Opinie De groeiende behoefte om te wonen in centrumstedelijke gebieden legitimeert een krachtige aandacht voor (groene) openbare ruimte in deze delen van een stad. Waarom? Deels omdat groene plekken een vestigingsconditie zijn, maar ook omdat wonen en werken in hoge dichtheden de behoefte aan openbare ruimte stimuleren. En die stimulans wordt steeds heftiger in een kenniseconomie waarin het draait om contacten en interactie. Daar zijn vijf redenen voor aan te wijzen.
Allereerst is er de noodzakelijke behoefte aan stedelijk wonen, wat met zich meebrengt dat huishoudens genoegen nemen met minder woonoppervlak en daarvoor compensatie zoeken in de openbare ruimte. Bovendien openbaart de interactie economie zich in sterk toegenomen face-to-face in de openbare ruimte (en gelegenheden). Daarnaast leidt de permanente connectiviteit (als gevolg van smartphones en sociale media) ook tot veel meer face-to-face contacten in de openbare ruimte. Vervolgens is gebleken dat de (stedelijke) huishoudens van de 21ste eeuw een veelzijdiger activiteitenpatroon kennen dat zich voor het overgrote deel in de openbare ruimte manifesteert. Tenslotte wordt door het steeds meer vervlechten van vrije-, werk- en zorgtijd het gebruik van de openbare ruimte intensiever.
Het is dus niet verrassend dat uit het Amsterdamse Grote Groenonderzoek (2013) een toename van het gebruik van parken en woonomgevingsgroen in de centrumstedelijke gebieden in de stad blijkt. Uit dat onderzoek wordt ook duidelijk dat het groen als vestigingsfactor voor bewoners en bedrijven belangrijker is geworden. Meer dan de helft van de bewoners van de stad noemt de nabijheid van groen een belangrijke reden om voor de woonlocatie te kiezen. Van de Amsterdamse ondernemers geeft 45 procent aan dat de nabijheid van groene openbare plekken een belangrijk vestigingsmotief is.
Anderzijds is de groeiende populariteit van het stedelijk groen een garantie voor succesvolle verdichting en functiemenging in de stad. Kortom, de verdichtende stad kan niet zonder groen, en vice versa. Gezinnen met kinderen kiezen er in toenemende mate voor om in de stad te blijven wonen. (In Amsterdam groeit sinds een aantal jaren zowel het aandeel als het aantal huishoudens met kinderen). Groen in de directe woonomgeving, als onderdeel van een rijk centrumstedelijk voorzieningenniveau, is dan een noodzakelijke vestigingsconditie. Want stedelijke huishoudens (met name startende gezinshuishoudens) hebben krappe tijd-ruimtebudgetten, waardoor ze zijn aangewezen op voorzieningen, waaronder plantsoenen en speelplekken, in de buurt.
Overigens niet alleen voor gezinnen. Stedelijk georiënteerde huishoudens en bedrijven zijn, zoals gezegd, gebaat bij groene openbare ruimtes met mogelijkheden tot (veel) verschillende activiteiten.
Het plan voor de nieuw te bouwen Sluisbuurt op het Zeeburgereiland in Amsterdam kent hoge dichtheden. Het gebied ligt zo dicht bij de urban fabric dat zij, mits goed ontsloten met openbaar vervoer en fiets (en auto), daar zelf ook deel van gaat uitmaken. Dat betekent dat het hoogstedelijk bouwprogramma voor de Sluisbuurt en de ambitie om er een autoarme fietsbuurt van te maken, hoge eisen stelt aan de uitwerking en inrichting van de (groene) openbare ruimte. Daarin hebben de grote publieke plekken Sluispark, Waterbassin en Entreegebied een bijzondere betekenis. Maar de kwaliteitseisen gelden ook voor straten, waterlopen en groen in de directe woonomgeving.
