Casus Lange tijd waren de kades van de Schelde in Antwerpen een gebied waar de stadsbewoners niet echt kwamen. Met de heraanleg komt daar verandering in. Gebiedsregisseur Nancy Meijsmans (AG Vespa) en stadsbouwmeester Christian Rapp reflecteren op een grootschalige en langdurige transformatie.
Sinds eind vorige eeuw worden er vanuit publieke zijde pogingen ondernomen dit gebied toe te voegen aan de binnenstad. Op verschillende plekken leidt die lange adem nu zichtbaar tot – aansprekende – resultaten – en er staat nog veel meer op stapel. Het is een gebied met bijzondere kwaliteiten en een bijzondere geschiedenis, zoveel is duidelijk. Langgerekt (over 7 kilometer) en smal begeleiden de kaaien de Antwerpse binnenstad. Hun vorm heeft meerdere gedaantes gehad.
In het kantoor van de stadsbouwmeester, gevestigd in het karakteristieke Den Bell-gebouw, pakt Christian Rapp de oude kaarten erbij. Daarop staan de twee ‘rechttrekkingen’ die in vorige eeuwen ervoor zorgden dat wat nu de kaaien zijn een deel van de Antwerpse binnenstad was dat met de grond gelijk werd gemaakt – om vervolgens als havengebied te worden ingericht. “Een stuk van de stad werd afgekapt om ruimte te bieden aan de haven. Hele delen van de monumentale binnenstad verdwenen zo, alleen het kasteel Het Steen herinnert nog aan de oude structuur van de burcht die hier stond.”
Christian Rapp en Nancy Meijsmans zijn beide al langer bij de meest recente herontwikkeling van de kaaien betrokken, waar zich naast havenfuncties ook omvangrijke haven- en industriegebonden spoorwegterreinen bevonden, vooral aan de zuidwestkant van het gebied. Rapp eerst als architect rond 2000 toen hij aan het Falconplein en het Schipperskwartier werkte en vanaf 2016 door zijn aanstelling als stadsbouwmeester, Nancy Meijsmans vanaf 2009, toen ze bij een van de voorlopers van het autonoom gemeentebedrijf AG Vespa ging werken: AG Stadsplanning.
“Dat laatste bedrijf bestaat niet meer maar het heeft er destijds wel voor gezorgd dat het masterplan voor de herinrichting van de Scheldekaaien is opgesteld. Het autonoom gemeentebedrijf Stadsplanning was opgericht om uitvoering te geven aan het gemeentelijk structuurplan, dat in 2006 was goedgekeurd en waarbinnen een aantal herontwikkelingsgebieden was gedefinieerd, waaronder de Scheldekaaien en het Eilandje. Ik werkte in die tijd aan de uitwerking van een aantal deelgebieden daarbinnen.”
Ommekeer in 1993
In 2015 keerde Meijsmans terug bij AG Vespa, het autonome vastgoedbedrijf van de gemeente dat in verschillende rollen aan het aanzien van de stad werkt. Om daar na korte tijd opnieuw met de kaaien aan het werk te gaan: “Het gebied was in de tweede helft van de 20ste eeuw in onbruik geraakt nadat de havenactiviteiten waren weggetrokken naar betere locaties aan de noordzijde van de stad, dichter bij de Noordzee en de rol als afgesloten douanegebied was vervallen.
De invulling was weinig kwalitatief en weinig dynamisch met allerlei programma’s zoals parkeren en stallingen. Je kon eigenlijk niet goed bij het water komen.” Rapp: “Pakhuizen en kasseien bepaalden de bijzondere en ruige sfeer, vergelijkbaar bijvoorbeeld met het KNSM-eiland in Amsterdam. Met in de tweede lijn wel de nodige nieuwbouw. Wie het gemaakt had in die tijd woonde precies daar. Met uitzicht op de Schelde in een door een sterarchitect ontworpen Belgische kustwoning. Maar het gebied ervoor, tot aan de rivier zelf, was grotendeels ontoegankelijk.”
De ommekeer kwam met Antwerpen Culturele Hoofdstad 1993, toen aanvankelijk een aantal burgers en stedenbouwkundigen zich ermee ging bemoeien: “Er werd een wedstrijd georganiseerd, ‘Stad aan de Stroom’, voor drie grote gebieden waar men ontwerpvoorstellen voor kon indienen. Zo zijn die plekken op de mentale kaart van de burger en ook van het beleid terechtgekomen. Ze hebben een plek in het structuurplan gekregen en 30 jaar later zijn we er nog steeds mee bezig.”
