Nieuws Waar de samenleving ooit eenduidig te begrijpen was als een driehoeksverhouding tussen overheid, markt en burgers, zijn de rolopvattingen van deze partijen steeds meer vervaagd. In wat tegenwoordig geduid wordt als 'de nieuwe werkelijkheid' is er gelegenheid ontstaan voor de reorganisatie van oude structuren. In dit verband spreekt architect en onderzoeker Klaus Overmeyer, bekend van zijn bureau en gelijknamige boek Urban Catalyst, over het ontstaan van een vierde veld waarin belangen van alle partijen zijn vertegenwoordigd. Om tot oplossingen te komen ligt de opgave volgens hem in het zoeken naar en verbinden van de gedeelde belangen: de common ground. Dit alles was onderdeel van de lezing ‘Plaatsen van betekenis’ die Klaus onlangs in Rotterdam gaf in zijn rol als Guest Urban Critic op uitnodiging van de Van der Leeuwkring.
Klaus sprak ook over het ontstaan van nieuwe actoren in deze ontwikkelingen, welke hij tijdens een eerder kennismakingsbezoek aan Rotterdam zelf had mogen ontmoeten (klik hier voor de videoregistratie van de lezing). Eén daarvan is de ondernemende ontwerper, die duidt op de veranderde rol van architecten. Voor hen liggen bij uitstek kansen in het verbinden van verschillende belangen, maar dit vraagt soms om andere praktijken en competenties dan waar zij in de eerste plaats voor opgeleid zijn. Door projecten te ondernemen maken zij zich die eigen.
Ter afsluiting van mijn stage bij Rotterdam’s architectuurcentrum AIR en met mijn master Architectuur in het vooruitzicht schrijf ik dit artikel. Gegeven de huidige ontwikkelingen ben ik ervan bewust dat na mijn studie het type ondernemende ontwerper ook op mij van toepassing zal kunnen zijn. In dit artikel onderzoek ik daarom de veranderde rol van de architect binnen het kader van het verhaal van Klaus Overmeyer. Daarvoor ben ik in gesprek gegaan met vier Rotterdamse ondernemende ontwerpers over hun praktijk en welke nieuwe competenties die van hen vraagt.
Vier ondernemende ontwerpers en hun werkveld
Op basis van de breedte van hun werkveld vertegenwoordigen de vier architecten een uitgebreid spectrum aan mogelijke praktijken. Wat opvalt is dat de term architect de lading niet altijd meer blijkt te dekken. Robbert de Vrieze van Transformers zegt hierover dat we tegenwoordig leven in een post-disciplinaire samenleving, waarin de modernistische functie-indeling verleden tijd is geworden. Je hebt nog wel expertises nodig, maar het gaat vooral om het invullen van de gebieden ertussen; het combineren van rollen. Vandaar dat architecten zich met een breder werkveld zijn gaan bezighouden.
Zelf neemt Robbert een uiterste positie in deze ontwikkeling in. Als maatschappelijk ontwerper werkt hij met zijn bureau aan uiteenlopende opgaven. Het gaat erom een zo goed mogelijk antwoord op de gestelde vraag te geven. Naar eigen zeggen maakt hij daarbij gebruik van de kennis en instrumenten van het architectenvak, maar ziet hij zichzelf niet als architect pur sang. Dat er veel architecten zijn die zich vanuit hun achtergrond juist met een bredere praktijk zijn gaan bezighouden is dan ook niet verwonderlijk.
Albert Richters is zo’n architect. In 2010 studeerde hij af en deels vanwege de slechte arbeidsmarkt begon hij voor zichzelf. Sindsdien werkt hij als multidisciplinair ontwerper aan verschillende opdrachten. Geïnspireerd en genoodzaakt door de huidige ontwikkelingen richtte hij samen met drie andere afgestudeerden Post--Office op; een laagdrempelig internationaal architectuurplatform. Hiermee heeft Albert een soort leeromgeving in die ontwikkelingen voor zichzelf gecreëerd.
Eireen Schreurs houdt het met haar bureau SUB Office wel bij architectuur, maar heeft hier altijd een brede opvatting over gehad. Zo werkt ze bijvoorbeeld veel vanuit sociale processen die uiteindelijk leiden tot ruimtelijke ingrepen. Voorbeelden hiervan zijn de kiosk voor het project Singeldingen en een zelf-geïnitieerd CPO-project.
Pieter Sprangers van Stereo Architects wil juist vasthouden aan de autonomie van de architectonische discipline. Hij is dan ook van mening dat huidige trends waarin architecten hun ontwerptalenten bijna gratis inzetten en het vager worden van het werkveld het vak depreciëren. Bewust van het feit dat zoiets bij jezelf begint is Pieter met Stereo daarom zijn eigen projecten gaan ontwikkelen.
