen mensen.’
Laaghangend fruit
In de
paneldiscussie die volgde, stelde Marja Appelman, directeur
Woningbouw bij het ministerie van BZK, dat het niet makkelijk zal
worden om de doelstelling van één miljoen woningen tot 2030 te
halen. ‘Het wordt steeds complexer, want het laaghangend fruit
hebben we al geplukt met de 74.000 woningen die we afgelopen jaar
hebben gebouwd.’
Desirée Uitzetter, directeur gebiedsontwikkeling van BPD en voorzitter van de NEPROM, pleit daarom voor ‘doorpakken en uitvoeren’ als er eenmaal een plan ligt: ‘We kunnen niet eindeloos allerlei duurzaamheidsambities heroverwegen en nieuwe opgaven toevoegen, want dan lopen projecten nog meer vertraging op. We kunnen al vaak niet op tijd leveren, bijvoorbeeld omdat we moeten wachten op een aansluiting door een nutsbedrijf.’
Appelman vindt het belangrijk dat overheden eensgezind naar buiten treden en noemt Sloterdijk-centrum in Amsterdam als voorbeeld waar dit met succes gebeurt bij de transformatie van kantoren naar onder andere 7500 woningen. Daarbij is de samenwerking met Rijkswaterstaat bijzonder. Dat vormt de rijksweg N200 om tot een stedelijke weg, die ruimte biedt voor groen, fietsers en oversteekplaatsen.
Kompas
Paul de Beer,
wethouder in Breda, roemt de samenwerking met provincie en waterschap
bij de gebiedsontwikkeling rond het HSL-station. Een ondergrondse
parkeergarage maakt plaats voor een stromend riviertje dat ooit is
gedempt, belangrijk voor de waterberging en klimaatbestendigheid.
Ontwikkelaars en omwonenden voeren een ‘gezonde dialoog’ om de
puzzel op te lossen. De Beer: ‘De crux is om ons niet vast te
leggen op plotniveau, zodat je ook andere opgaven in het plan kunt
opnemen. Een stedelijke visie moet geen heilige graal worden. Ik
spreek liever van een kompas, dat alleen de richting aangeeft.’
Cover: Zairon
Cover: ‘Evoluon’