Nieuws Het is geen geheim: Nederland loopt achter bij de energietransitie. De vraag is inmiddels niet óf, maar wanneer en hoe de overgang van het gebruik van fossiele brandstoffen naar duurzame bronnen haar beslag zal krijgen. Nieuwe vormen van energieproductie, -opslag en -distributie zullen omvangrijk zijn en daardoor een flinke impact hebben op stad en landschap en dus een grote invloed hebben op gebiedsontwikkeling. Los van de fysieke en sociale impact is alleen al de grote financiële impuls voldoende om te spreken van één van de structurerende krachten bij gebieds- en landschapsontwikkeling in de komende jaren.
De Energietransitie
De wijze waarop de energietransitie zich zal manifesteren is niet exact te voorspellen maar er zijn wel degelijk keuzes te maken die kansen geven om de transitie samen te laten gaan met bewonersparticipatie/-emancipatie, met comfortverbetering, een betere service waar het gaat om mobiliteit en met een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving.
Om te komen tot die kwaliteitsverbetering en emancipatie pleiten wij ervoor om bij de keuzes die de komende jaren gemaakt worden te kiezen voor ‘kleinschalige energieproductie op grote schaal’.
De opgave
De breed gedragen intentie om de energietransitie op korte termijn uit te rollen zal Nederland een ander aanzien geven, een nieuw energielandschap. Wind(molens) en zon(nepanelen) zullen de hoofdmoot van de duurzame opwekking zijn en alom zichtbaar.
Op dit moment bedraagt de het aandeel duurzame energie in Nederland nog maar ca. 5 % en de overgang naar 100 % betekent nogal wat in aantallen en oppervlakten. Zo zullen er zonnepanelen op alle beschikbare daken nodig zijn, komen er veel grote windmolens en plaatsen voor energieopslag en -distributie gekoppeld aan een ‘smart grid’. Uit het heden en verleden kennen we verschillende ‘energielandschappen’ en we staan nu voor de keuzes om te bepalen hoe het er over 30 jaar uit zal komen te zien.
‘energie transitie’
Duurzame energie is er meer dan voldoende en we beschikken ondertussen ook over de technieken om die te exploiteren. Besparing op zich is hiermee geen doel op zich meer maar een middel om het comfort te verhogen (isolatie, dubbel glas), om de kosten te beperken en om de ruimtelijke gevolgen binnen de perken te houden. De grote opgave voor corporaties om de energielabels van hun woningbezit te verhogen moet dan ook scherper afgewogen worden in het kader van kwaliteit.
Kleinschalige energieproductie op grote schaal
Grootschalige opwekking is kwetsbaar en niet flexibel, het is als een grote olietanker die niet gemakkelijk bijgestuurd kan worden. Een warmtenet vergt bijvoorbeeld grote investeringen en een commitment op de lange termijn terwijl niet bekend is wat de waarde van die energie over 10-15 jaar zal zijn. Het warmtenet gebruikt nu veelal ‘afvalwarmte’ maar de industriële processen zullen verbeteren en wat er dan uiteindelijk nog als restwarmte overblijft zal door de industrie als energieproducent verkocht worden en zeker niet meer als afval worden beschouwd. Grootschalige oplossingen als kernenergie zijn eveneens kwetsbaar (calamiteiten/beveiliging), vergen complexe en lange procedures en kunnen niet rekenen op maatschappelijk draagvlak. Zo zijn er ook veel argumenten tegen andere grootschalige duurzame oplossingen als bijvoorbeeld een ‘valmeer’ of zonnevelden in de Sahara.
Er zijn nu al veel (kleinschalige) technieken voor energieopwekking; wind, zon, vergisting, aardwarmte, etc. En deze technieken zijn nog lang niet uitontwikkeld, integendeel. Door de transitie naar 100 % duurzame energie zal er nog volop geïnnoveerd en geïnvesteerd gaan worden. We praten immers over een belangrijke industrietak waar heel veel geld in om gaat. Kleinschalige oplossingen zijn relatief eenvoudig inpasbaar, zijn flexibeler ten aanzien van innovatieve aanpassingen, zijn beheersbaar, staan dicht bij de afnemer en kunnen rekenen op meer draagvlak. Door toepassing op grote schaal van kleinschalige energiefabriekjes kunnen ze voorzien in een 100% transitie en zullen ze onze omgeving stevig beïnvloeden.
