Interview Een gebiedsherontwikkeling zonder de gebruikelijke portie nieuwbouw als melkkoe, dat karakteriseert het voormalige pauper- en gevangenisdorp Veenhuizen in Drenthe. Hoe dan toch een nieuw perspectief creëren? Bas Morsink staat aan het hoofd van De Nieuwe Rentmeester, de onderneming die Veenhuizen kocht van het Rijksvastgoedbedrijf. Hij schetst het beeld van orde op zaken stellen, om van daaruit te groeien.
Het is een bijzondere ervaring om Veenhuizen te bezoeken. Het dorp ten westen van Assen ligt aan de Kolonievaart en was tot midden jaren tachtig van de vorige eeuw alleen met toestemming te bezoeken. Inmiddels is de bestemming als gevangenisdorp al weer de nodige jaren opgeheven en kan het vrijelijk worden betreden. Met centraal gelegen het prominente Gevangenismuseum en daaromheen een bijzondere mengeling van woningen (met hun opwekkende opschriften als ‘Ontwikkeling’ en ‘Werk en bid’), werkgebouwen en kerken.
Ook in het omringende landschap zijn nog sporen van het oorspronkelijke gebruik, als ‘Kolonie van Weldadigheid’, terug te vinden, zoals in de begraafplaats die wat buiten het dorp is gelegen. En de verschillende ‘gestichten’ waar in de begintijd van Veenhuizen de armen uit het westen van Nederland werden gehuisvest, om daar een nieuwe toekomst op te bouwen – onder weinig florissante omstandigheden. Suzanna Janssen documenteerde die tijd overtuigend in haar boek ‘Het pauperparadijs’, dat enkele jaren geleden omgezet werd in een gelijknamige theaterproductie.
Twee specialisten
Een gebied met een bijzondere geschiedenis derhalve, waaraan de nieuwe eigenaar De Nieuwe Rentmeester een nieuwe laag hoopt toe te voegen. De gebiedsonderneming is gesticht door het Drents Landschap en BOEi, waarvan de eerste veel weet van landschap en cultuurhistorie ter plaatse en de tweede gespecialiseerd is in de herbestemming van gebouwen en gebieden. Gezamenlijk presenteerden zij zich bij het Rijksvastgoedbedrijf en kwamen als winnaar van de tender uit de strijd, die ten doel had om een professionele partij aan te trekken voor het beheer en de verdere ontwikkeling van Veenhuizen. Bas Morsink werd aangetrokken als directeur en hij ontvangt ons in het kantoor van De Nieuwe Rentmeester. In het aangrenzende bedrijfsverzamelgebouw (voorheen in gebruik bij de marechaussee) heeft hij ook zijn doordeweekse slaapplaats; het hielp Morsink het afgelopen jaar om zich snel het gebied en de gebruikers daarvan eigen te maken.
Het was in september 2021 een niet-alledaagse transactie: het Rijksvastgoedbedrijf deed afstand van een compleet dorp. Van voormalig gevangenisdorp Veenhuizen in Drenthe in dit geval. De Nieuwe Rentmeester nam het eigenaarschap over, met Bas Morsink aan het hoofd. Hoe kijkt hij na een jaar terug op de eerste ervaringen en welke koers zet hij in naar de toekomst?
Een voorheen afgesloten gebied openleggen voor gebruikers en bezoekers, hoe gaat dat in zijn werk?
“In de jaren tachtig van de vorige eeuw wilde het Rijk al van Veenhuizen af. Men had geen idee over een mogelijke nieuwe bestemming. Dat leidde ertoe dat de afgelopen 40 jaar nauwelijks iets aan onderhoud en vernieuwing is gedaan. De status van gevangenisdorp was er al eerder af gegaan en veel bewoners stroomden door naar de nieuwe woonbuurt die aan de westkant van Veenhuizen was neergezet. De oude gebouwen bleven over, alsmede de indrukwekkende groenvoorzieningen. In de jaren negentig meldden zich de eerste nieuwe gebruikers, zoals hotel Bitter en Zoet, het Gevangenismuseum en bierbrouwerij Maallust. Daarmee werd Veenhuizen al meer op de kaart gezet. Een gemeenschappelijk projectbureau van Rijksvastgoedbedrijf (RVB), gemeente Noordenveld en provincie Drenthe nam het beheer op zich – alle lof voor hun inspanningen. Maar op een gegeven moment werd duidelijk dat er een echte kartrekker nodig was om Veenhuizen de gewenste doorstart te geven. Toen hebben wij ons gemeld bij de tender die door het RVB was uitgeschreven.”
Het team van De Nieuwe Rentmeester, op locatie gevestigd. Geheel rechts Bas Morsink.
‘Team De Nieuwe Rentmeester’ (bron: De Nieuwe Rentmeester)
Waaruit bestond jullie propositie voor het gebied?
“Drents Landschap en BOEi vonden elkaar op hun gezamenlijke ambitie om dit bijzondere ensemble voor de toekomst te behouden. Waar de concurrentie – zo vermoed ik – voornamelijk vastgoedplannen indiende bij de tender, boden wij een symbolisch bedrag per inwoner en stoelden wij ons concept op twee pijlers: verbetering van de samenwerking in het gebied – op basis van een gezamenlijk toekomstbeeld – en vanuit de historie het nieuwe verhaal over Veenhuizen vertellen. Om dat goed te doen, zetten wij de gebouwen in en werken we aan een dorp ‘in ontwikkeling’. Niet in de traditionele zin door te slopen en nieuwbouw toe te voegen, maar door de bestaande opzet te gebruiken als basis voor kleinschalige en gebiedseigen economie en – vooral – toerisme.
