Opinie Door: ir. drs. Daniel Lobregt
Een pleidooi voor pragmatisme
‘Pragmatisme’, een van de vele stromingen in de filosofie, laat zich samenvatten met de stelling: ‘thruth is what works’. Bij Nederlandse filosofen is het pragmatisme nooit erg aangeslagen en wordt het afgedaan als een typisch Amerikaanse reactie op de idealistische Duitse filosofie uit de twintigste eeuw. Sinds de crisis in de vastgoedsector (2007) is het pragmatisme wel gemeengoed geworden in de wereld die ‘gebiedsontwikkeling’ heet. Dat is verrassend want gebiedsontwikkeling is per traditie idealistisch. Ontwerpparadigma’s veranderen met de loop der jaren, maar iedere gebiedsontwikkelaar -stedenbouwer, planoloog, bestuurder of projectontwikkelaar- heeft zijn diepere idealen. Puur pragmatisch gemotiveerde gebiedsontwikkeling lijkt nauwelijks denkbaar.
Er is geen aanleiding om aan te nemen dat gebiedsontwikkelaars de diepere idealen sinds de crisis hebben afgeschud, maar er is simpelweg minder budget voor beschikbaar. Op alle schaalniveaus wordt er pragmatischer dan ooit naar nieuwe en lopende plannen gekeken. De sociale woningbouw is een duidelijk voorbeeld. Dertig procent sociale woningbouw was jarenlang een sociaal filantropisch ideaal dat nauwelijks ter discussie stond, totdat de crisis uitbrak. Op dit moment wordt er op tal van plaatsen aan dit percentage gemorreld, simpelweg omdat het niet meer betaalbaar is. Op hogere schaalniveaus is eenzelfde tendens naar pragmatische planvorming zichtbaar. De zakelijke beoordelingen waarmee staatssecretaris Bleker en minister Schultz van Haegen respectievelijk de afhechting van de EHS en de kruising van de A15 met de Neder-Rijn afhandelen, spreken voor zich. Minister Schultz van Haegen zegt bij het doortrekken van de A15 geen verschil te zien tussen een brug en een tunnel. Vanuit pragmatisch oogpunt heeft ze het gelijk aan haar kant: zowel een brug als een tunnel zijn toereikend om de Neder-Rijn te kruisen.
De recente opkomst van het pragmatisme binnen de gebiedsontwikkeling is niet alleen terug te voeren op het vraagstuk van financiering, ook de overkill aan sectorale regelgeving heeft eraan bijgedragen. De tegenreactie is zichtbaar in recente initiatieven zoals de Wabo en de Crisis- en Herstelwet. Wie buiten het eigen vakgebied kijkt, ziet dat het pragmatisme een maatschappijbrede tendens is. Niet alleen ministers en staatssecretarissen zijn pragmatischer dan ooit, ook de groeiende groep zwevende kiezers is er een toonbeeld van. De maatschappelijke tendens naar pragmatisme wordt vaak verklaard als een gevolg van voortgaande individualisering en de teloorgang van een gedeeld Groot Verhaal. In dit artikel ga ik me niet aan antropologische en metafysische verklaringen wagen, maar ik constateer wel een aantal revolutionaire paradigmaverschuivingen in de Nederlandse gebiedsontwikkeling. Werd tot vijf jaar geleden nog geleerd dat planvorming vooral integraal en multidisciplinair moest worden opgepakt, momenteel ligt het accent op kleinschaligheid, fasering en doelmatigheid. Pragmatisme, want dat is het, lijkt de enige methode om projecten überhaupt nog gerealiseerd te krijgen. Maar leidt pragmatisme ook tot een wenselijk eindresultaat? Het loslaten van integraliteit en de nadruk op doelmatigheid hebben consequenties: opknippen van projecten leidt tot verlies aan samenhang en ‘sober en doelmatig’ is een eufemisme voor ‘lekker goedkoop’. Dit gaan we terugzien in de kwaliteit van de leefomgeving.
Een pragmatist zal hier tegenin brengen dat nivellering geen noodzakelijk gevolg is van pragmatisme. Integendeel, pragmatisme is vooral hermeneutisch en heeft oog voor het toevallige (contingentie heet dat binnen de filosofie). Volgens de neo-pragmatische filosoof Richard Rorty laten mensen die anders denken dan jijzelf, zich nauwelijks overtuigen door wetenschappelijke argumenten maar vooral door emoties en sentiment. Een roman overtuigt volgens Rorty beter dan een filosofisch boek. Goede filosofie dient daarom te worden beschreven als goede literatuur. Voor veel academici is dit accent op emoties en sentimenten ongemakkelijk en methodologisch vloeken in de kerk, maar er is volgens Rorty in een postmoderne samenleving nu eenmaal geen alternatief. Iedereen die anderen mee wil krijgen in zijn plannen, moet meer dan ooit de kunst verstaan van het interpreteren en anderen meenemen in een verhaal. Originaliteit, authenticiteit en oog voor het contingente zijn de sleutelbegrippen. Pragmatisme is, met deze uitleg van Rorty, niet relativistisch maar zet in op de kunst van het interpreteren en dat is bij gebiedsontwikkeling harder nodig dan ooit tevoren.
Cover: ‘Filosofische collage’ door Master1305 (bron: Shutterstock)