Persoonlijk De enorme bouwopgave dwingt gemeenten tot het maken van lastige keuzes: ga je binnen of buiten de stad bouwen? Ofwel: ga je de hoogte of het groen in? En wat betekent dit voor de leefbaarheid? Tijdens de Dag van de Stad werd hierover heftig gedebatteerd onder leiding van Roderik van Grieken van het Nederlands Debat Instituut. Daan Zandbelt mocht als Rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving het debat inleiden en daarnaast een college geven over de Metro Mix.
Vanuit zijn woonplaats Rotterdam kwam Daan Zandbelt op de racefiets naar de Dag van de Stad in het World Forum in Den Haag. “Voor mij is fietsen vooral een vorm van ontspanning”, zegt de Rijksadviseur. “Daarnaast is het een mooie manier om stad en landschap te doorkruisen en op een hele andere manier te zien. Ik heb met mijzelf afgesproken om in vier jaar 10.000 kilometer te fietsen. Daar trek ik een keer in de week een halve dag voor uit. Op de fiets maak ik een mooie doorsnede van Nederland. Zo meet ik permanent de temperatuur in ons land. Dat kan ik weer goed gebruiken in mijn werk.”
Duurzame mobiliteit is een van de vraagstukken waarover Zandbelt zich als Rijksadviseur buigt. “We moeten een miljoen woningen bouwen, onze landbouw verduurzamen, ‘Parijs halen’ en ons aanpassen aan klimaatverandering. Het zijn spannende opgaven, waar niet iedereen enthousiast over is. Als College van Rijksadviseurs zien we die opgaven echter als de motor om samen Nederland een leuker en fijner land te maken. We willen ze daarom combineren met kleinere dagelijkse problemen en hopen dat mensen hieraan samenwerken om voor zichzelf uiteindelijk iets fijns te bereiken. Een voorbeeld is dichter bij je werk wonen, zodat je op de fiets naar je werk kunt. Zo combineer je gezond bewegen met je werk in plaats van in de file te staan.”
Een afwisselende plint als kwaliteit
Op de Dag van de Stad is Zandbelt betrokken bij het Open College ‘Metro Mix – Hoe gemengde (hoog)stedelijke milieus met meerwaarde voor Nederland te ontwikkelen’. “De vraag hoe we wonen en werken kunnen mengen staat daarin centraal. Bepaalde vormen van wonen, werken, winkels, kantoren en onderwijs kun je goed mengen in de wijken. Dat levert een levendig gebeuren op én bespaart ruimte en mobiliteit. We zijn het alleen nog niet gewend. Ook onze wetten en regels zijn nog zo georganiseerd. In de Metro Mix willen we niet alles op elkaar stapelen in één gebouw, maar verschillende gebouwen naast elkaar zetten. Die worden verbonden door de straat, maar hebben wel een sterk afwisselende plint of begane grond. Zo heb je bijvoorbeeld een koffiehuis naast een kinderopvang en winkels. Dat levert een prettige stad op.”
Volgens Zandbelt is het bovendien belangrijk een mix van mixen te maken. “Het kan niet overal gezellig zijn. Want niet elk gebied kan hetzelfde eruitzien. We moeten de gebieden niet inrichten op basis van functie, maar op basis van kwaliteit. We hebben daarvoor een raamwerkplan bedacht met drie zones: reuring, rust en ruis. Overal wordt gewoond en gewerkt, maar de eerste zone kent vooral levendigheid, de tweede meer ruimte voor groen en water en de derde meer lawaai en rommel. Daar kun je bijvoorbeeld wonen als je een muziekstudio of bedrijf aan huis wilt. Of als je het niet erg vindt om naast een bakker te wonen. Deze drie stadssferen kunnen bij elkaar passen in hetzelfde stadsdeel.”
Compact bouwen binnen en buiten de stad
Bij het Lagerhuisdebat leidt Zandbelt twee stellingen in – lokale woonwensen moeten nooit het leidend criterium zijn bij het bepalen waar gebouwd wordt én het is altijd schadelijk wanneer woningbouw andere stedelijke functies verdrijft. Hij schetst daarvoor een geschiedenis van de nieuwe woningbouw in Nederland. Zo vertelt hij over het Congrès Internationaux d’Architecture Moderne (CIAM). “Die beweging pleitte in 1933 voor licht, lucht en ruimte in de woonomgeving en het scheiden van functies. Uiteindelijk is dat het rolmodel geworden voor de Nederlandse ruimtelijke ordening en onze lange traditie van functiescheiding.”
De bouwopgave wijkt volgens Zandbelt sterk af van wat de traditie voorschrijft. “We moeten nu niet voor gezinnen bouwen, maar voor één- en tweepersoonshuishoudens. Onze ideeën over wonen zelf zijn daarnaast veranderd. We werken vaak thuis, verhuren weleens een deel en vinden het leuk als er werkgelegenheid in de buurt is. Wonen kan compacter; je kunt nu op 50m2 met dezelfde kwaliteit wonen als op 70m2. Je hoeft geen skispullen meer op zolder te bewaren of een boekenkast te hebben. En je kunt met woningbouw gedrag verder veranderen. Als je bijvoorbeeld de stedelijkheid verhoogt, verandert daar het mobiliteitsgedrag en gaan mensen eerder wandelend of fietsend naar werk.” De deeleconomie, technologische ontwikkelingen en veranderend gedrag brengen dan ook nieuw perspectief volgens Zandbelt voor de woningbouwopgave. “Deze ontwikkelingen zorgen dat je niet per se de hoogte in hoeft. Je kunt juist heel compact bouwen, binnen én buiten de stad. In het groen én met behoud van leefkwaliteit.”
Cover: Photo by Ibrahim Rifath on Unsplash
Dit artikel verscheen eerder op platform31.nl
Cover: ‘Photo by Ibrahim Rifath on Unsplash -> levendige plint & straat’ door Rifath @photoripey (bron: Unsplash) onder CC0 1.0, uitsnede van origineel