Daarbij helpt dat de Koloniën van Weldadigheid zijn uitgeroepen tot Unesco Werelderfgoed (waar Veenhuizen er een van is, red.), die status levert niet zozeer direct geld op maar is wel een erkenning van hoe belangrijk het is dat we dit werk goed doen. Ook helpt het bij het aanvragen van subsidies en dergelijke. En niet onbelangrijk: we kwamen daarmee in het gezelschap van Werelderfgoed Nederland terecht, waardoor we bij anderen in de keuken kunnen kijken. Dat helpt ons in deze pioniersfase.”
In hoeverre kan de geschiedenis van Veenhuizen helpen om dat gewenste nieuwe ‘narratief’ voor het gebied te schrijven?
“We staan voor nieuwe uitdagingen, bijvoorbeeld om vorm te geven aan verduurzaming en de energietransitie. Hoe doe je dat in een omgeving als deze? Bijzonder is dan dat Veenhuizen destijds ook als zelfvoorzienende gemeenschap is bedacht. Dat idee kunnen we naar de 21ste eeuw brengen, ingebed in een aanpak waarbij we de natuur en cultuur van dit hele gebied voor het voetlicht brengen. Dat willen we veel meer in de vorm van arrangementen doen, zodat het aantrekkelijk wordt om hier langer te verblijven. Dus bijvoorbeeld niet alleen het Gevangenismuseum bezoeken maar ook een proeverij doen bij de bier- en makers van Maallust en een bezoek brengen aan het grote natuurgebied Fochteloërveen.
Onze rol daarbij is het voeren van de regie op alle activiteiten die al plaatsvinden, dat staat echt nog in de kinderschoenen. Daarom is het ook zo van belang om het gebied te leren kennen, alsmede alle partijen die hier actief zijn of dat willen worden. Bewoners, ondernemers, toeristen: hoe trekken we ze aan en houden we ze vast. Daar moet één samenhangend plan voor komen.”
Welke partijen wil je daarbij betrekken?
“Ik denk bijvoorbeeld aan de natuurorganisaties die bij het Fochteloërveen zijn betrokken, het bijzondere natuurgebied dat grenst aan Veenhuizen. Maar ook de agrariërs die hier boeren in het gebied van de oude landbouwkolonie. In termen van stikstofreductie is dit een gevoelig gebied en er zal op een andere manier geboerd moeten worden. Tien van hen hebben al een plan gemaakt om allerlei ‘oude’ gewassen als vlas en hop te gaan verbouwen en zo de brug te slaan tussen vroeger en nu. En er zijn natuurlijk allerlei ondernemers in het dorp, die ook al langer samenwerken onder de noemer ‘Veenhuizen boeit’. Samen moeten we op zoek naar ‘The Big Idea’ voor Veenhuizen.”
“Zodra we dat grote idee hebben geformuleerd, kunnen wij met De Nieuwe Rentmeester het vastgoed en de omliggende ruimte daarvoor inzetten. De karakteristieke gebouwen zijn een middel om aan het grotere perspectief te werken. Waarbij we de afgelopen tijd uiteraard wel druk zijn geweest om het dagelijks beheer van Veenhuizen op orde te brengen. We kregen een grote bos sleutels van het RVB en succes ermee. Op dit moment ligt de nadruk in ons werk op onze rol als huisbaas. We zijn druk geweest om alles te inventariseren en bijvoorbeeld de huurcontracten op één leest te schoeien. En om de goede aanvullende gebruikers te vinden die passen bij Veenhuizen en gevoel hebben bij deze plek. Dat kost tijd. Gelukkig is Drents Landschap hier uitstekend thuis in het gebied en ondersteunt zij ons hierin nadrukkelijk.”
Wat kunnen jullie zelf en waar hebben jullie anderen voor nodig?
“Het moge duidelijk zijn: zonder de steun van gemeente, provincie en Rijk gaat het niet lukken om het gebied weer spic en span te maken. Wij hebben zelf de handen al vol aan de forse instandhoudings- en restauratieopgave die er ligt. Op ieder pand zit een onrendabele top en toevoeging van nieuwbouw – als opbrengstendrager – is niet aan de orde: niet in het dorp en niet in de omgeving daarvan. Ook is het hier niet Leiden of Delft in termen van marktpotentie. Het verdienpotentieel is daarmee lager.”
‘Veenhuizen’ (bron: De Nieuwe Rentmeester)
“Gelukkig is justitie met de gevangenissen nog aanwezig en dat is een belangrijke economische motor. Er ligt bijvoorbeeld een uitdaging voor om een centraal bezoekerscentrum rondom Unesco te maken, dat mensen helpt zich te oriënteren: waar zijn ze en waar kunnen ze allemaal naar toe? Zodat ze een ‘Expeditie Veenhuizen’ kunnen gaan ondernemen en het gebied kunnen ontdekken. Met de directie van het Gevangenismuseum hebben we daar al constructieve gesprekken over, we zitten behoorlijk op een lijn. Uiteindelijk is de bedoeling dat we door het opwaarderen van het toeristisch programma geld gaan verdienen, dat weer terugvloeit naar het gebied.”
Cover: ‘Rijksmonument Helpt Elkander, Veenhuizen’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)