Opinie Gezonde, duurzame stedelijke ontwikkeling is een complex vraagstuk dat vraagt om een serieus debat. Reinout Kleinhans en Cees-Jan Pen betogen dat we het debat niet moeten verengen tot verdichten of binnen- versus buitenstedelijk bouwen, zoals Jos Feijtel dat recent deed in deze kolommen. Het gaat om hoe we de kwaliteit en integraliteit van gezonde stedelijke ontwikkeling verhogen en bewaken – binnen de context van de politieke druk op ‘bouwen, bouwen, bouwen’.
Afgelopen november bracht Arcadis de tweede editie uit van de Gezonde stad Index (GSI). In dit rapport zijn 25 Nederlandse steden ‘gescoord’ op basis van vijf domeinen van een gezonde stad, elk met specifieke kenmerken. Het gaat om de gezondheid van de gebouwde omgeving, de mobiliteit, de buitenruimte, het milieu en de stedelijke gemeenschap. Duidelijk is dat gezonde stedelijke ontwikkeling een complex proces vormt. Arcadis doet ook diverse aanbevelingen over planvorming, samenwerking en participatie.
Jammerlijke vernauwing
Het is jammer dat Jos Feijtel in zijn opinie ‘Onderzoek Arcadis legt de bijl aan de wortel van monomane stadsverdichting’ de resultaten in de Gezonde Stad Index van Arcadis vernauwt tot een kwestie binnen- versus buitenstedelijk bouwen. Feijtel heeft gelijk dat verdichting en inbreiding in bestaand stedelijk gebied niet ten koste moeten gaan van open ruimte en groen in de stad; iets wat Arcadis ook benadrukt, maar wat in de recente praktijk helaas weleens gebeurt. Meer openbare ruimte, groene gebouwen en ruimte voor groen verbeteren de kwaliteit van de leefomgeving en daarmee de gezondheid van bewoners.
Feijtel gaat echter voorbij aan het feit dat veel openbare ruimte helemaal niet zo groen is, maar vooral stenig, grijs en op automobiliteit en parkeren gericht. Ook moet hij weinig hebben van het gegeven dat we door transformatie, optoppen en verduurzamen veel beter gebruik maken van bestaande gebouwen. Hiermee kunnen we verdichten in combinatie met meer groen. Dit gebeurt ook in nieuwe stadswijken als Strijp-S (Eindhoven), Paleiskwartier (Den Bosch), Spoorzone Tilburg, Merwedekanaalzone (Utrecht) en Ebbingekwartier (Groningen). Vooral in en om binnensteden, stations en stadsdeelcentra gaan verdichting en een meer hoogwaardige groene openbare ruimte steeds meer samen.
‘Groningen, The Netherlands, 2020, New homes in the Ebbingekwartier district in Groningen’ door Elzo Hofman (bron: shutterstock)
Feijtels suggestie dat stedelijke verdichting door verlies van groen en open ruimte ongezond is, is niet alleen veel te kort door de bocht, maar soms zelfs onjuist. Kijk naar Groningen, Leiden en Utrecht die relatief hoog scoren op het onderdeel ‘Gezonde Gebouwde Omgeving’, terwijl zij tot de meest verdichte gemeenten behoren (Arcadis, 2022, p. 18). Gezond stedelijk verdichten vraagt wel om ontwerp- en denkkracht zoals beschreven in het werk van de Raad voor de Leefomgeving & Infrastructuur over de stad als gezonde habitat (2018), het KAW-rapport over de woningbouwpotentie in de bestaande stad (2020) en het advies van het door Feijtel verfoeide College van Rijksadviseurs over bouwen in de buurt (2022).
Ongezonde verdichting
Jos Feijtel gaat ook de fout in waar hij zijn verdichtingskritiek onderbouwt met de uitkomst van Arcadis dat buitenruimte, groen, luchtkwaliteit, geluidsoverlast, hittestress en veiligheid in de vier grote steden veel slechter scoren dan middelgrote steden als Groningen, Emmen, Almere, Nijmegen en Apeldoorn. Hij verbindt daar de conclusie aan dat “stedelijke verdichting als enige antwoord op de woningnood onverantwoord is. En heel ongezond.” Met deze insteek kiest Feijtel een wel heel smalle definitie van gezonde stedelijke ontwikkeling.
Voorspellende indicatoren
De Gezonde Stad Index (GSI) is een samentrekking van ruimtelijke randvoorwaarden voor de gezondheid van stadbewoners, al gaat de dimensie ‘gezonde gemeenschap’ ook over (sociale) veiligheid, rust, recreatie en beweging. Sterk voorspellende gezondheidsindicatoren als inkomen, opleidingsniveau, werkloosheid en sociale relaties maken echter geen deel uit van de index. Mensen met een hoog inkomen en dito opleidingsniveau leven gemiddeld genomen langer (in goede gezondheid) dan mensen met een laag inkomen en laag opleidingsniveau, die ook meer stress ervaren. Bekend is dat laagopgeleiden relatief oververtegenwoordigd zijn in de steden mede door de relatief goedkope en grote sociale woningvoorraad.
