Opinie De komst van de Omgevingswet wordt in Nederland als een feestje gevierd. Straks zijn we eindelijk verlost van al die sectorale plannen, is er meer ruimte voor maatwerk en flexibiliteit en kunnen ‘we’ samen tot keuzes komen waarin we waarden en belangen tegen elkaar kunnen afwegen en uitruilen. De interessante vraag is dan wie die ‘we’ dan zijn: is dat de overheid, zijn dat de beleidsnetwerken waarin grote organisaties zaken met elkaar doen of zijn dat uiteindelijk toch de burgers?
De inzet op de participerende burgers is gelukkig op dit moment de wens in de meeste gemeenten. Er is wel een wezenlijk verschil tussen participatie als het ophalen van input uit de stad (‘dat nemen we mee’) en participatie met als inzet de regie op het omgevingsbeleid meer bij de burger te leggen.
Ik zie vier redenen om bij de invoering van de omgevingswet vol voor dat laatste te gaan, te beginnen met een omgevingsvisie als verhaal van de stad.
Ten eerste een principieel argument: de burger als eigenaar van eigen leven en leefomgeving. Om het wat pregnanter uit te drukken: de ruimtelijke ordening is te veel een zaak van overheid, specialisten en grote marktpartijen geworden en de balans mag wel weer eens verlegd worden naar de burger. Als je dat niet doet wordt de ruimte die de omgevingswet biedt vooral ingevuld door machtige beleidsnetwerken waar overheden, bedrijven en kennisinstellingen met elkaar de keuzes maken.
Ten tweede gaat het om het vergroten van het belangrijkste kapitaal dat de stad herbergt: het sociaal kapitaal. Werken aan de relaties, onderling vertrouwen, collectieve intelligentie en sociale veerkracht. Het niveau aan kennis over omgevingsvraagstukken is erg hoog in onze steden en dorpen, vooral als je zowel alledaagse kennis als vakmatige kennis weet aan te boren. Zo zijn ontwerpers zelf burgers en werken ze vaak met en voor groepen bewoners. Door hen meer dan incidenteel met elkaar in contact te brengen en uit te dagen samen tot visies en keuzes te komen geef je aan het sociaal kapitaal een enorme impuls. Geen overbodige luxe in steden waar overheden de burger vooral ontmoeten als klant en als NIMBY.
Ten derde biedt het de mogelijkheid om afscheid te nemen van bloedeloze beleidsverhalen die niemand wil lezen, tekentafelplannen die een menselijke maat ontberen en procedures die alleen ingewijden snappen. Visies en plannen die in de samenleving ontstaan behouden hun menselijke maat, zijn vaker realistisch en zijn eerlijk over waar het wringt en schuurt.
Ten vierde denkt en kijkt de burger veel integraler/holistischer dan de overheid waardoor een integrale afweging in gebieden veel soepeler tot stand komt dan bovenlangs met als inzet sectoraal ingedeelde werelden in 1 proces te stoppen. Dat institutionele proces slokt te veel energie op en nodigt uit tot navelstaren op de eigen organisatie. Alleen via de band van de samenleving komt er binnen de overheid een ander proces op gang.
Tel uit je winst. Maar ik zie dat nog te weinig terug in de aanpak van de invoering van de omgevingswet. Er zijn landelijke pilots die zich expliciet richten op betrokkenheid van burgers, maar daar zie ik vooral dat burgerbetrokkenheid een onderdeel (‘deelactiviteit 5’) of een parallelle activiteit (G1000) is van het vernieuwingsproces en niet de basis ervan.
Dat heeft alles te maken met een tamelijk banaal gegeven: voor heel veel professionals is de wereld van (vernieuwing van het) omgevingsbeleid hun broodwinning, derhalve hebben ze er belang bij om invoering van de omgevingswet aan te pakken als een proces van vakmensen waarin de systeemlogica van een omgevingsvisie als vehikel voor het integreren van beleids- en planprocessen domineert.
Het moet toch echt van de politiek en burgers zelf komen om dit te doorbreken. Mijn boodschap daarbij is: hou het wel een beetje licht. Want je vertilt je al snel aan ingewikkelde vragen over representativiteit en legitimiteit van de beperkte groep burgers die je weet te bereiken. Wat al helpt, zoals heel mooi bij het atelier in Weststellingwerf is gebeurd: burgers ondersteund door ontwerpers in een vroegtijdig stadium de basis voor een omgevingsvisie laten leggen.
Je kunt ook gewoon met 10 actieve mensen in de stad bij elkaar komen om te onderzoeken hoe je een breder maatschappelijk proces rond Omgevingswet/-visie bouwt. Maak daarbij gebruik van lokale platforms die er al bestaan. In Utrecht denken we met ons netwerk van Utrechtse ruimtemakers mee met gemeenteraad en ambtenaren over hoe het proces van ‘samen stad maken’ te organiseren. En er zijn vele beproefde methodieken waarbij je wel degelijk het roer voor een omgevingsvisie in handen geeft van de burgers: de burgerjury, het stadslab, het bewonersplatform, het gebiedsatelier, het verhalenhuis enz.. Experimenteer daarmee, doe het voor de hele stad of probeer het eens in het klein uit voor een buurt. Waar is de eerste gemeente die zijn burgers in de positie brengt om zelf een omgevingsvisie te maken? Doe het gewoon en we zullen allemaal verbaasd staan over hoe groot de collectieve intelligentie in de stad is en hoe makkelijk al die complexe vragen over planprocessen, belangen en democratie zomaar oplossen.
Frans Soeterbroek
frans@deruimtemaker.nl
slaat als adviseur en publicist bruggen tussen vernieuwing in ruimtelijk beleid, lokale democratie en publiek ondernemerschap
Zie ook:
- Hoofdverslag ‘Congres Omgevingswet 2015: Aan de slag met visie en juiste mentaliteit’
- Verslag 'Sessie D: Flexibiliteit in complexiteit: omgevingsplan voor Haagse Binckhorst'
- Verslag ‘Sessie A: College Omgevingswet: van A naar AMvB’
- Verslag 'Sessie B: Nu al een omgevingsplan: bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'
- Verslag 'Sessie C: Grondbeleid: Geringe aanpassingen of fundamenteel anders?'
Cover: ‘2016.01.26_De omgevingsvisie als verhaal van de stad’