Recensie We zijn steeds meer digitaal met elkaar verbonden en hebben steeds meer dataopslag nodig. Datacenters leveren daarvoor hun diensten maar doen dat niet ongezien. Grote gebouwen landen vaak in doosvorm in het open landschap en op werklocaties. Ze zijn nu gedocumenteerd en recensent Jaap Modder nam de publicatie tot zich. Zijn conclusie: gebiedsontwikkelaars zouden zich meer over gebouwde voorziening mogen ontfermen. Zeker nu de centra ook de stad in komen.
Eerste indruk: dikke pil, 400 pagina’s, voor de Engelstalige markt. Titel: ‘Acid Clouds’, zure wolken. Een boek in twee delen over een fenomeen dat al een tijd bestaat maar een steeds hogere vlucht neemt: een groeiende rij datadozen, meestal iets kleiner maar vergelijkbaar met die andere groeiende categorie dozen in het Nederlandse landschap: de distributiecentra. Datacenters zijn vooral te vinden in het nabije stedelijke landschap, op bedrijventerreinen of op de universitaire campus. We kopen steeds meer online en beide type ‘dozen’ zijn het gevolg, het internet en daarmee de digitale infra voor de bestelling en de fysieke distributie voor de bezorging.
Het eerste deel van deze publicatie bestaat uit essays over het verschijnsel en het andere deel brengt de centra in beeld, een fotoatlas met ruim 100 Nederlandse datacenters. Het boek is hip vormgegeven. De boven- en onderrand van de pagina’s zijn geperforeerd met 14 gaatjes. En er is een kleinere perforatie aangebracht die suggereert dat je aan boven- en onderkant reepjes papier zou kunnen afscheuren. Ik ga er maar vanuit dat aan deze design-interventie uitsluitend esthetische reden ten grondslag lagen. De foto op de cover heeft iets grimmigs, de boodschap lijkt te zijn dat we hier met iets totalitairs te maken hebben: hoge hekken, camera’s, een zee van licht. Het zou een hypermoderne gevangenis kunnen zijn? Nee, het is een datacenter.
Zo onaangenaam mogelijk
De fotoatlas geeft een goed overzicht van het merendeel van de Nederlandse datacenters. Maar waarom zijn de meeste ’s nachts gefotografeerd? En waarom zou je ze fotograferen met een analoge camera? Het levert vaak overstraalde foto’s op en de context van het gebouw blijft buiten beeld. Wat opvalt in de introducerende teksten is het wat verheven, soms overdreven, taalgebruik: “ethical complexities” en “extractive tendencies”. Wordt hier niet iets wat een logisch gevolg is van het moderne leven op een esoterisch voetstuk geplaatst? Acid Clouds is daarentegen een goede titel, die wel wat weg heeft van de Acid Rain van enkele decennia terug. De ‘cloud’ bevindt zich immers daarbinnen, in die datacenters, en anders dan we misschien denken (clean technology) hebben de processen die zich hier afspelen een niet te onderschatten effect op de buitenwereld.
‘Equinix AM7, Kuiperbergweg 13, Amsterdam’ (bron: Roel Backaert)
Het grootste deel van het boek bestaat uit de fotoatlas. Roel Backaert fotografeerde en redacteur Niels Schrader ging mee. Samen reden ze door nachtelijk Nederland om de gebouwen in beeld te krijgen. Op het kaartje dat is toegevoegd, zien we dat datacenters flink gespreid liggen, al bevinden er zich natuurlijk wat meer in de Randstad. Elke provincie heeft er een aantal, alleen Zeeland heeft er maar één. Er zijn volgens het overzicht in deze atlas op dit moment 148 datacenters in het land en daarvan zijn er 101 in de atlas opgenomen. Elke foto is voorzien van een topografisch kaartje, een luchtfoto en een adres. De foto’s zijn helemaal in lijn met de coverfoto: wezenloze gebouwen met veel hekwerk.
