Onderzoek Tien ontwerpteams, vijf steden, een onzekere toekomst: dat zijn de ingrediënten voor de ontwerpstudie 'De stad van de toekomst'. Onderzoekers van de TU Delft analyseren welke meerwaarde zulke ontwerpstudies hebben voor gebiedsontwikkelaars. In dit vervolgartikel kijken we naar voorbeelden van deze meerwaarde: “Meteen met z’n allen rond de tafel is uniek: ontwerpers, experts en gemeenten.”
Analyse ontwerpstudie ‘De stad van de toekomst’ #2
Een gebiedsontwikkelingsopgave is niet eenduidig. Dat betekent dat er door opdrachtgevers ook geen eenduidige definitie van deze opgave te geven is: iedere betrokkene kan er een eigen perceptie op na houden, vaak in relatie tot belangen die hij of zij nastreeft. Zo staat voor een woningcorporatie de realisatie van kwalitatief goede woonruimte met een betaalbare huur voorop, voor het Waterschap de waterhuishouding, en voor een gemeente de realisatie van voldoende kwalitatieve buitenruimte. Dat maakt de opgave van gebiedsontwikkeling tot een complex en onzeker vraagstuk, ook wel ‘wicked problems’ genoemd. Want iedere oplossing die de ene actor bedenkt, kan bij andere actoren nieuwe problemen veroorzaken.
Ontwerpend onderzoek (het onderzoeken en definiëren van de opgave, het verbinden van belanghebbenden en het verkennen en verbeelden van mogelijke toekomsten1) is een instrument om deze meerduidige opgaven, dwars door hiërarchie en sectoren heen, te onderzoeken en overkoepelende oplossingen te vinden. Of, zoals een ontwerper van Stad van de Toekomst het zei: “Meteen met z’n allen rond de tafel is uniek: ontwerpers, experts en gemeenten. Samen op zoek naar de juiste opgavedefinitie.”
Meerwaarde I: Gedeeld doel vinden
Voordat er aan overkoepelende oplossingen kan worden gewerkt, helpt ontwerpend
onderzoek de betrokkenen van een gebiedsontwikkeling om de opgave via mogelijke
ruimtelijke oplossingen te verkennen. Zo kunnen zij een gezamenlijke opgavedefinitie vinden. Dit
stelt bij alle belanghebbenden het gedeelde doel van de
gebiedsontwikkeling scherp en biedt ruimte om impliciete vooronderstellingen te
bespreken.2
Meerwaarde II: Opgave en actoren
definiëren
Vaak is er bij gebiedsontwikkeling sprake van een
convergerende aanpak: betrokkenen definiëren een project op basis van een reeds
bekend veronderstelde opgave voor een gebied (zoals: ‘een woningbouwopgave’) en
werken deze vervolgens steeds specifiekere uit. Ontwerpend onderzoek maakt
juist gebruik van de combinatie divergeren én convergeren. Dit kan in een vroeg
stadium leiden tot inzicht in nieuwe, onontdekte opgaven die in een gebied samenkomen
en daarmee tot een meer ‘complete’ en ‘juiste’ definitie van de opgave en de
betrokkenen daarbij (zie afbeelding). Het vinden van deze opgave en eerste
actorendefinitie is daarmee een essentiële meerwaarde van ontwerpend onderzoek. Ontwerpend onderzoek zorgt niet alleen voor
meerwaarde in deze initiatieffase van gebiedsontwikkeling, maar in elke fase
van het gebiedsontwikkelingstraject.3 (zie afbeelding)
‘stadtoekomst2 schema’
Schematische weergave van het divergeren en convergeren van ontwerpend onderzoek in een gebiedsontwikkelingstraject. Bron: eigen bewerking en interpretatie van schema Future Urban Regions
Meerwaarde III: Mogelijke toekomsten verkennen
De combinatie van divergeren en convergeren in het
ontwerpend onderzoek is eigen aan de denkwijze van ontwerpers. Zij houden zich
bezig met mogelijke toekomsten en hebben
ervaring met het verkennen van oplossingsrichtingen in complexe praktijksituaties. Wetenschappers zijn meer georiënteerd
op waarschijnlijke toekomsten, bestuurders
op wenselijke toekomsten en gebiedsgebruikers
(zoals bewoners) op een realistische
toekomst; een toekomst die herkenbaar is en niet (te veel) afwijkt van het
heden. 4
Ontwerpend
onderzoek maakt gebruik van verbeelding en referenties om doelgroepen en
opdrachtgevers te inspireren om iets te willen dat ze niet voor mogelijk hielden.5 Ontwerpend denken is daarom van onmisbare meerwaarde bij het
verkennen van toekomstige steden. Het is een vaardigheid die complementair is
aan analyses en verkenningen van andere disciplines.
