Casus Gentrificatie treedt ook bij onze zuiderburen op. Universitair docent Bart Popken dook twee maanden onder in de praktijk in Gent. Hier kreeg een fabrieksterrein een nieuwe culturele bestemming, om vervolgens alsnog te bezwijken onder het woningbouwbeleid van de stad. De commerciële graffiti-placemaking die daaraan was gekoppeld, verdreef de kunstenaars van het eerste uur.
In het hart van het havengebied van Gent lag het Inter-Beton fabrieksterrein, een locatie die het doelwit is geworden van stedelijke vernieuwing. Terwijl de stad moeite had met het afronden van haar herontwikkelingsplannen, bleef de fabriek en de omgeving grotendeels verlaten en ongebruikt. In een tijdsbestek van tien jaar hebben kunstenaars de locatie zichzelf toegeëigend en er een betekenisvolle plek van gemaakt voor de stad. Er ontstond een smeltkroes van creativiteit, waar lokale kunstenaars samenkwamen om zichzelf te uiten door middel van graffiti en andere speelse artistieke activiteiten. De fabriek veranderde in een ’Betonnen Speeltuin’ die diende als platform voor kunstenaars om hun vaardigheden te verfijnen en in contact te komen met gelijkgestemden. Echter, met de komst van het neoliberale idee van de creatieve stad, worden er steeds meer pogingen gedaan om cultuur en creativiteit te gebruiken voor niet-culturele doeleinden, die meestal economisch van aard zijn.
Verstikkend stadsmodel
Placemaking-initiatieven gebruiken creativiteit als een middel om ongeoorloofde activiteiten tegen te gaan en de gentrificatie van een gebied te bevorderen. In Gent leidde dit ertoe dat de Betonnen Speeltuin uiteindelijk werd gesloopt om plaats te maken voor een luxe woonwijk: Nieuwe Dokken. Wat zich ontwikkelde tot een gemeenschappelijke ruimte voor kunstenaars, bezweek uiteindelijk onder de effectieve integratie van straatkunst, sociale media en commerciële stadsvernieuwing. Het lot van de Betonnen Speeltuin dient als een herinnering aan de vergankelijke aard van niet-gereguleerde creatieve ruimtes ten tijde van een verstikkend neoliberaal stadsmodel.
Placemaking is steeds meer terug te vinden in het stedenbouw- en gebiedsontwikkelingsjargon en wordt veelvuldig genoemd in wetenschappelijke werken over stadsgeografie. Veel instanties, waaronder gemeentelijke overheden, non-profitorganisaties en wijkcommissies, integreren placemaking in hun stad om openbare ruimtes nieuw leven in te blazen. Goede voorbeelden van placemaking-interventies zijn pop-up evenementen, het afsluiten van hoofdstraten voor auto’s om speelgelegenheden te creëren, culturele festivals, straatevenementen, tijdelijke kunstinstallaties en nog veel meer. Deze interventie-drang komt voort uit de veronderstelling dat de openbare ruimte doorlopend placemaking nodig heeft en dat de betekenis ervan meer omvat dan alleen de gebouwde omgeving. Deze inspanningen nodigen mensen uit om op speelse manieren te handelen en samen te komen om de alledaagse routines van het stedelijk leven te doorbreken.
Eigen behoeften
Aan de ene kant moedigen placemaking-inspanningen mensen aan om eigenaarschap over stedelijke ruimte op te eisen. Het omvat burgers die een performatieve rol op zich nemen in de vormgeving van hun stad door in te grijpen in stedelijke systemen om veranderingen teweeg te brengen. Dit gaat voornamelijk over een kwalitatieve verandering van hoe stedelijke ruimtes worden gebruikt en begrepen. Dergelijke initiatieven worden vaak geïnitieerd door grassroots die samenwerken in bredere sociale bewegingen met als doel ruimtes te veranderen volgens hun eigen behoeften. Aan de andere kant kunnen placemaking-interventies worden gebruikt als een politiek instrument om commercieel gedreven stadsontwikkeling te bevorderen ten koste van sociaaleconomisch kwetsbare groepen. Dit laatste standpunt beschouwt plaatsen die niet direct economisch bijdragen aan het stedelijke weefsel als onderbenut en betekenisloos, klaar om meer betekenisvol te worden gemaakt door placemaking.
‘Niet-gereguleerde creatieve ruimte’ (bron: Pixabay)
Met deze blogpost wil ik laten zien hoe placemaking tegelijkertijd kan worden gezien als een proces van unmaking. Tijdens mijn veldwerk voor mijn Master Thesis in Gent ontdekte ik dat veel placemaking-projecten de behoeften van de lokale gemeenschap over het hoofd zien en daarom de unieke geschiedenis van plekken in de stad niet meenemen in de planvorming. Wandelinterviews met straatkunstenaars gaven mij inzichten in de gebiedsontwikkeling van Gent die niet te vinden zijn in wijkbrochures of beleidsdocumenten. Tijdens de wandelingen gingen we dieper in op stadsontwikkeling en deelden veel artiesten hun persoonlijke ervaringen in dit proces.