Smart Grid
Om de kleinschalige energieproductie op grote schaal mogelijk te maken is het noodzakelijk het elektriciteitsnetwerk aan te passen tot een zogenaamd ‘smart grid’. Elektriciteit zal van producent naar consument gaan en andersom, producent en consument zullen daarbij gemakkelijk van rol moeten kunnen wisselen. Hierbij is buffering noodzakelijk om de variatie in productie (zon en wind zijn wispelturige producenten) en gebruik (de mens is ook wispelturig) te kunnen verevenen. Regulering van vraag en aanbod zal dan heel goed op economische wijze plaats kunnen vinden via marktwerking.
Initiatieven van onderop moeten eenvoudig kunnen aanhaken op het netwerk. Door een netwerkorganisatie kan de complexiteit beheersbaar blijven. Waar een centralistische organisatie met een piramidestructuur bezwijkt onder de complexiteit van vraag en aanbod, een ingewikkelde prijsvorming en de grote afstanden tot verliezen leiden is een netwerkstructuur daar beter tegen bestand en efficiënter. Per regio kunnen vraag en aanbod goed op elkaar worden afgestemd en blijven de afstanden en daarmee de energieverliezen beperkt. De transitie zal stapsgewijs gebeuren waarbij de kleinschaligheid het mogelijk maakt voort te bouwen op het bestaande elektriciteitsnetwerk en de koppeling van meerdere regio’s op grote schaal de stabiliteit kan borgen.
Het nieuwe Nutsbedrijf
We moeten weer terug naar de juiste invulling van het begrip ‘nutsbedrijf’; een openbaar nut voor producten en diensten in het algemeen belang. Energie is een basisbehoefte en de organisatie ervan zal dan ook dicht bij de basis van de democratische samenleving moeten blijven. Het nieuwe nutsbedrijf zal verantwoordelijk zijn voor de infrastructuur, het ‘smart grid’. Een neutrale netbeheerder voor de distributie van energie, beheert door de samenleving.
De overheid heeft een regierol op hoofdlijnen, de markt vult het in. Consumenten en producenten lopen door elkaar heen en zijn uitwisselbaar. Deze partijen zullen elkaar uitdagen, prikkelen en stimuleren. Technieken ontwikkelen zich snel en van onderaf zullen er initiatieven worden genomen op het gebied van energiezuinigheid, schone energieopwekking en een meer cyclische productie.
Waar de grote energiebedrijven nu nog vastzitten aan o.a. kolencentrales voorzien we een stevige groei van kleinschalige energiecollectieven van en door burgers.
Gebiedsontwikkeling
Wat betekent de energietransitie voor gebiedsontwikkeling?
Ook in de toekomst zal de energie-infrastructuur een belangrijke rol spelen bij de inrichting van de samenleving. Er gaat heel veel geld in om, het heeft een sterke invloed op onze ruimtelijke omgeving en de vernieuwing ervan biedt kansen op sociaal gebied voor organisatie van onderop, voor participatie en emancipatie.
Financieel: er liggen mogelijkheden voor goede en rendabele investeringen.
De energietransitie zal niet zozeer de lasten verhogen of verlagen maar de verschuiving van de geldstromen zal zeker invloed hebben op zowel de gebruikers als de producenten. De financiële belangen zijn omvangrijk, zo betalen bijvoorbeeld huishoudens gemiddeld zo’n 10% van hun inkomen aan energie voor hun woning en mobiliteit.
Tegelijkertijd zijn er de investeringen in energiebesparing. Deze zorgen ervoor dat de transitie versneld wordt. Bovendien zijn die investeringen financieel rendabel en geven ze meer kwaliteit en comfort. Een realistische energiebesparing binnen een termijn van 15 jaar bij zowel bedrijven, huishoudens en mobiliteit bedraagt zo’n 25%. De geldstromen vormen onderdeel van (ver)nieuwbouw, transformatie en onderhoudsprogramma’s en kunnen een stevige impuls geven aan de energietransitie.
Tevens zal het gehele wagenpark overschakelen op elektriciteit. Met een normale vervangingscyclus van 10 jaar kan dit binnen 15 jaar gerealiseerd worden.
De investeringen in duurzame energieopwekking/-opslag/-distributie, energiebesparing en het wagenparkverkeersinfrastructuur geven mogelijkheden en kansen voor gebiedsontwikkeling.