Alle betrokkenen
bij een gebiedsontwikkeling kunnen van ontwerpend denken profiteren, doordat zij
verder leren kijken dan waarschijnlijke, wenselijke en realistische toekomsten.6 ‘Verkennen’ en ‘samenbinden’ vormen
daarbij een belangrijk doel, net als synergie creëren via collectief leren en
participeren.7,8
Meerwaarde IV: Open houding opdrachtgever
Om ontwerpend onderzoek goed in te zetten is bij
opdrachtgevers wel een bepaalde attitude nodig. In gebiedsontwikkeling wordt ruimtelijk
ontwerpen namelijk nog vaak gezien als de verbeelding van een idee, product of
resultaat. De ontwerper moet dan een ‘plaatje maken’ nadat de opgave door de opdrachtgever gedefinieerd is. Als de
ontwerper vervolgens met vragen komt over deze definitie, dan ervaren
opdrachtgevers dit dikwijls als ongewenst en lastig omdat het wordt gezien als
een ‘stap terug’ in het proces. De ontwerper moet dan ‘niet moeilijk doen’ en gewoon
de gevraagde visuele uitwerking maken. Opdrachtgevers laten de ontwerper dan in
wezen niet toe tot het proces waarin zij de betekenis van het project en inhoud
van het plan vaststellen. Het ruimtelijk ontwerp is dan een doel op zich, in
plaats van een middel om de opgave scherp(er) te krijgen.
Als opdrachtgever
kun je het ontwerpen echter ook gebruiken om de (vaak complexe) opgave te onderzoeken
en samen te zoeken naar een zo goed mogelijke opgavedefinitie. Hiermee
verandert ontwerpen van doel naar middel, en verandert het proces van ‘visueel
communiceren’ naar ‘visueel
denken’. Visueel communiceren is extern gericht en wil
kennis en keuzes overbrengen, terwijl visueel denken intern gericht is en gaat om
het vergaren van kennis en keuzemogelijkheden.2
Voor opdrachtgevers is de onzekerheid die een ontwerpstudie met zich
meebrengt vaak spannend. Onzekerheid kan namelijk zorgen voor conflicten met de behoefte naar zekerheid of met reeds gemaakte
keuzes.
In ‘De stad van de toekomst’ is er geen standaard opdrachtgever-opdrachtnemer-situatie tussen de gemeenten en de ontwerpteams. BNA Onderzoek is initiator en is de facto opdrachtgever, met een mandaat van de vijf steden. De gemeenten zijn op zoek naar een verhaallijn die zij kunnen volgen, (na)vertellen en vertalen naar uitvoering. Resultaten van ontwerpstudies moeten volgens hen dus niet de bestaande gemeentelijke plannen (te ver) omvergooien. Anderzijds vinden gemeenten ontwerpstudies geslaagd wanneer er iets uitkomt wat ze zelf niet hadden kunnen bedenken.
Wil een ontwerpstudie dus nut hebben, dan zijn een open houding van de opdrachtgever en vertrouwen in de ontwerpteams gevraagd. Ook van belang voor succes is de planvormingsfase waarin de casus van een ontwerpstudie zich bevindt. De inzichten van de ontwerpstudie moeten hierin namelijk nog meegenomen kunnen worden.