Rapp typeert Stad aan de Stroom begin jaren negentig als een IBA-achtige manifestatie met veel ideeën, in de tijd dat er nog weinig bestond aan kaders: “Er was geen AG Vespa, geen stadsbouwmeester. Pas daarna kwamen de nota’s en werd René Daniëls in 1999 voor één dag in de week aangesteld als stadsbouwmeester. Hij kwam met zijn Bureau 5 uit Maastricht en maakte in die tijd de plannen voor Het Eilandje. Ook werd toen een gemeentelijke welstandscommissie opgericht en vond de uitbreiding van het stadsbouwmeesterschap naar een fulltime functie plaats (ingevuld door Kristiaan Borrett die nu stadsbouwmeester in Brussel is).
Veel nieuwe instrumenten
Christian Rapp noemt in dit verband ook de bezielende leiding van voormalig burgemeester Patrick Janssens. “Hij had visie op ruimtelijke ordening, de sociaaleconomische ontwikkeling van de stad én de marketing daarvan – in zijn tijd is ook het bekende logo van de stralende A ontwikkeld. Met als cruciale ondertitel: de stad is van iedereen. Echt een vooruitziende blik.” Antwerpen was niet aantrekkelijk op dat moment en de waterkanten werden aangeduid als ‘het putje van de stad’, aldus Rapp. “Het enige dat werd gebouwd, was sociale woningbouw.”
De ommekeer die in Antwerpen plaatsvond, had een pendant op Vlaams niveau, zo geeft Meijsmans aan: “In heel Vlaanderen is vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw ingezet op stadsvernieuwing. Te beginnen met de stationsomgevingen zoals in Leuven en ook hier in Antwerpen. Veel instrumenten zijn daarvoor opgetuigd: de Vlaamse Bouwmeester, de Open Oproepen, het stadsvernieuwingsfonds, diverse project- en ontwerpsubsidies, de Thuis in de Stad-prijs. Er vond een hele verschuiving plaats in hoe er naar de stad werd gekeken.”
‘Zicht op voormalig hoofdgebouw Loodswezen Antwerpen’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
Met als belangrijk verschil met de Nederlandse situatie dat in Antwerpen de gemeente veel minder eigen grondbezit heeft, zo maakt Rapp duidelijk: “In Amsterdam waar je de ontwikkeling van het Oostelijk Havengebied met de aanpak van de kaaien kunt vergelijken, zit het gemeentelijk grondbedrijf direct en vanaf het begin aan tafel bij de gebiedsontwikkeling. En daarbij is het hele Belgische systeem van projectontwikkeling veel kleinschaliger, met een aanpak veeleer op pand-niveau.”
Oprakende gebieden
Op een aantal grote gebiedsontwikkelingen na – zoals het Antwerpse Nieuw Zuid – is de marktsector hier vooral bezig met transformatie van het bestaande weefsel, met relatief kleine bouwstenen, aldus de stadsbouwmeester. “Kijkend naar de toekomst zien we dat de klassieke transformatiegebieden opraken – de voormalige spoor-, slachthuis- en fabrieksterreinen bijvoorbeeld – en dat we voor het opvangen van de bevolkingsgroei veel meer naar de twintigste-eeuwse gordel van uitbreidingswijken gaan kijken. Dat is de buffer voor de toekomst. Die gordel moet niet verdichten maar transformeren, oftewel de bestaande bebouwing verbeteren en toekomstbestendig maken.” De linkeroever van de Schelde – aan de overzijde van de binnenstad dus – hoort daar zeker ook bij en daar worden momenteel ook volop plannen voor ontwikkeld.
Terug naar de kaaien op de rechteroever tegen de binnenstad aan, waar de transformatie aanvankelijk werd ingegeven door het verbeteren van de waterveiligheid. Het Sigma-masterplan van de Vlaamse overheid benoemde in dat verband de noodzaak om in Antwerpen over een lengte van 7 km de waterkeringsmuur, gebouwd in de jaren 1970, te verhogen.
