Analyse Gebiedsontwikkeling kent een vrij traditioneel proces dat lineair is ingericht en vaak lang duurt. Is dit proces nog wel passend in een tijd waarin snel handelen op basis van real-time informatie heel gewoon is? En waarin steeds meer data aanwezig is die we relatief eenvoudig kunnen vergaren, analyseren én visualiseren? Marloes van Kleef (Over Morgen) en Judith van Rijswick (Brink) dragen twee methodes aan die tegenstrijdig lijken, maar beide uitgaan van grote doelen en kleine stappen.
Gebiedsontwikkeling is een vakgebied dat niet op zichzelf staat. In een gebied komen vele belangen, waarden, feiten en regels samen, die het ontwikkelen ervan complex kunnen maken. Deze complexiteit neemt alleen maar toe als we kijken naar actuele en langdurige opgaven als de energietransitie en het elektrificeren van het wagenpark. Daarnaast zien we trends als flexibel werken, van bezit naar delen, en burgers die steeds beter geïnformeerd en mondiger zijn. Deze opgaven en trends hebben hun effect op de omgeving.
Ontleren
Hoe zorgen we nu dat we de ontwikkelingen die op ons af komen en voor een deel al actueel zijn, goed laten passen in het proces van gebiedsontwikkeling? Of andersom: hoe zorgen we ervoor dat gebiedsontwikkeling een aanjager of facilitator is voor de genoemde opgaven? Bij dit soort veranderprocessen is het goed om te beginnen met het neerzetten van een aantrekkelijk toekomstbeeld. Hoe ziet de wereld er over tien of twintig jaar uit? Door het beschrijven van onze droom zetten we een stip op de horizon, creëren we draagvlak en wordt de richting duidelijk. Daarbij kan data behulpzaam zijn. Als we meer data gebruiken om beslissingen te nemen rondom gebiedsontwikkeling, ontwikkelen we 3D-modellen van gebieden (of complete digital twins van steden). Zo stimuleren we onze toekomstige steden om betere afwegingen te maken.
Als we vanuit de data-invalshoek deze methodes benaderen als een veranderproces, zijn er twee uiterste denkrichtingen, met alles daar tussenin. De ene denkrichting is incrementeel: stapje voor stapje werken we meer datagedreven om zo uiteindelijk tot vernieuwende vormen van gebiedsontwikkeling te komen. De andere denkrichting is radicaler en vraagt om ‘ontleren’ om zo direct al nieuwe vormen van gebiedsontwikkeling toe te passen: niet gebaseerd op een lange historie van gebiedsontwikkeling, maar nieuw gedacht vanuit het nu richting de toekomst.
Incrementeel: klein beginnen, snel opschalen
We zijn niet morgen bij onze droom, maar we doen die eerste nuttige en behapbare stap waarvan iedereen de meerwaarde ziet. Dit kan bijvoorbeeld door de impact van verschillende scenario’s te bepalen bij een voorgenomen gebiedsontwikkeling op thema’s als economie, duurzaamheid en innovatie. Over deze thema’s zijn allerlei gegevens beschikbaar: aantallen banen, energielabels, gebruiksgegevens van gas en elektra, duurzame mobiliteit, innovatieve initiatieven, et cetera. Door meer inzicht te bieden in het gebied nu én in de toekomst, kunnen we betere afwegingen maken bij de ontwikkeling. Op deze manier hebben we snel een eerste resultaat. Een goed resultaat is vervolgens een mooie voedingsbodem voor de volgende stap. En zo gaan we door. Iedere keer een beetje beter, mooier, efficiënter. Op weg naar de droom.Ontleren: radicale aanpak om vraagstukken te benaderen
In het tijdperk waarin wij leven, is verandering de enige constante. Het is dus zaak dat wij – de mens, de werknemer, bedrijven en andere organisaties – flexibel zijn, zodat we op de continue veranderingen en opgaven kunnen inspelen. Dit betekent dat we onszelf anders positioneren en structuren opnieuw vormgeven, zoals samenwerken vanuit domeinoverstijgend perspectief. Is het bijvoorbeeld niet veel logischer dat we opgavegerichte organisaties krijgen? Waarom een afdeling Stedelijke Ontwikkeling en Openbare Ruimte, terwijl we weten dat het vraagstuk buiten groter, integraal en multidisciplinair is? Een échte verandering creëer je niet met een klein stapje naar links of naar rechts. Die creëer je met ontleren en vervolgens je brein als het ware opnieuw te programmeren, daarbij loslatend van wat beperkt. Anders kijken, nieuw denken, bagage weggooien. Het vraagt om een open vizier en niet om ‘hokjesdenken’. We hebben daarbij hybride verbinders nodig, die snappen wat er in de verschillende domeinen speelt. Hybride, omdat ze zowel over vakinhoudelijke kennis beschikken als over datakennis. En verbinders, omdat ze kennisnetwerken weten te creëren waarin expertise vanuit diverse domeinen samenkomt – en deze aan elkaar verbinden.
Een mooi voorbeeld van ‘nieuw denken’ is generative design. Door toepassing van deze techniek is het mogelijk met slimme algoritmen de waarden en regels in een gebied te vertalen naar een optimaal gebouwontwerp. Dit gebeurt in vele verschijningsvormen, die in hoge mate voldoen aan alle eisen van het gebied. Dit is een techniek die nu al in de bouw en logistiek wordt toegepast, en die een radicale vernieuwingsstap zou geven aan gebiedsontwikkeling. Een ander voorbeeld van resultaat- of opgavegericht denken is experimenteren met eye-tracking in de bebouwde omgeving. Waar, hoe lang en in welke volgorde kijkt een passant? En wat zegt dit dan over het gebied? Deze data helpt ons om meer begrip te krijgen van de ‘omgevingservaring’ en zo een feedback-loop in te bouwen bij gebiedsontwikkeling.
Nooit klein
Op het eerste oog lijken de twee denkrichtingen haaks op elkaar te staan. Toch is dit niet zo. Het gaat om een verschil in mindset, niet zozeer in aanpak. De ‘incrementele mindset’ zet na ieder resultaat de volgende stap, terwijl de ‘ontlerende’ mindset meestal ook stap-voor-stap tot resultaat moet komen om de (vaak nog behoudende) wereld mee te krijgen voor de grote veranderingen die zij voor ogen heeft. Want: ‘it takes a village to act datadriven’.
We kunnen dus meer met data in gebiedsontwikkeling. Hoe? Denk groot en begin klein. Maar denk in ieder geval nooit klein!
Cover: Pixabay
Waar komt data vandaan?
Sinds 2015 produceren we als mensheid jaarlijks meer informatie dan we in al die tijd daarvoor deden. Een deel van deze productie komt uit de sensoren en camera’s die in de ‘slimme stad’ aanwezig zijn en ons iets vertellen over de bewegingen en patronen in de stad. Voor een ander deel registreren we zelf ook veel meer data: over de staat van vastgoed, het aantal lantaarnpalen in een wijk, de demografie, de bodemgesteldheid, of eigenlijk: wat niet? Ook beschikken we over steeds meer data die ons iets vertellen over het gedrag van mensen: ons koopgedrag maakt onze handel en wandel inzichtelijk en laat zien hoe wij ons gedragen en wat wij belangrijk vinden.Cover: ‘Data’