De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (2020) constateert dat de complexe werkelijkheid achter die gezondheidsverschillen zich niet laat vernauwen tot enkel fysieke of sociale factoren. In plaats daarvan gaat het om de interacties tussen ongelijkheid in onderwijs, arbeidsmarkt, sociale zekerheid, fysieke leefomgeving, sociale relaties, enzovoorts. Voorts ontstaan gezondheidsverschillen niet altijd plotseling, maar zijn veelal een gevolg van een opstapeling van problemen tijdens de levensloop (RVS, 2020, p. 8).
Fysisch determinisme
Te veel nadruk leggen op de invloed van ruimtelijke randvoorwaarden op gezondheid riekt naar fysisch determinisme. Feijtel maakt zich hier echter wel schuldig aan door regionale verschillen in CBS-cijfers over de levensverwachting van baby’s zonder verdere analyse te verbinden aan de uitkomsten van het Arcadis-onderzoek. Dat is nou net waar de GSI voor wil waken. Arcadis pleit er hoogstens voor om gezondheid in te zetten als integrerend thema voor alle transformaties in de fysieke stedelijke ruimte (p. 13).
Een bijzondere draai geeft Feijtel aan de studie door te pleiten om “gebruik te maken van een aantal forse uitleglocaties”. Naast het feit dat het GSI-rapport daar niet over gaat, roept dit vanuit gezondheidsperspectief de nodige vragen op. Uitleglocaties scoren wellicht relatief goed op bepaalde onderdelen van de index, maar dat betekent niet dat de stad er gezonder of minder ongezond door wordt. Er zijn sinds de VINEX veel uitleglocaties gerealiseerd die mede door onderontwikkelde openbaar vervoerverbindingen (de GSI-dimensie mobiliteit) een aanzienlijke uitstoot van stikstof en fijnstof genereren door extra autoverkeer. Dat is een belangrijk punt in het totaalbeeld. Arcadis stelt dat meer aandacht voor het verbeteren van de luchtkwaliteit kan zorgen voor een belangrijke versnelling in het gezonder maken van steden.
Andere belangen
Ook op het argument van de woonwensen is wel wat aan te merken. Feijtel schrijft dat het laatste WoON-onderzoek “voor de zoveelste keer liet zien dat 70 procent van de actief woningzoekenden een woning met een tuintje wil, waarvan een groot deel in een niet-hoogstedelijke omgeving”. Dat kunnen we allemaal wel willen, maar hoe wenselijk is dat vanuit het perspectief van gezonde stedelijke ontwikkeling? Het WoON is hoofdzakelijk gebaseerd op stated preferences maar zegt weinig over duurzame, gezonde en realistisch haalbare keuzes in relatie tot andere grote belangen.
‘Dutch Suburban area with modern family houses, newly build modern family homes in the Netherlands, dutch family house, apartment house. Netherlands, newly build street with modern house’ door fokke baarssen (bron: shutterstock)
Die belangen hangen onder meer samen met de toenemende zorgen over klimaatverandering, bodemdaling, waterhuishouding en verschraling van de biodiversiteit. Niet voor niets zijn water en bodem daarom nu de leidende principes in ruimtelijke ontwikkeling. Gezonde steden zijn gebaat bij een integrale afweging van belangen, niet bij het prioriteren van woonkeuren boven andere belangrijke kwesties. Het is niet toevallig dat minister De Jonge in 2024 een nieuwe Nota Ruimte wil hebben voor een eerlijke uitkomst van alle ruimtelijke verdeelvraagstukken.
Eenzijdige samenvatting
Ten slotte vormt de suggestie van Feijtel dat “stedelijke verdichting als enige antwoord op de woningnood” wordt gezien een wel heel eenzijdige samenvatting van het debat over woningbouw. In dit debat zijn er voorstanders voor zowel verdichting als voor het primair inzetten op uitbreiding. Bij ons weten beargumenteert niemand dat we voor de bestrijding van woningnood moeten beperken tot één strategie zoals verdichting. Ook “achtereenvolgende Rijksbouwmeesters” doen dat niet. En het gebeurt in de praktijk evenmin, blijkens de lopende nieuwbouwprojecten aan de rand van ‘s-Hertogenbosch, Utrecht, Amersfoort, Groningen en andere steden. Met gezond verstand beseft iedereen dat we op meer borden tegelijkertijd moeten schaken voor een gezonde stedelijke ontwikkeling. Maar ook dat we niet in de val van fysisch determinisme moeten trappen.
Cover: ‘Fitness vrouw springen buiten in de stedelijke omgeving’ door BGStock72 (bron: shutterstock)