“De waterveiligheid was de eerste aanleiding om met dit gebied aan de gang te gaan. De tweede was gelegen in de slechte staat van de kademuren van de tweede rechttrekking uit 1874; deze begonnen langzaam maar zeker in het water te kantelen. Dat waren dus twee ingenieurstechnische opgaves, die in de schoot liggen van de Vlaamse overheid, met de Vlaamse Waterweg als verantwoordelijk opdrachtgever (een agentschap van de Vlaamse overheid dat de waterwegen in Vlaanderen in beheer heeft, red.). Daarop heeft de stad gezegd: dan gaan wij daar nog een extra element aan toevoegen. Als we het toch zo grondig moeten aanpakken, dan gaan we die kans nu grijpen om deze publieke ruimte weer echt bij de stad te voegen en te zorgen dat de stad terug bij de stroom, bij het water komt. Een plek waar iedereen gebruik van kan maken.”
Geen bouwlocatie
Bijzonder daarbij is dat de gronden eigendom zijn van Vlaanderen, die ze in een 100-jarige concessie aan de stad heeft gegund tot 2096. “We hoefden daarvoor niet te investeren in de verwerving maar uiteraard wel in de heraanleg. We spreken hier over ruim 150 miljoen euro dat de stad zal investeren en idem dito voor onze Vlaamse partner, in relatie tot de civiele opgaven.” Nadrukkelijk koos de stad er niet voor om het merendeel van de kades in te zetten als bouwlocatie voor nieuw privaat vastgoed, aldus Meijsmans: “We wilden hier geen exclusieve gouden rand creëren.”
‘Ter hoogte van de cruiseterminal van Antwerpen, met de karakteristieke afdaken.’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
De heraanleg van de kades vindt daarom volgens landschappelijke principes plaats, aldus Christian Rapp, om daarmee het ingenieurstechnische vraagstuk van de verhoogde waterkering op te lossen. Met daarbij als uitdaging om in te spelen op de Schelde als pittige getijdenrivier: “Dat kennen jullie in Nederland niet; deze rivier gaat twee keer per dag zes meter op en neer, met eb en vloed. Het is geen Amsterdam met een relatief gelijkblijvend peil van het IJ en vrolijke sloepjes. Je moet hier beter niet te water geraken, dan kom je een paar kilometer weer boven.” Meijsmans: “Dat overleef je niet. Het is een gevaarlijke rivier.”
Utilitaire rivier
De linkeroever is een natuurlijke, zachte en groene oever, daar komt het water 20 tot 30 meter naar je toe. Complementair is de harde, stenige rechteroever: de buitenbocht waar het water nog harder stroomt. De vraag is dan volgens Rapp: hoe adresseert de stad zich aan de oever? “Daarbij speelt ook nog mee dat dit ooit de grens was tussen Vlaanderen en Brabant. Er speelt een discussie mee van: horen ze er wel of niet bij, die mensen daar aan de overkant? Net zoals met Rotterdam-Zuid en Amsterdam-Noord te beluisteren valt.”
Het zal een kwestie van tijd zijn voordat dit karakter verandert, denkt Rapp: “De rivier heeft nog steeds dat utilitaire karakter. De potenties zijn er wel om in recreatief opzicht de oevers beter met elkaar te verbinden maar het is nu nog een beetje een Doornroosje die wakker gekust moet worden. De stad is daar nu druk mee bezig.”
Ook al waren de kaaien voor de heraanleg nog een weinig uitnodigend gebied, het betekende volgens Nancy Meijsmans niet dat de stadsbewoners er geen gebruik van maakten: “Het was de plek om te gaan uitwaaien, om eh, eens te gaan barbecuen of te gaan drinken met vrienden. Om de camperwagen te gaan parkeren en daar twee dagen te logeren. Dus het werd gebruikt, maar ja, veel minder georganiseerd en veel minder afgelikt en veel ruwer dan het vandaag is. Het masterplan speelt daarop in met een aantal vaste ‘krijtlijnen’ zoals we dat noemen, vaste ontwerpuitgangspunten voor de herinrichting van de openbare ruimte. Maar tegelijkertijd kijken we per deelgebied naar de functie van het gebied dat erachter ligt, in de binnenstad. Bijvoorbeeld in het centrale deel waar de densiteit van de binnenstad heel hoog is met heel veel woningen die geen eigen buitenruimte hebben. Daar is ervoor gekozen de waterkering zo dicht mogelijk naar de Schelde te brengen, zodanig dat we een zo groot mogelijk niet-overstroombare vlakte hebben die we te allen tijde kunnen gebruiken voor activiteiten en evenementen.”