Meerwaarde V: Multidisciplinaire expertise
Ook van belang voor een succesvolle uitvoering van ontwerpend onderzoek is de
samenstelling van het ontwerpteam. Idealiter bestaat dit uit mensen vanuit
verschillende disciplines. Zo’n samenstelling vergroot de kans dat deelnemers vanuit
de verschillende disciplines vraagstukken koppelen. Zo ontstaan nieuwe verbanden
en oplossingen die in een monodisciplinair team onzichtbaar blijven. Dat is van
belang voor het realiseren van innovaties van bijvoorbeeld producten, diensten
of processen.
Verschillende disciplines houden zich bezig met verschillende schaalniveaus. Een architect denkt bijvoorbeeld aan de mogelijkheid om water te bergen op gebouwniveau, terwijl een mobiliteitsexpert hiervoor eerder aan het soort wegen zal denken.9 Interdisciplinaire samenwerking vergroot de kennis van wat je waar en op welk schaalniveau het beste kunt oplossen.
Multidisciplinaire ontwerpteams zorgen dus voor meerwaarde door nieuwe verbanden te leggen en gedeelde belangen van actoren in een gebiedsontwikkeling duidelijk te krijgen.
Kenmerkend aan ontwerpteams in een geslaagde ontwerpstudie is dat zij:
- openstaan voor elkaars kennis
- hun bevindingen spiegelen aan andere ontwerpvoorstellen of visies
- een navolgbare aanpak hanteren (in een iteratief proces steeds scherpere
keuzes maken)
- (tussen)resultaten bespreken met belanghebbenden en belangstellenden.
Meerwaarde VI: Leren van andere vakgebieden
De tijd van de ontwerper in de ivoren toren - architecten en stedenbouwkundigen
die in witte doktersjassen vanaf een tabula rasa ontwerpen maakten - is voorbij.
Menig gebiedsontwikkelingsopgave ligt in de bestaande stad en gaat dus veel
meer over de herontwikkeling van gebieden waar reeds vele actoren actief zijn. Hierdoor
wordt de interactie tussen maker en gebruiker belangrijk. Deze wisselwerking is
in de productontwikkeling (je maakt een product namelijk voor een gebruiker)
via ontwerpend onderzoek al langer gangbaar.
Door de vele partijen die betrokken zijn bij gebiedsontwikkeling, vormt de interactie tussen maker en gebruikersgroep alleen een grote uitdaging. Er zijn in dit proces namelijk meerdere makers en gebruikersgroepen. Maar voor de toepassing van ontwerpend onderzoek in gebiedsontwikkeling is kijken naar andere vakgebieden, waar deze instrumenten al langer toegepast worden, raadzaam.
Aanbevelingen: streef naar vrijplaatsen voor ontwerpkracht
Voor een ontwerpstudie waar zowel opdrachtgever als ontwerpteam tevreden over zijn, is het van belang in het begin elkaars verwachtingen helder te krijgen. Dat bleek ook tijdens ‘De stad van de toekomst’. Want hoewel de ontwerpstudie beleidsluw (bestaand beleid mag geen belemmering zijn voor de ontwerpteams) is opgezet, ontstond wel degelijk spanning tussen de oplossingen van de teams en reeds gemaakte keuzes van de betrokken gemeenten. Het formuleren van een opgave gaat namelijk over het aangeven van waarden, en daarmee ontegenzeglijk over politieke en financiële haalbaarheid. De deelnemers aan een ontwerpstudie dienen zich bewust te zijn dat een ontwerpstudie vraagt om een omgeving om vrij te kunnen denken.
Voor een succesvolle ontwerpstudie is het verder noodzakelijk dat betrokkenen om kunnen gaan met moedwillig abstract geformuleerde opgaven. Het is immers nog niet duidelijk wat de opgave is, want die wordt juist via een ontwerpstudie gedefinieerd. Dit is niet makkelijk, omdat zowel ontwerpers als ambtenaren in de dagelijkse praktijk graag werken met gedetailleerde Programma’s van Eisen en meetbare beleidsdoelstellingen.
Vervolg
Tijdens de slotbijeenkomst op 30 november presenteren de ontwerpteams hun roadmaps: plannen waar deelnemende gemeenten mee aan de slag kunnen en het gesprek met hogere overheden kunnen organiseren.