Ik wil er een van benadrukken: de opkomst en ondergang van een betonfabriek in het havengebied van Gent. Dit verhaal toont aan dat een levendige graffiti-kunst en een gemeenschapsgevoel moesten wijken voor toerisme en stedelijke vernieuwing. Het laat zien dat een kunstvorm die ooit geassocieerd werd met underground-cultuur en illegaliteit, nu vooral steun vindt bij projectontwikkelaars en commerciële spelers.
De Betonnen Speeltuin
De Inter-Beton fabriek, gelegen in het havengebied van Gent, moest rond de eeuwwisseling zijn activiteiten stopzetten. Kort nadat het bedrijf stopte, werd het terrein volledig verlaten omdat de gemeente er niet in slaagde om op tijd een bestemmingsplan te ontwikkelen. Kunstenaars vertelden me over de schoonheid van verpaupering en de vreugde die ze ervaarden van het ontdekken van verlaten plekken om te schilderen. Mede vanwege de besluiteloosheid van de gemeente bleef het Inter-Beton fabrieksterrein voor een lange periode braak liggen. Daarom nam de ondergrondse gemeenschap van Gent het heft in eigen handen door het verwaarloosde gebied te bezetten en het te transformeren tot een interessante postindustriële ruimte. De locatie stond bekend om de actieve samenwerking tussen een grote verscheidenheid aan mensen met allerlei creatieve ambachten. Dit leidde tot een levendige plek.
De Betonfabriek is door lokale kunstenaars beschouwd als een Betonnen Speeltuin. De kunstenaars die ik heb geïnterviewd, gaven aan dat deze graffiti-kunstwerken niet altijd dezelfde aandacht kregen als kunstwerken die zich rechtstreeks op de muren in het stadscentrum bevinden. Ondanks dit bood de verlaten fabriek ontzettend veel creatieve mogelijkheden. Grote fabrieksoppervlakken daagden kunstenaars uit in hun speelse praktijken, waardoor ze een extra creatieve impuls kregen. Graffiti-tags zwierven vrij rond in de lege silo’s en vormden samen met de afbrokkelende trappenhuizen een integraal onderdeel van het postindustriële karakter van de plek. Voor veel kunstenaars was het ontmoeten van andere kunstenaars en het werken in dezelfde ruimte een voorwaarde voor een fijn schilderproces. Inspiratie vloeide van de ene kunstenaar naar de andere als onderdeel van de spontaniteit van spel en creativiteit. Schilderen bij de Betonfabriek betekende dat kunstenaars hun vaardigheden en competenties konden ontwikkelen zonder druk te ervaren van externe prikkels. Enkele van de eerste lokale kunstenaars die bij de Betonfabriek schilderden waren Bué The Warrior, ROA, Phase, Sam Scarpulla en Resto. Later hebben zij zich ontwikkeld tot pioniers in de wereldwijde straatkunstscene en daarmee de stad Gent positief op de kaart gezet.
Creativiteit en Gentrificatie
Met de komst van het neoliberale, creatieve stad idee begonnen gemeentebesturen en woningbouwcorporaties te flirten met de creatieve praktijken van tegenculturen. Een gemeenschappelijk doel voor publieke en private organisaties in de creatieve stad is om ’rebelse’ activiteiten binnen het domein van ’geaccepteerde’ stedelijkheid te brengen en daarmee de avant-gardistische angel uit de tegencultuur te halen. Dit gebeurt voornamelijk door een inmenging in initiatieven van onderaf met als doel de bevordering van eigen (vaak commercieel getinte) doeleinden.
Toen Gent zich in 2009 officieel aansloot bij het UNESCO Creative Cities Network, begon de gemeente een missie te ontwikkelen om ’alle creatieve krachten in de stad te bundelen, om kansen te vergroten’. De creatieve placemaking-initiatieven van Gent belichamen de missie van de gemeente en komen het best tot uiting in het jaarlijkse Sorry Not Sorry (SNS) straatkunstfestival. Dit is een placemaking-evenementdat zich richt op het revitaliseren van wijken die in een neerwaartse spiraal zitten. Deze spiraal wordt bestreden door middel van het bevorderen van stedelijke creativiteit, sociale betrokkenheid en culturele expressie via creatieve interventies in de desbetreffende wijk. De tweede en de derde editie van het SNS-festival waren gericht op de Betonfabriek in Oude Dokken, wat naadloos aansluit bij de bredere toewijding van Gent om stedelijke kunst te bevorderen in gestigmatiseerde gebieden.