‘Interconnect Services, Park Forum 1041, Eindhoven’ (bron: Roel Backaert)
Meestal zijn het dozen en er zijn ook nogal wat datacenters in torens opgenomen. Functionele ontwerpen, waar soms een echte architect aan te pas lijkt te zijn gekomen. In ieder geval staan ze onaangepast in een ‘onderhoudsarme’ omgeving, met een ontworpen kilheid. De fotograaf heeft zijn best gedaan om ze zo onaangenaam mogelijk op de plaat te zetten. Dat was niet echt moeilijk. En zoals gezegd, de omgeving van de gebouwen ontbreekt volledig. In een enkel geval heeft de ontwerper een poging gedaan nog iets van het gebouw te maken, zoals in Groningen (Bytesnet) waar de ontwerper een Hockney-achtig groen bos op de datadoos heeft gemonteerd. Groene staken als een tweede voorgevel, een opgeleukt gebouw.
Ruim 5.000 centra wereldwijd
In het eerste deel van het boek treffen we een glashelder essay van Marleen Stikker en anderen aan met een pleidooi voor meer publieke controle op de onstuimige en onvermijdelijke groei van grote schaal datacenters. Het gedoe rond de plannen van Meta/Facebook voor een datacenter in Zeewolde in 2021 maakt duidelijk welke impact zo’n ontwikkeling heeft. Niet alleen op de ruimte, maar vooral ook op het energieverbruik van deze dozen, in dit geval een equivalent van het gebruik van 490.000 huishoudens. Daarvoor zou 10 procent van de huidige opbrengst aan energie van windmolens nodig zijn.
De lezer kan met dit verhaal denk ik meer dan met het essay van Ned Rossiter, die vooral veel complexities en mysteries ziet. Hij meldt overigens dat inmiddels 5.000 datacenters wereldwijd staan opgesteld, een getal dat bij het ter perse gaan van dit boek ongetwijfeld al achterhaald zal zijn.
Co-redacteur Niels Schrader biedt ons een blik op het echte gezicht van de datacenters, het lijkt wel schoon maar dat is het allerminst. Denk alleen aan de CO2-uitstoot die gepaard gaat met het energiegebruik. Maar ook de e-waste is enorm, met apparatuur met een korte looptijd die de afvalberg opgaat. Meer efficiency en een lager energiegebruik gaan niet helpen, de groei van de datacenters laat de totale maatschappelijke rekening alleen maar verder oplopen. Schrader plaats kritische kanttekeningen bij de ambities van Amsterdam om de digital gateway van Europa te worden. Ze hebben er de fysieke capaciteit aan energie niet eens voor. Maar belangrijker is natuurlijk de vraag van de consument die zich onbekommerd met steeds meer data in steeds meer apparaten omringt. Scaling down is het pleidooi van Schrader, de enige manier om controle op dit fenomeen te krijgen, digitale soevereiniteit. Het klinkt nogal hulpeloos.
Nieuwe trend
Niet alle teksten zijn even toegankelijk en er worden nogal eens allerlei zijpaden betreden. Wat moet de lezer met de constatering dat de IT-sector het domein is van witte heteroseksuele mannen? En wat is de relevantie van de relatie tussen racisme en machine learning? Als het gaat om datacenters zijn we natuurlijk vooral benieuwd naar de manier waarop ze totstandkomen, wie ze financiert, waar ze staan en hoe ze zich verhouden tot de omgeving en wat het toekomstbeeld van dit fenomeen is. Gelukkig worden we ook enigszins bediend op deze onderwerpen. Een deel van de essays gaat in op de esthetische, artistieke en culturele aspecten van de groei van datacenters. We zien de Time Person of the year 2006 langskomen. Dit jaar is het Trump maar toen (al) was het You (ja jij/u) waarin we werden geconfronteerd met ons eigen gedrag en de explosieve groei en invloed van de “user generated content”. In dit deel ook een glossary van A (acid clouds) tot Z (zero data), met veel lemna’s die gegenereerd zijn met behulp van ChatGPT. Het illustreert het bits and pieces-karakter van het begrip dat we hebben van de digitale wereld en haar elementen.
