Analyse In het proces dat moet leiden tot de Nota Ruimte zijn provincies en Rijk bezig om ruimtelijke afwegingen te maken. In de reflectie op de provinciale voorstellen, benadrukt het College van Rijksadviseurs het langetermijnperspectief. Op een aantal ruimtelijke thema’s is volgens hen ‘een radicale koerswijziging’ nodig.
Alle Nederlandse provincies hebben eind vorig jaar hun ruimtelijke voorstellen ingediend bij het Rijk. Dat huiswerk was nodig om nationale opgaven en doelen op het gebied van wonen, natuur, landbouw, energie, water et cetera ruimtelijk te vertalen, te combineren en in te passen. In samenspraak met het Rijk moeten de voorstellen leiden tot samenhangende ruimtelijke keuzes per provincie en als input dienen voor de Nota Ruimte. Daarbij moet ook duidelijk worden wat regionaal moet worden opgepakt en wat op rijksniveau moet worden geregeld.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) uitte onlangs stevige kritiek op de voortgang van het proces dat moet leiden tot die samenhangende ruimtelijke keuzes – en de bijbehorende financiële middelen. Verschillende beleidsafspraken lopen door elkaar heen, wat leidt tot bestuurlijke verwarring. Het gevolg is dat provincies en Rijk elkaar met vragen bestoken, met een gebrek aan daadkracht als resultante.
Zeven aandachtspunten
Het ministerie van BZK vroeg ook het College van Rijksadviseurs (CRa) om te reflecteren op de ruimtelijke voorstellen van de provincies. In deze reflectie komt het College met “een selectie van bevindingen en inzichten die relevant zijn voor het Rijk in het kader van de uitwerking van het Voorontwerp Nota Ruimte.” Het gaat om zeven aandachtspunten die gericht zijn op de langere termijn. Nieuw is die insteek niet; het CRa wijst al geruime tijd op de noodzaak van systeemveranderingen waarin het Rijk het voortouw zou moeten nemen.
“De opgaven voor de lange termijn raken alle facetten van ons land. Het nadenken over de toekomst gaat niet alleen over de moeilijke opgaven die op ons afkomen. Het gaat ook over het nadenken over in welk land we als samenleving willen leven. Over schone lucht, robuuste natuur en rechtvaardige woonomgevingen. Over hoe we de industrie en landbouw kunnen verduurzamen zodat volgende generaties ook vooruit kunnen.”
Om Nederland klaar te stomen voor de toekomst bespreekt het CRa zeven thema’s “die stuk voor stuk vragen om een radicale koerswijziging, waarin de rijksoverheid andere overheden en maatschappelijke partners dient te ondersteunen”:
1 Waterveiligheid, een scala aan opgaven
De zeespiegel stijgt en de rivieren krijgen neerslagpieken te verwerken. Het CRa vindt dat provincies zelf moeten anticiperen op een grilliger klimaat en zeespiegelstijging. Het Rijk zou volgens het CRA ‘keuzemomenten voor de lange termijn op het gebied van waterveiligheid op nationaal niveau’ moeten uitwerken. Daarbij kan het werken met adaptatiepaden behulpzaam zijn; afhankelijk van het klimaatscenario kan worden gekozen voor beschermen of meebewegen. Daarnaast bestaan bij meerdere provincies ‘heldere, kaderstellende en structurerende keuzes’ wat betreft ‘water en bodem sturend’.
2 Beschikbaarheid zoet water
Dit wordt in Nederland-waterland op steeds meer plekken een probleem door de droogte. Er dreigt een urgent verdelingsvraagstuk tussen provincies te ontstaan wanneer de zoetwaterbeschikbaarheid niet structureel wordt vergroot. Dit vraagt volgens het CRa om structurerende keuzes van het Rijk. Keuzes die overigens binnen het programma Klimaatbestendige Zoetwatervoorvoorziening Hoofdsysteem al worden uitgewerkt. Daarnaast beveelt het CRa provincies aan te onderzoeken hoe zij maximaal zelfvoorzienend kunnen zijn en duidelijk te krijgen wat dat ruimtelijk betekent. Ook vraagt het CRa zich af: “Willen (of kunnen) we elke zoetwatervraag faciliteren? Moeten we strenger sturen op nieuwe ontwikkelingen met een grote zoetwatervraag? Het is nodig om gezamenlijk afwegingskaders te ontwikkelen.”