Fysiek gaat het dan over: het inpassen van zonnepanelen op alle beschikbare daken en zonneweiden in het ommeland, de inpassing van veel windmolens plus de ontwikkeling van voorzieningen voor opslag en distributie. Waar nu de installatiebedrijven bepalen hoe het eruit komt te zien zullen ontwikkelaars en ontwerpers dit moeten oppakken om de ruimtelijke kwaliteit te behouden en te verbeteren. Verder zal de infrastructuur moeten worden aangepast, met name voor de elektriciteitsvoorziening en het verkeer, bij voorkeur op zodanige wijze dat stapsgewijs kan worden voortgebouwd op de bestaande infrastructuur. Een direct zichtbaar voorbeeld zijn de laadpalen voor elektrische auto’s. Nu staan er nog maar een paar, straks staat de hele straat vol. Ook hier zijn keuzes te maken. Laadstations in combinatie met deelauto’s vormen een aanknopingspunt om het autogebruik op een andere wijze te organiseren en vorm te geven. De opslag van energie zal eveneens vorm moeten krijgen. Hier ligt een uitdaging voor ontwerpers om de iconen van de energietransitie vorm te geven.
Sociaal gaat het over: participatie en maatschappelijk draagvlak.
Hier liggen keuzes tussen kleinschaligheid of grootschaligheid, decentraal of centraal. Bij een keuze voor kleinschaligheid zijn er kansen voor participatie en gemeenschapszin.
Kenmerk van de energietransitie is dat het vraagt om een integrale aanpak waarbij de kans van slagen wordt bepaald door het draagvlak in de samenleving. Hierbij is participatie van onderaf (niet alleen meepraten maar ook deelnemen) van belang. De vele discussies over de plaatsing van windmolens vormen hier een treffend voorbeeld van.
De politiek zal hierbij op zoek moeten gaan naar een goede verhouding tussen reguleren en dereguleren, zal ruimte moeten geven aan en stimuleren van kleinschalige energieproductie op grote schaal en tegelijkertijd de kwetsbare en waardevolle ruimtelijke waarden borgen. Loslaten waar de markt het beter en sneller kan en op hoofdlijnen sturen met behoud van de ruimtelijke kwaliteit en het maatschappelijk draagvlak.
Al met al zal de energietransitie een van de belangrijke structurerende elementen zijn bij gebiedsontwikkeling, zowel binnen woonbuurten, bij bedrijventerreinen als op de schaal van het landschap.
Kleinschalige energieproductie op grote schaal: de Mitochondria
Bij de discussies over duurzame energievoorziening domineren twee schaalniveaus: aan de ene kant die van de individuele bewoner die zijn dak voorziet van zonnepanelen en overstapt op de elektrische auto, aan de andere kant grootschalige energieopwekking in m.n. windmolenparken. De hierboven genoemde duurzaamheidsambities in combinatie met maatschappelijke doelstellingen en collectief beheer vragen echter om een schaalniveau daar tussenin waar lokale initiatieven en collectief beheer gecombineerd kunnen worden.
Indien bij de energietransitie de keuze wordt gemaakt voor decentrale energieproductie, voor kleinschaligheid en met wortels in de samenleving, dan ontstaan er vanzelf energiefabriekjes die we naar analogie met de celbiologie Mitochondria noemen. Deze Mitochondria zullen verspreid over stad en platteland te vinden zijn, als iconen van het nieuwe energielandschap. Ze kunnen vele vormen aannemen maar het kenmerk van de Mitochondria is de koppeling tussen energieproductie, -opslag en -distributie. Deze koppeling kan energetisch gunstig zijn en maakt er ook een heldere ontwikkelopgave van.
Bij de ontwikkeling ervan kan een meerwaarde worden gezocht door een combinatie met andere functies. In het agrarisch gebied bijvoorbeeld door aan te haken op biologisch boeren, biogas en in combinatie met zonneweiden. In de stad door aansluiting bij mobiliteitscentra (deelauto’s, laadpalen) in combinatie met horeca en werkplekken. In het ommeland door een verbinding te leggen met recreatieve en educatieve functies.
Op deze manier zullen we in Nederland niet alleen de bewoners maar ook de beheerders van het nieuwe energielandschap zijn.
‘energie erf hof terp’
Cover: ‘de transformator’