Meer groen aan de randen
Op andere plekken is er juist voor gekozen om de waterkering dichter bij de stad te leggen om wél een grote overstroombare vlakte te hebben, die niet permanent met één bepaald programma of activiteit kan worden geclaimd. Meijsmans: “Een open ruimte, een vrijplaats die past bij het karakter dat de kaaien hadden; dat bestendigen en ervoor zorgen dat het voor en door iedereen gebruikt kan worden.” De materialisering van de deelgebieden is volgens vergelijkbare principes opgebouwd: “Waar het centrale deel meer verhard is om meer activiteiten toe te kunnen laten, zie je dat naarmate de overgang naar buiten de stad in beeld komt, de keuze wordt gemaakt om meer met groen te werken, in de overgangen noord en zuid. Zo spelen de zeven deelgebieden in op het weefsel dat er achter ligt.”
‘Ruimte voor groen en speelplaatsen door de waterkering meer naar de Schelde te leggen.’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
De genoemde krijtlijnen zijn volgens Nancy Meijsmans flexibel genoeg om in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen: “Het masterplan voor de kaaien is twaalf jaar oud nu en uiteraard verandert er een aantal inzichten. Of er zijn technische oplossingen die vroeger niet mogelijk waren en nu wel. Daarbij dienen zich nieuwe maatschappelijke gevoeligheden aan zoals bijvoorbeeld klimaatadaptatie, meer aan vergroening doen, hittestress proberen tegen te gaan. Er zitten dus wel evoluties in ja. Naar mijn gevoel slagen we er nog altijd wel in om die binnen het casco van het masterplan van twaalf jaar geleden op te vangen.”
Kleiner apparaat
Christian Rapp steekt daarbij zijn trots op de stad en de gemeentelijke organisatie niet onder stoelen of banken: “Laten we wel wezen, deze herinrichting is primair een overheidsgestuurde operatie. We hebben ook niet zo'n planologische cultuur als in Nederland en het hele land is verkaveld dus we moeten sowieso met heel veel meer particuliere eigenaren iets bedenken. Bovendien hebben we ook veel kleinere apparaten. Toen AG Vespa 20 jaar geleden opgericht werd, waren dat misschien twintig man of dertig man. Als ik vraag hoe groot de dienst Ruimtelijke Ordening in Amsterdam is, dan hoor ik: een paar honderd medewerkers. Dat vind ik dus wel de kracht van Antwerpen, dat ze in 1993 met beperkte middelen en een beperkte hoeveelheid mensen aan de slag zijn gegaan, als een soort David tegen Goliath.”
Dat het tempo daarbij wellicht niet zo hoog ligt als in de Nederlandse hoofdstad, vindt Rapp eerder een voordeel dan een nadeel. “Ook bij ons moeten gebieden zoals de genoemde twintigste-eeuwse gordel rond de binnenstad transformeren – alleen al energetisch – maar doe dat langzaam. Het voordeel is dat projecten als dit niet vastgoed-gedreven zijn.” Meijsmans: “Het is vooral een stadsontwikkelingskwestie, waarbij de herinrichting van het publieke domein leidend is.” Rapp: “Mijn zorg is namelijk wel: Amsterdamse toestanden. En dat vertel ik hier ook. Zoals Richard Florida schreef in zijn boek ‘The new urban crisis’: gentrification is leuk, maar alleen in het begin. Daarna loopt het uit de hand en dat moet je als stad niet willen.”
Meijsmans wijst op een daarmee samenhangend fenomeen: “We kunnen inderdaad blij zijn met de kwaliteit die we aan de kaaien kunnen realiseren, maar aan de andere kant merk je ook vandaag al dat er een aantal activiteiten veel minder getolereerd wordt. De ruimte die vroeger door iedereen een beetje en stoemelings kon gebruikt worden, daar ontstaat weerstand tegen. Inmiddels is omwille van overlast naar omwonenden al een skateverbod op de Scheldekaaien ingesteld, dat was vroeger ondenkbaar.” Rapp: “Er moeten nog wel ruwe kantjes blijven en gelukkig heeft Antwerpen die volop.” Meijsmans: “Maar het is een fragiel evenwicht – net als de verhouding tussen de stad en de rivier als geheel.”