3 Herstel natuurlijke systemen
Ook voor dit punt is een fundamenteel andere benadering nodig, zeggen de rijksadviseurs: een combinatie van basiskwaliteit natuur in stad en land, natuurinclusief werken in alle domeinen en (mede daarmee) versterking van natuurkerngebieden. Daarbij is afstemming tussen provincies die elkaars buren zijn zeer gewenst. Bovendien is ondersteuning van het Rijk gevraagd om de beweging naar biodiversiteitsherstel en een natuurinclusieve samenleving te maken. “Bijvoorbeeld door de generieke regels voor (de omgang met) bodem, water, lucht en natuurinclusief ondernemen en wonen aan te scherpen.”
‘Mest verspreiden over het land’ door RPW de Jong (bron: Shutterstock)
De verduurzaming van de landbouw is volgens het CRa een belangrijke kwestie maar er is meer nodig. Zo helpt een nationale visie voor het landelijk gebied om de urgentie van dit thema te adresseren: van de concrete uitwerking van ‘water en bodem sturend’ tot het creëren van een natuurnetwerk van de toekomst. Maar denk ook aan het aanleggen van overgangszones rond natuurgebieden in het landelijk gebied, een visie op ‘grote landschappelijke gehelen’ zoals het Groene Hart en de inbedding van Nationale Parken in het ruimtelijk perspectief.
4 Circulaire en klimaatneutrale economie
Het huidige economische systeem heeft een negatieve impact op het klimaat, de leefomgevingskwaliteit, biodiversiteit en arbeidsomstandigheden. Volgens het CRa ontbreekt het nu nog aan ‘een visie op de beweging van de huidige lineaire economie naar een circulaire economie’. De Rijksadviseurs stellen daarom voor een afwegingskader op te stellen waarbij voorrang wordt gegeven aan de circulaire economie om zo de transitie te versnellen. Dat is niet alleen een ruimtevraag, het gaat ook om belemmerende wetgeving die het vervoer en hergebruik van afvalstromen dwarsboomt. Een aanvullende vraag is hoe het energienetwerk van de toekomst aansluit bij die nieuwe economie.
5 Leefbaarheid en gezondheid
Om de bestaande leefomgevingen structureel te verbeteren (zoals verduurzaming van het vastgoed, klimaatadaptatie, energietransitie), adviseert het CRa het Rijk om gemeenten op basis van uitvoeringsafspraken ‘langdurig te ondersteunen’, iets wat nu vaak te ad hoc gebeurt. Daarnaast kan een “investering in nieuwbouw in bestaande buurten en dorpen een belangrijke hefboom vormen voor een breed scala aan lokale maatschappelijke investeringen”. Bovendien is het volgens de Rijksadviseurs nodig dat er meer inzicht komt in de woningbehoefte op langere termijn, in het licht van vergrijzing en arbeidsmigratie. Om zo voorbereid te zijn op de (kwalitatieve) woningvraag.
Met het oog op verdere verstedelijking wijzen de adviseurs op het belang om mobiliteit daarmee zorgvuldig af te stemmen. Verdere verstedelijking vraagt ook om meer samenhang met groen, met name in kwalitatieve zin (de relatie met biodiversiteit).
6 en 7 (buiten) de nationale kaart
Tenslotte wijzen de adviseurs er nog op om de ontwikkeling van ruimtelijke structuren in de grensstreken met de buurlanden niet te vergeten. En onderstrepen zij het structurerende belang van het werken met en aan nationale kaarten, omdat daarmee ruimtelijke afwegingen inzichtelijk gemaakt kunnen worden.
Doorlopend leerproces
In hun slotbeschouwing geven de drie Rijksadviseurs Jannemarie de Jonge, Wouter Veldhuis en Francesco Veenstra aan dat het traject dat moet leiden tot de eerste nationale ruimtelijke visie in twintig jaar tijd wat hen betreft een ‘doorlopend leerproces’ zal zijn. Daarbij wijzen zij naast de noodzaak om nationale programma’s te structureren, ook op de taak om voor voldoende ‘Tussenruimte’ te zorgen: “Als plek voor meningsvorming en inzichtvorming waar Rijk en regio hun gezamenlijke denkkracht inzetten.”
Lees hier de gehele ‘Reflectie op provinciale voorstellen NOVEX’.
Cover: ‘Brug over Amsterdams Rijn Kanaal’ door MyStockVideo (bron: Shutterstock)