Onderzoek Mooi dat principe ‘water en bodem sturend’, maar hoe geven partijen daar concreet vorm aan? Het onderzoeksproject ‘Op Bodembasis’ van bureau BoschSlabbers en partners levert daar stukje bij beetje de ingrediënten voor op. Na een eerste ontwerpend onderzoek ligt er nu een handboek met praktische inzichten, compleet met inspirerende toekomstbeelden: de droombodems. “Deze handvatten nodigen uit om anders te gaan denken.”
Het is ruim twee jaar geleden dat de Kamerbrief water en bodem sturend verscheen, die de opmaat betekende voor een stevig debat over de ruimtelijke inrichting van Nederland – en wat daarbij prioriteit moet hebben. De brief volgde op de publicatie in juli 2021 van een kaart die eveneens de nodige deining veroorzaakte: de nieuwe fysiografische kaart van Nederland die aangeeft hoe de ondergrond van Nederland erbij ligt, welke knelpunten zich voordoen en wat dit voor gevolgen heeft voor de ‘ruimtelijke herordening’ van Nederland. Verantwoordelijk voor deze kaart waren Sweco, Deltares en BoschSlabbers, waarvan de laatste twee doorgingen met het ‘Op Waterbasis’-gedachtengoed, maar dan voor een concrete casus: de gemeente Alphen aan den Rijn. En met de bodem als belangrijkste structurerende principe.
Met steun van het Stimuleringsfonds voor Creatieve Industrie ging een breed samengesteld consortium aan het werk om het adagium van ‘water en bodem sturend’ te testen op lokaal niveau. De eerste oogst van dat project werd eind 2023 gepresenteerd: een ontwerpend onderzoek naar de bovenste laag van onze aarde, die regelmatig wordt omgewoeld om ruimte te bieden aan een nieuw gebruik. Waar het lange tijd vooral om de constructieve draagkracht van de bodem ging, is er nu het besef dat veel meer opgaven van de bodem afhankelijk zijn en daarop inwerken: biodiversiteit, waterkwaliteit en –hoeveelheid, de energietransitie en ga zo maar door.
Eenheidsworst voorkomen
In de eerste fase van het onderzoek mondde dit besef uit in een ‘waardenroos’ met daarop vijf ‘ecosysteemdiensten’. De grote vraag die na het afronden van die eerste fase naar voren kwam: hoe staat het met de praktische toepasbaarheid van dit gedachtengoed? Daar is het afgelopen jaar hard aan gewerkt, zo geven Esther Bergstra, Inge van Wijk en Stijn Koole van bureau BoschSlabbers aan. Koole: “We zien in de huidige praktijk – zelfs bij projecten waar we als bureau bij zijn betrokken – dat er nog steeds op de automatische piloot wordt gewerkt: zandophogingen en bouwen maar. Het is nog steeds staand beleid bij nieuwe inrichtingen.”

‘Voorbeelduitwerking Rijnhaven’ (bron: BoschSlabbers)
“Om dat te doorbreken, hebben we de fases twee en drie van ons onderzoek doorlopen: een handboek met praktische handvatten én drie beelden voor de bodems veen, klei en zand in 2085. De beelden zijn bedoeld om duidelijk te maken dat bodems niet beperkend hoeven te zijn om nieuwe woonmilieus te maken. Door op een andere manier na te denken over gebiedsontwikkeling en het omgaan met het landschap kun je juist voorkomen dat er eenheidsworst ontstaat.” Inge van Wijk: “Het zijn eigenlijk ‘droombodems’, zo hebben we ze liefkozend genoemd. Ze laten zien wat er allemaal mogelijk is wanneer je vanuit de bodem bouwt. En tegelijkertijd moeten ze triggeren om het handboek te gaan lezen. En vooral: te gaan gebruiken.”
Van waardenroos naar handboek
In werksessies met de verschillende consortiumpartners is voortgebouwd op de onderzoeksresultaten in de eerste fase. Het heeft geresulteerd in een handboek dat begint met een stappenplan:
- bepaal de waarde van de bodem. Wat zijn de ecosysteemdiensten die versterkt of behouden moeten worden en hoe is dit te vangen in een waarderoos?;
- maak een bodemplan dat leidend is voor de woningbouwopgave (waar zijn bepaalde functies passend vanuit de bovenste bodemlaag);
- selecteer de juiste bouwstenen (die gekoppeld zijn aan het type landschap) en pas deze toe;
- evalueer en leer en koppel de lessen terug naar de eerste stap van de ‘routekaart’.
De bouwstenen zijn uitgewerkt naar het type bodem (zand, veen of klei) en naar de soort opgave (inbreiding of uitbreiding). Voor water zijn er vijf ontwikkeld, voor groen zes en voor de toepassing in bestaand stedelijk gebied drie, zo geeft Esther Bergstra aan: “Per bouwsteen wordt concreet aangegeven wat de maatregel behelst en wat de kosten en de baten zijn, compleet met voorbeelduitwerkingen aan toe die direct toepasbaar zijn voor bijvoorbeeld gemeentelijke handboeken openbare ruimte. Op die manier kun je dus echt bouwen vanuit de bodem.”
Hamvraag is nu natuurlijk: gaan de partijen nu ook daadwerkelijk met deze methodiek aan de slag? Dat hangt volgens Bergstra af van de persoon aan wie we die vraag stellen. “Als we het voorleggen aan bodemspecialisten bij gemeenten, vinden ze het nog wel ingewikkeld. Het ophogen met zand geeft de meeste stabiliteit en dat is voor woningbouw uiteraard belangrijk. Ook bij ontwikkelaars krijgen we nog niet iedereen hierin mee. Terwijl er ook andere manieren zijn om de stabiliteit te realiseren, waardoor er veel meer vrijheden ontstaan om het gebied heel anders – en daarmee meer toekomstbestendig – in te richten. Voor nu is dat nog een brug te ver maar er is wel een algemene wil om hiermee aan de slag te gaan en in ieder geval de bodem op waarde te stellen. Om dan vervolgens te kijken: wat kan er wel en wat kan er niet?”

‘Bodems drieluik 2085’ (bron: BoschSlabbers)
Koole benadrukt dat de methodiek van het handboek zeker ook in bestaand stedelijk gebied gebruikt kan worden, bijvoorbeeld in naoorlogse wijken waar opnieuw naar de inrichting van het openbaar gebied wordt gekeken – vaak in relatie tot verdichting. “We hebben het steeds vaker over vergroening van de stad en de biodiversiteit. Daar is de bodem de belangrijkste basis voor. Het is natuurlijk heel charmant om met nestkastjes te proberen om een aantal topdoelsoorten in het gebied een plek te geven, maar als je de bodem goed voor elkaar hebt komen die vanzelf naar die plek toe. Maar dan moet je wel een integrale benadering toepassen; daar reiken we nu de handvatten voor aan. Ze nodigen uit om anders te gaan denken.”
Het onderzoek ‘Op Bodembasis, een nieuwe kijk op de bovenste bodemlaag’ met de verschillende genoemde rapportages is hier te vinden.
Cover: ‘Voorbeelduitwerking Gnephoek’ (bron: BoschSlabbers)