Over de ontwerpstudie ‘De stad van de toekomst’
Begin dit jaar startte de ontwerpstudie ‘De stad van de toekomst’. Tien ontwerpteams onderzoeken in de vijf grootste Nederlandse gemeenten hoe de toekomst van vijf prominente gebieden eruit kan zien. De onderliggende vraag is hoe we in tijden van de volgende verdichtingsgolf bouwopgaven kunnen koppelen aan energietransitie, innovaties op gebied van vervoer, circulaire economie en andere systeem‐ en netwerkinnovatie. Begrippen die in de wereld van gebiedsontwikkeling veelbesproken, maar ook nog abstract zijn.
Parallel aan deze ontwerpstudie lopen er aan de TU Delft drie onderzoeken. Het in kaart brengen en het ontwerpend onderzoeken van opgaven en scenario’s in de Stad van de Toekomst (Architecture & Urban Design), onderzoek naar de koppeling van stedelijke systemen (bijv. vervoer, water, energie, afval) die in de studiegebieden moet plaatsvinden (Environmental Technology & Design) en binnen de leerstoel Urban Development Management richten we ons op de meerwaarde van ontwerpend onderzoek voor gebiedsontwikkeling. Het doel van het onderzoeken van deze meerwaarde is om aanbevelingen te formuleren voor opdrachtgevers die dit instrument in de initiatieffase van een gebiedsontwikkeling willen toepassen.
In het eerste artikel in deze reeks presenteerden we onze onderzoeksvragen en eerste bevindingen.
In dit artikel staan de bevindingen en aanbevelingen opgedaan uit
literatuurstudie, interviews met betrokkenen bij Stad van de Toekomst en
gesprekken met experts op het gebied van ontwerpend onderzoek centraal.
Meer informatie over de BNA ontwerpstudie ‘De stad van de toekomst’ is hier te lezen
Coverfoto: Lokaal atelier Amsterdam. Bron: BNA onderzoek, Anouk Haamans
Bronnen:
1 Boomen, T. van den, Frijters, E., Assen, S. van & Broekman, M. (red.) (2017). Stedelijke vraagstukken, veerkrachtige oplossingen: Ontwerpend onderzoek voor de toekomst van stedelijke regio's, Trancity Valiz, Amsterdam
2 Nijhuis, S., de Vries, J. & Noortman, A. (2017). Ontwerpend onderzoek, in Praktijkgericht onderzoek in de ruimtelijke planvorming. Methoden voor analyse en visievorming. Wageningen: Uitgeverij Landwerk
3 Schrijnen, J. (2014). Waardecreatie en innovatie door ontwerpend onderzoek. Retrieved from: https://www.ontwerpenaanklimaatenwater.nl/platformbijeenkomsten/ontwerp-delta-nl/essays/joost-schrijnen
4 Jong, T. de (1992). Kleine methodologie voor ontwerpend onderzoek. Meppel: Boom.
5 Kempenaar, A., Westerink, J., Lierop, V., Brinkhuijsen, M., & Brink, V. (2016). "design makes you understand"-mapping the contributions of designing to regional planning and development. Landscape and Urban Planning, 149, 20-30.
6 Zeemeijer, I. (2016, 19 maart). ‘Design thinking helpt om in de toekomst te kijken’. Retrieved from: https://fd.nl/morgen/1143633/design-thinking-helpt-om-in-de-toekomst-te-kijken
7Cross, N. (2007). Designerly Ways of Knowing. Basel: Birkhäuser.
8 ter Haar, G. (2016). Rol architect bij co-productie in de context van krimp. Retrieved from https://www.hanze.nl/assets/kc-noorderruimte/Documents/Public/NoorderRuimte-lunches/Presentatie%20Gert%20ter%20Haar%2028%20januari%202016.pdf9de Jonge, J., & Middleton, D. (2008). Landscape architecture between politics and science : An integrative perspective on landscape planning and design in the network society. Wageningen: Blauwdruk.
Cover: ‘stadtoekomst2 groepsfoto’