Het project
Er zijn drie redenen om de Scheldekaaien te vernieuwen: de historische kaaimuur is in slechte staat en moet dringend gerenoveerd worden, de waterkering moet hoger om de stad tegen overstromingen te beschermen en delen van de kaaien liggen er verwaarloosd bij.
Bij het nadenken over de toekomstige heraanleg is, al in een vroeg stadium, de bevolking betrokken bij de plannen. In 2010 koos de stad voor het ontwerpteam PROAP/WIT/D-RECTA/IDROESSE om een masterplan uit te werken. Dat plan kwam tot stand na een doorgedreven participatie van de Antwerpse bevolking.
Van zuidwest naar noord worden in het plan zeven deelgebieden onderscheiden:
- Blue Gate Antwerp
- Nieuw Zuid
- Sint-Andries en Zuid
- Schipperskwartier en Centrum
- Bonapartedok en Loodswezen
- Kattendijksluis en Rijnkaai
- Droogdokkeneiland
AG Vespa coördineert de heraanleg van de Scheldekaaien en legt samen met de stad het openbaar domein aan. De Vlaamse Waterweg nv is verantwoordelijk voor de kaaimuurstabilisatie en waterkering. Het masterplan is opgemaakt door het ontwerpbureau PROAP/WIT/D-RECTA/IDROESSE in opdracht van de stad Antwerpen en de Vlaamse Waterweg nv. Ook diverse Nederlandse ontwerpbureaus zijn bij de planuitwerking betrokken.
Een wandeling langs het water
De lengte van 7 kilometer leent zich prima voor een winterse wandeling langs De Kaaien. We starten aan de noordkant, op het Droogdokkeneiland. 18 hectare groot, met onder meer ruimte voor een fraai nieuw park. Maar ook worden hier de historische droogdokken gerestaureerd. Minstens zo indrukwekkend is de in volle gang zijnde vernieuwing van de massieve Royerssluis. We treffen hier ook de spectaculaire uitbreiding van het havenkantoor aan, naar een ontwerp van architect Zaha Hadid. Behalve een koffiebar in het atrium is er voor de bezoeker helaas weinig anders te doen op deze prachtplek.
‘Beeld 1’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 2’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 3’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 4’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
Lopend in zuidelijke richting komen we aan op Het Eilandje, hier vinden we het deelplan Kattendijksluis en Rijnkaai. Mooi zijn de bewaard gebleven havenkranen en loodsen, waar zich al nieuwe functies vestigen.
‘Beeld 5’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 6’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 7’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 8’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
Het volgende deelgebied is het Bonapartedok, waar met name de gebiedsherontwikkeling rond het markante voormalige Loodsgebouw de aandacht vraagt. Het gebouw staat al sinds 2017 leeg en er wordt gezocht naar een tijdelijke invulling, in afwachting van de herbestemming.
‘Beeld 9’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 10’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
In het volgende deelgebied, Schipperskwartier en Centrum, lopen we tegen de markante hangars aan die een tweede leven krijgen. De nieuwe waterkering is hier straks zowel vast als mobiel. De heraanleg maakt onder meer de oude stadsplattegrond zichtbaar. Verantwoordelijk voor het ontwerp zijn Palmbout Urban Landscapes en Tractebel.
‘Beeld 11’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 12’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 13’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 14’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
De grootste maat krijgen de kaaien ter hoogte van Sint Andries en Zuid, met grote openbare verblijfsruimtes aan beide zijden van de waterkering. Stadsbewoners kunnen hier sporten, flaneren en chillen.
‘Beeld 15’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 16’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 17’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 18’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
Het meeste nieuwe vastgoed wordt gerealiseerd in de wijk Nieuw Zuid, op de plek van voormalige spoorterreinen. Hier worden onder meer 2.000 woningen gebouwd maar er is ook plek voor galeries, een collectieve warmtecentrale en waterberging.
‘Beeld 19’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 20’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 21’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
‘Beeld 22’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
Het meest zuidelijk gelegen deelgebied is Blue Gate Antwerp, op de plek van de grote petroleumhaven van Antwerpen. Ambitie is om met dit duurzame bedrijventerrein 2.000 tot 3.000 nieuwe banen te creëren.
Cover: ‘Zonsondergang, Antwerpen’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)