Wanneer heeft de openbare ruimte een hoge kwaliteit? Die heeft ze als er veel en verschillende groepen mensen om verschillende redenen en op verschillende momenten gebruik van maken. Dat betekent weer dat de openbare ruimte niet gezien moet worden als een tweedimensionaal vlak alleen, maar als het geheel van platte ruimte, wanden met verschillende functies en voorzieningen, en mensen die er gebruik van maken. Een ‘openbare ruimte’ zonder functies en mensen is eerder een ‘open ruimte’.
De Sluisbuurt is bedoeld voor stedelijk gerichte huishoudens. Dat is een veelkleurig palet bestaande uit onder anderen studenten, startende huishoudens (al dan niet met kinderen), empty nesters en expats. Daarnaast zullen er mensen werken en zullen docenten en studenten van de Hogeschool de plek dagelijks bezoeken. Tegelijkertijd is de Sluisbuurt, mits goed ontsloten door fietsbruggen en openbaar vervoer, ook een doorgangsroute naar en van IJburg, Borneo/Sporenburg, Schellingwoude en andere delen van Noord. Kortom, de Sluisbuurt wordt bevolkt en bezocht door veel en verschillende soorten mensen die om verschillende redenen op verschillende momenten van de dag gebruik moeten maken van de openbare ruimte in het gebied.
De functie van openbare ruimte als doorgaansroute is een essentiële. Dat maakt de plek niet alleen veiliger, maar lopende en fietsende stedelingen zijn ook een attractie an sich.
De drie bijzondere openbare ruimten in de Sluisbuurt (Entreegebied in combinatie met het Piet Heinpark, Waterbassin en Sluispark) die aan de basis van het plan liggen, kennen in elk geval een veelkleurig publiek uit de omgeving dat per definitie uithuizig gericht is. Ze liggen bovendien aan de drie toegangsgebieden tot de Sluisbuurt, waardoor doorgangers voor gegarandeerde traffic zorgen. Daarbij komt dat de plekken zich van elkaar onderscheiden waardoor ze afzonderlijke attractiepunten vormen. Zowel door inrichting en functies worden met name het Waterbassin en Sluispark metropolitane plekken die ook interessant zijn voor andere bewoners en bezoekers van Amsterdam. Dit laatste vereist wel dat in de aanliggende bebouwing ruimte is voor een gevarieerd voorzieningenaanbod (in de plinten). Het kan in dit verband niet genoeg benadrukt worden dat de verbindingen met het ommeland optimaal moeten zijn, met name richting de urban fabric.
Aangevuld met de landschappelijke kwaliteiten van de dijk en het buitendijks gebied in het noordwesten van de Sluisbuurt kenmerkt het gebied zich door een afwisselend arrangement van openbare ruimten op cruciale plekken met een uitstekende interne en kansrijke externe connectiviteit. De vergezichten en band met het water geven de openbare ruimte in de Sluisbuurt een extra dimensie.
Hoogbouw op de juiste plek is een belangrijk stedenbouwkundige manier voor het realiseren van de hier boven geschetste kwaliteit van de openbare ruimte. Weliswaar is verdichting ook met andere bebouwingstypen te bereiken, maar hoogbouw heeft als positieve effect dat er meer ruimte kan worden vrijgespeeld voor publieke ruimte. Is dat laatste een luxe? In het geheel niet. Een kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte optimaliseert de mogelijkheid tot face to face contacten in velerlei vormen (zoals Third Places, parken, pleinen en stadsstraten).
Meer en meer wordt ook duidelijk dat groene plekken niet alleen ‘oases van rust’ zijn waar je kunt ‘ontsnappen aan de drukte van de stad’, maar dat ze zich in rap tempo ontwikkelen als markante plekken in de stad waar je deel kunt nemen aan het leven van alledag. Hier spelen kinderen met elkaar, ontmoeten ouders andere ouders, ontstaan informele contacten en ontstaan er ‘ogen op straat’.
Economische participatie wordt gestimuleerd door, en buurtcohesie en veiligheid beginnen bij, informele ontmoetingen in de buurt. De stad moet dus wel groen zijn!
Cover: ‘Amsterdam KNSM’