‘Equinix AM4, Science Park, Amsterdam’ (bron: Roel Backaert)
Twee architecten van het platform Failed Architecture verkennen de stedelijke en sociale geschiedenis van datacenters, mijns inziens een van de meest relevante essays in dit boek. De communicatiegebouwen van het verleden komen langs. Wie kent ze niet, die gebouwen van de vroegere PTT. Ze staan in veel woonwijken, inmiddels veel te groot, voor een groot deel ongebruikt want de techniek maakt een steeds kleinere omhulling mogelijk. Het zijn de voorlopers van de datacenters van nu. En misschien laten die ‘telefoongebouwen’ van het recente verleden wel zien waar het met de datacenters van nu naartoe gaat. De volgende stap zou wel eens kunnen zijn dat het datacenter om de hoek van de straat komt en deel wordt van onze leefomgeving. En ook hier dringt zich de vergelijking met de distributiedozen op: naast continue schaalvergroting zien we hier ook schaalverkleining en opname in het stedelijke weefsel, de nieuwe trend in distributie. Met datacenters is het niet anders. De schaalvergroting gaat in hoog tempo door maar het is aannemelijk dat ook hier schaalverkleining en decentralisatie de volgende stap in de ontwikkeling worden. Al was het maar omdat het technisch kan.
Dit is interessant voor gebiedsontwikkelaars. Want doen er zich combinatiemogelijkheden met de omgeving voor? Op het eerste gezicht verbindt een datacenter zich niet met zijn omgeving, het is immers alleen maar verbonden met het wereldwijde web. Maar waarom zou een datacenter in de stad (net als met grotere het geval kan zijn) geen warmte kunnen leveren aan zijn omgeving? Kan een datacenter in de stad, de auteurs noemen het Data Communication Centers, een rol vervullen als distributiepunt voor online bestelde goederen? Of als buurtbatterij? En vanuit een andere kant gedacht, kunnen we die oude PTT-gebouwen niet gaan gebruiken voor kleinschalige datacenters op wijkniveau?
‘Cellnex Tower IJsselstein, Gerbrandytoren, Hogebiezendijk 21’ (bron: Roel Backaert)
Je kunt natuurlijk aan veel meer gebouwen denken, kerken bijvoorbeeld. De bottom-line van dit (mogelijke) perspectief is dat het datacenter de stad in zal komen en een rol kan gaan spelen in de lokale voorzieningenstructuur en daarmee een mogelijk met andere functies te combineren element wordt. De auteurs gaan zich intussen te buiten aan nog verdere toekomstbeelden, zoals een datacenter in de woonomgeving dat letterlijk oplicht als er te veel data worden gebruikt. Laten we niks voor onmogelijk houden maar dit lijkt me iets te veel op een stripverhaal.
Lelijk ding
Acid Clouds bevat nog een paar hoofdstukken over het maatschappelijke verzet tegen dit verschijnsel. Prima maar misschien hebben we meer aan het verkennen van de mogelijkheden om datacenters wat meer onder publieke controle te krijgen en een acceptabele fysieke plaats in de stedelijke en buitenruimte te geven. Ook al bevat dit boek nogal wat beschouwingen die de interesse van gebiedsontwikkelaars niet zullen weten te bereiken, het is een verkenning van een fenomeen waar we niet meer omheen kunnen. Datacenters zullen hun plaats in de samenleving opeisen. Wat we vooralsnog zien in de foto-atlas is weinig bemoedigend maar zeker is dat dit een eerste generatie manifestatie is van een onmisbaar element van de digitale samenleving. De new kid on the block is een lelijk ding en dat vraagt naast een schoonheidsbehandeling vooral om een aanpak die kan leiden tot een groter adaptief vermogen: fysiek, sociaal en politiek.
De boekpresentatie van ‘Acid Clouds’ is hier terug te kijken.
Cover: ‘ColoHouse, Moezel 3-5, Den Haag’ (bron: Roel Backaert)