Persoonlijk De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) stelt dat samenwerking de sleutel tot succes vormt voor de regio Schiphol-Amsterdam. De verantwoordelijkheid voor bovenregionale belangen moet in de regio zelf worden neergelegd, aldus professor Hooimeijer, voorzitter van de commissie die het rapport ‘Sturen op samenhang’ opstelde.
Interview met Pieter Hooimeijer, hoogleraar geografie en demografie Universiteit Utrecht en lid Raad voor de leefomgeving en infrastructuur
Wat was de aanleiding voor dit advies?
‘Het advies komt voort uit een vraag van de staatssecretaris van IenM, die het traject SMASH in gang heeft gezet, oftewel de Structuurvisie Metropoolregio Amsterdam Schiphol Haarlemmermeer. Die moet het kader gaan vormen waarbinnen het Rijk besluiten neemt over botsende ruimteclaims tussen toenemende verstedelijking en de ontwikkeling van de luchthaven. De vraag aan ons was hoe kunnen nationale belangen gewaarborgd worden, en wat is de verantwoordelijkheid daarbij van verschillende partijen, zoals het Rijk, de regio en de luchthaven? Aansluitende vraag was hoe de governance in de regio robuuster kan worden gemaakt.’
En uw conclusie is dat het Rijk zich maar beter kan terugtrekken?
‘Wij hebben gekeken of er wel zoiets als een rijksbelang bestaat en of dat automatisch boven andere belangen zou moeten gaan. De conclusie is dat rijksbelangen goed kunnen samenvallen met regionale belangen. En zelfs als je zoiets als een nationaal belang zou kunnen omschrijven, dan is nog niet gezegd dat het Rijk ook automatisch de uitvoering ter hand moet nemen. In ons advies is cruciaal dat nationale belangen goed behartigd kunnen worden door regionale partijen.’
Wat is dan nog de rol van het Rijk in uw visie?
‘We stellen wel dat het Rijk als doel moet hebben een aantal belangen te waarborgen, als onderdeel van de Rijksstructuurvisie. We hebben een aantal strategische doelen geformuleerd, waaronder het versterken van de connectiviteit van Schiphol. Bovendien moet de agglomeratiekracht van de regio worden versterkt worden middel van stedelijke verdichting en het verbeteren van de bereikbaarheid. Ook moet de kenniseconomie verder worden geïnternationaliseerd, waarbij een goede leefomgevingskwaliteit cruciaal is voor het vestigingsklimaat. Ten slotte moet er evenwicht komen op de regionale arbeids- en woonmarkt. Deze doelen zou het Rijk moeten formuleren, maar de kern van ons advies is dat ze de invulling van deze doelen vervolgens aan partijen overlaat. Dus wel zeggen wat er moet gebeuren, maar niet hoe.’
En de sleutel voor het bereiken van die doelen ligt in het samenwerken van regionale partijen.
‘Wij stellen dat je tot betere oplossingen kunt komen door het overleg in de regio te organiseren en daarvoor spelregels neer te leggen. Partijen kunnen dan zelf met oplossingen komen door belangen uit te ruilen. Schiphol en de regio moeten zelf aan de slag, bijvoorbeeld door het instellen van een Omgevingstafel, de opvolger van de Alderstafel. Het Rijk blijft daarbij op afstand. Zij geeft alleen de lijnen van het speelveld aan, ze stelt de doelen en de randvoorwaarden. Maar gaat daarbinnen niet scheidsrechtertje spelen.’
Noemt u eens een voorbeeld van hoe zo’n uitruilproces eruit zou kunnen zien?
‘Als Schiphol haar connectiviteit wil vergroten, wat neerkomt op een vergroting van het aantal vliegbewegingen, zou Amsterdam daar mee kunnen instemmen onder bepaalde voorwaarden. Bijvoorbeeld doordat vluchten naar Lelystad worden verplaatst, of door technologische oplossingen voor geluidshinder of een andere benutting van banen. Daar zou dan tegenover kunnen staan dat meer er woningbouw mogelijk is op bepaalde plekken.’
U veroordeelt de partijen tot elkaar?
‘Zo zou je het kunnen zeggen, ja. Op deze manier creëer je een robuuste governance, waarbij de hoofdlijnen vastliggen maar waar binnen flexibiliteit is georganiseerd. Zo wordt gebiedsgericht maatwerk mogelijk. Partijen hebben ook gedeelde belangen, en kunnen samenwerken aan oplossingen zoals een betere afstemming van het OV. Het verminderen van de filedruk kan als gezamenlijk regionaal belang worden gedefinieerd. Via het MIRT kan het Rijk meefinancieren. Partijen kunnen beter iets gezamenlijk uitbouwen dan dat iedereen afzonderlijk in de automatische reflex schiet van aankloppen bij het Rijk.’
Hoe is het advies ontvangen? En is de regio ook klaar voor deze nieuwe manier van werken?
‘We hebben nog geen negatieve reacties gehad. Veel partijen zijn het advies nog aan het bestuderen. De regio is zeker klaar voor deze werkwijze. Binnen de Metropoolregio Amsterdam (MRA) wordt ook al zo gewerkt, bijvoorbeeld met het Plabeka. Daarbinnen zijn regionale afspraken gemaakt over sloop, transformatie en nieuwbouw van kantoren. Men ziet dat er iets moet gebeuren. Elkaar wegconcurreren leidt alleen maar tot een enorme leegstand.’
En Schiphol?
‘Ik denk dat ook daar bereidheid heerst om mee te werken. Ze zaten aanvankelijk wel met gefronste wenkbrauwen: nóg meer overleggen! Maar ook voor Schiphol valt veel winst te behalen als ze in overleg tot een bevredigende combinatie van belangen met andere partijen kan komen.’
Bent u optimistisch over de slaagkans? Is de complexiteit niet gewoon te groot?
‘Ik ben zeker optimistisch. Complexiteit biedt namelijk juist voordelen. Door met een bredere blik te kijken, andere velden te betrekken, kom je tot nieuwe oplossingen. Speel dus in op complexiteit, daarmee kom je los van nauwe grenzen. De toekomst zal gaan over tijdelijke coalities om problemen op te lossen. Niet over nieuwe formele bestuurslagen. Gremia die niet meer functioneren sterven bovendien vanzelf af.’
De hamvraag is dan of ook bij het Rijk de geesten rijp zijn om te kunnen loslaten?
‘Uiteindelijk wel, denk ik. Zonder meewerking van lokale partijen komt er tenslotte weinig van de grond. Dit is de ultieme oefening voor het Rijk om te leren loslaten, zelfs op die terreinen waar het Rijk wel degelijk een rol voor zichzelf ziet. Regionale partijen zullen hier zeker hun voordeel in zien en meedoen. Die zullen niet graag de boot willen missen.’
Zie ook:
Cover: ‘2013.11.14_Hooijmeijer’