‘Vermenging straatkunst en sociale media’ (bron: Pixabay)
Creatieve steden hebben dus één gemeenschappelijk kenmerk: ze vertrouwen allemaal op instrumentele beleidsmaatregelen die proberen cultuur en creativiteit toe te eigenen om niet-culturele doelen te bereiken die voornamelijk economisch zijn. Maar hoe verhoudt zich dit tot straatkunst en stadsvernieuwing? Deze vraag stond centraal in mijn wandelinterviews. Volgens de kunstenaars in Gent, trekken kleurrijke muurschilderingen toeristen aan die foto’s maken van de verfraaide omgeving en journalisten die ze uitgebreid behandelen in artikelen. Dit alles resulteert in een toename van aandacht die dergelijke wijken ontvangen. Het signaleren van de waarde van een plek via digitale platforms werkt voornamelijk om nieuwe bezoekers aan te trekken die hun eigen deelname aan de straatkunst-trend benadrukken. In het geval van Oude Dokken, een buurt die plotseling van een grote hoeveelheid straatkunst geniet, maken digitale media zoals Instagram en Pinterest de muurschilderingen permanent toegankelijk, wat haaks staat op de vluchtige aard van muurschilderkunst.
Artwashing
Niet alleen hippe stadsbewoners en toeristen volgen sociale media kanalen, ook vastgoedontwikkelaars en investeerders letten goed op. Nieuwe data gedreven industrieën helpen deze actoren om te voorspellen waar vastgoedprijzen zullen stijgen en welke wijken rijp zijn voor investeringen. Dit proces van artwashing beschrijft hoe vastgoedontwikkelaars, woningcorporaties, projectontwikkelaars en gemeenten, via publiek-private samenwerkingen, straatkunst gebruiken om creativiteit te coöpteren die een bepaalde ‘rebels sfeertje’ aan het stedelijke gebied toevoegt. Dus, met een toenemende digitale inbedding van een kunstvorm die ooit werd geassocieerd met ondergrondse cultuur en illegaliteit, zien we nu een transformatie in steun voor vastgoedontwikkeling en gentrificatie.
Placemaking-projecten worden vaak bekritiseerd omdat ze het doel van participatie aanpassen om de activering van plaatsen te stimuleren in plaats van te focussen op inclusiviteit. Door bewust te kiezen voor gerenommeerde internationale artiesten in plaats van lokale kunstenaars, slaagden de SNS-festivals erin om aanzienlijke media-aandacht te genereren. Dit trok meer bezoekers naar Oude Dokken en verhoogde de symbolische waarde van de wijk. Hoewel dit het economische potentieel van het gebied verhoogde, werden de oorspronkelijke bijdragen van kunstenaars aan het gebied overschaduwd.
Hoewel de gemeente inclusiviteit van de nieuwe wijk garandeert, laten diverse vastgoedwebsites een ander verhaal zien met astronomische huizenprijzen. Slechts 20 procent van de gerealiseerde woningen zal sociale woningbouw worden, wat bovendien door de ontwikkelaars als het minst prioritaire element in het project wordt gezien. Zonder toegewijde ruimtes voor kunstenaars om te werken en te wonen, is het zeer onwaarschijnlijk dat een buurt met stijgende vastgoedwaarden haar kunstenaarsbevolking kan behouden. Kunstenaars worden dan ook beschouwd als ‘pionnen in het herontwikkelingsspel’ aangezien ze worden verdreven zodra de buurt economisch levensvatbaarder wordt door hún creatieve activiteiten.
Met deze blogpost heb ik geprobeerd aan te tonen dat elke vorm van placemaking altijd een unmaking van iets anders vormt. Dit proces zorgt voor een instandhouding van bepaalde sociaaleconomische verschillen, onder het mom van burgerparticipatie. De ontmanteling van de Betonnen Speeltuin in Oude Dokken toont aan dat placemaking-projecten de geschiedenissen die buurten hun unieke karakter geven kunnen ondermijnen. Daarom moeten we ons altijd afvragen voor welke mensen placemaking bedoeld is. En als het niet voor alle mensen is, is het dan niet gewoon een beter klinkend woord voor gentrificatie?
Deze tekst is geschreven door Bart Popken, docent Human Geography and Planning aan de Rijksuniversiteit Groningen. In deze blogpost verkent hij de relaties tussen placemaking, straatkunst en gentrificatie in Gent. Het verhaal van de Betonnen Speeltuin ontvouwde zich na twee maanden intensief etnografisch veldwerk met straatkunstenaars, place-makers en gemeentelijke autoriteiten. Bart heeft de intentie voort te borduren op thema’s zoals gentrificatie, placemaking en inclusief beleid voor creatieve steden.
Dit artikel verscheen eerder op de site van Rijksuniversiteit Groningen.
Cover: ‘Graffiti in Gent’ door Jesus Barroso (bron: Shutterstock)