10 december 2016
4 minuten
Nieuws ‘Ons geld wordt verdiend bij bedrijven, niet achter burelen. En die bedrijven staan vaak in regio’s’, benadrukte Peter Noordanus woensdagmiddag op het debat ‘Regionale innovatiekracht, dé motor voor de Nederlandse economie’ dat de SKBN* met Buck Consultants International organiseerde. Kortom: ‘Het is de hoogste tijd voor een nieuw regionaal-economisch verhaal', aldus Noordanus.
Zes jaar na de lancering vindt ook Mark Rutte het topsectorenbeleid een succes, weet Uri Rosenthal, gewezen minister en voorzitter van de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (AWTI) uit eerste hand. Dit, terwijl Mark Rutte het topsectorenbeleid aanvankelijk niets vond. ‘Dan is dat de enige belofte die Mark Rutte niet gedaan heeft, maar wél is nagekomen’, grapte dagvoorzitter René Buck.
Rosenthal prijst vooral de connectedness die tot stand is gekomen tussen het bedrijfsleven en kennisinstellingen, twee pijlers van de triple helix (de derde is de overheid, red.). Maar dat is nog niet genoeg. Rosenthal is dan ook gevraagd zijn lezing te geven over de noodzakelijke vernieuwing van dit topsectorenbeleid.
Zijn club adviseerde het Rijk afgelopen jaren om meer in te zetten op governance en visievorming (2014), aan te sluiten bij maatschappelijke opgaven zoals verduurzaming (2015) en topthema’s en transities (2016). ‘Leiden die thema’s niet tot nog meer versnippering van het toch al als fuzzy ervaren topsectorenbeleid?’, wilde Buck weten. ‘Nee, juist zo’n thematische benadering kan juist de verbinding tussen sectoren leggen’, antwoordde Rosenthal.
Regionale versnellingagenda’s
Peter Noordanus deelt het enthousiasme over het topsectorenbeleid niet. Hij herinnerde Rosenthal er fijntjes aan dat het topsectorenbeleid gepaard ging met een decimering van de innovatiebudgetten en het afschaffen van regionaal economisch beleid, ‘terwijl het geld verdiend wordt in bedrijven en niet achter burelen’. Hij wil dat het regionaal-economisch beleid wordt heruitgevonden, met regionale economische versnellingsagenda’s, voor sterkere ruimtelijk-economische clusters. Alleen daarmee kan Nederland volgens hem als geheel concurrerend blijven. Het is een belangrijke conclusie uit het manifest ‘Het nationale verdienvermogen en de cruciale rol van regio’s’ dat Noordanus gisteren als voorzitter van de commissie Verdienvermogen en Vestigingsklimaat (een initiatief van de Stichting Kennisalliantie Bedrijventerreinen Nederland) aan de Vaste Kamercommissie voor Economische Zaken aanbood.
Noordanus krijgt bijval van Bert Kip, directeur van Brightland Chemelot Campus, die het woord voert namens de acht grootste campussen van Nederland. ‘De concurrentie gaat niet meer tussen bedrijven en landen, maar tussen technologische regio’s.’ Hij waarschuwt tegelijkertijd voor te klein denken. ‘Het gaat niet om Tilburg als logistieke regio, maar om Nederland als logistiek land.’
Zijn boodschap luidt niettemin dat Nederland vooral moet investeren in campussen, die niet toevallig verspreid liggen over de regio’s. Maar door een gebrek aan voldoende durfinvesteerders in Nederland (private equity) en vooral het terugtrekken van de banken, rust er een grote verantwoordelijkheid op overheden', stelt Kip.
Gelukkig vindt buitenlands kapitaal inmiddels ook haar weg naar Nederlandse campussen, zowel qua nieuwe bedrijfsvestigingen, als vastgoedinvesteringen. Bij acquisitie kunnen campussen het beste gezamenlijk optreden, benadrukt Kip. Het is nu nog te veel ‘ieder voor zich.’
Van meters naar ecosystemen
Kip hamert op samenwerking, die nodig is om in de snel veranderende economie niet outdated te raken. En dat kan het beste in de vorm van ‘ecosystemen’, waarin persoonlijk contact een belangrijke voorwaarde is om noodzakelijke verbindingen tussen verschillende sectoren te leggen.
‘Het gaat erom dat je snel kunt anticiperen op nieuwe markten. Daarvoor moet je die markten kennen, en bouwen langs waardeketens. Die waardeketens veranderen heel snel. Als je blind blijft staren op je concurrenten en niet in waardeketens denkt, mis je de boot, dan word je een soort Kodak.’
Die ecosysteem-benadering waarin ‘shared innovatie’ een belangrijke groeimotor is, is koren op de molen van Noordanus, die met enige spijt terugblikte op zijn eerste commissie Noordanus (2008) die de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen tot doel stelde, wat in beleid werd omgezet maar na vijf jaar onvoldoende economische effect sorteerde (als dat al het doel was, red.). ‘Het was een puur kwantitatieve benadering. Soms moet je van je fouten leren.’
Om het ontstaan van ecosystemen maximaal te kunnen faciliteren, moet de bedrijventerreinplanning volgens Noordanus op de schop. Die is nu top-down en aanbodgestuurd, en moet vervangen worden door een kansenmodel. ‘Faciliteer economische kansen in plaats van te blijven hangen in hectarendiscussies.’
In dat kader moet de Ladder voor duurzame verstedelijking volgens Noordanus op de schop. ‘Die maakt nu bij elk uitbreidingsproject een afzonderlijke toets noodzakelijk. Wij pleiten voor een “ja, mits”-benadering, waarbij het “mits” vooral gaat om ruimtelijke inpassing en eventuele overlastverminderende en compenserende maatregelen.
In de omgevingsvisies, die provincies en gemeenten gaan opstellen onder de nieuwe Omgevingswet, kan prima op deze vorm van clustergerelateerde kansenplanning worden ingespeeld. Een keuze voor versterking van regionale innovatiekracht betekent een keuze voor het voluit benutten van de groeipotenties van ons land. Het is eigenlijk geen keuze, het is pure noodzaak.’
Cover: ‘platteland dorp regio’