Werken aan gedeelde belangen
In hun praktijk is te zien hoe deze vier ondernemende ontwerpers ieder op hun eigen manier aan gedeelde belangen werken. Daarbij gaat het ook om het behartigen van de eigen belangen. Voor ontwerpers kunnen die volgens mij gezien worden als de persoonlijke motivatie om te ontwerpen. Vandaaruit gaan ze op zoek naar gemeenschappelijke grond. Vanzelfsprekend geldt dat zij allen plezier halen uit het 'scheppend bezig zijn', zoals Robbert het formuleert. Daarbij noemen hij en Pieter ieder nog een persoonlijk belang, waarmee ze hun uiterste posities inzichtelijk maken.
Voor Robbert is ontwerpen zijn manier om de wereld te begrijpen. In principe is de hele maatschappij zijn werkveld, maar vanuit een persoonlijke interesse in zelforganisatie werkt hij graag aan de verbinding van de belangen tussen burger en overheid. Met het project WIJ Delfshaven doet hij dat bijvoorbeeld door sociaal kapitaal van bewonersinitiatieven te bundelen in een apolitieke partij, en zo het politieke vacuüm te vullen dat met het opheffen van de deelgemeenten zal ontstaan. Het verbinden van belangen wordt daarmee een ontwerpoplossing op zich. Robbert ziet de context van een opgave als een netwerk en gaat daarin op zoek naar nieuwe verbindingen, daarbij gebruikmakend van een brede kennis.
Pieter zegt naast zijn de voorkeur om architectuur te ontwerpen ook een financieel belang te hebben. Hij wil 'iets uit niets creëren, maar niet voor niets'. Vandaar dat hij met zijn bureau zelf bouwprojecten is gaan ontwikkelen. Dat doet hij samen met jonge ontwikkelaars, aannemers en makelaars vanuit het gedeelde belang om in een stilstaande markt nieuwe manieren van werken te vinden. Daarnaast werkt Stereo ook aan een belang dat hij deelt met de gemeente, namelijk het invullen van zogeheten Klein en Fijn- en PLUG-locaties. Zo ontwikkelt Stereo nu samen met Morph Real Estate en Stebru Bouw de Stereo Toren; een 25-laagse woontoren waarmee zij op eigen initiatief een gat in het stedelijk weefsel opvullen. Dit is Stereo's grootste project tot nu.
Een ondernemende housing
Het ondernemen betekent voor velen het zelf-initiëren van projecten, daar dit tegenwoordig vaak een noodzaak is geworden. Het gaat om het zien van kansen in de verbindingen. Volgens Eireen volgt dit uit een bepaalde manier van naar je omgeving kijken. Momenteel werkt ze met haar bureau SUB Office aan een zelf-geïnitieerd CPO-project in Rotterdam. Ze merkt op dat het tegenwoordig vaker mogelijk blijkt om dergelijke ideeën daadwerkelijk te realiseren. Ze ziet dit dan ook als een spannende tijd, omdat je als ontwerper over een ‘pionierskracht’ beschikt, die de overheid bijvoorbeeld niet heeft.
Robbert initieert ook zelf projecten, maar ziet het ondernemen eerder als een bepaalde houding die hij in zijn praktijk aanneemt. Volgens hem beschik je als ontwerper over de gave om scenario's te kunnen visualiseren. Het acquireren van ontwerpoplossingen noemt hij dat. Met die houding heeft hij de reputatie gekregen om dingen gedaan te krijgen.
Kies bewust je rollen
In hun praktijken is het voor ondernemende ontwerpers tegenwoordig haast onvermijdelijk om nieuwe rollen aan te nemen. Pieters praktijk is hierin het meest typerende voorbeeld. Om als klein bureau tegenwoordig architectuur te kunnen maken zijn zij zelf maar in de rol van ontwikkelaar gestapt. Dit vraagt om grote financiële investeringen, maar de competenties die bij die nieuwe rol komen kijken heeft Pieter ondervangen door samen te werken met andere partijen die deskundiger zijn op die gebieden. Zo kan hij zich blijven concentreren op zijn rol als architect en zich bij het ontwerpen beroepen op hun kennis.
Eireen heeft die taken bij haar CPO-project wel op zich genomen en dat zorgt soms voor problemen. Tijd die ze liever zou besteden aan het ontwerp gaat nu bijvoorbeeld in de financiën of communicatie met klanten zitten. Dat laatste heeft ze nu daarom uitbesteed aan het meer procesgerichte adviesbureau Urbannerdam. Het belang om je rollen bewust te kiezen wordt door alle vier de architecten dan ook benadrukt.
Voor architecten die de voorkeur geven aan een breed werkveld kan het vervullen van andere rollen juist wenselijk zijn. Robbert streeft er vanuit zijn leergierigheid naar om in veel verschillende maatschappelijke opgaven mee te kunnen denken. Door andere rollen aan te nemen vergroot hij zijn ‘lenigheid’. Ook voor Albert als multidisciplinair ontwerper geldt deze houding.
Niet-monetaire hulpbronnen
Ondernemende ontwerpers hebben een brede kijk op geld. Winst maken is geen doel op zichzelf, het doel is eerder continuïteit van hun bureau of bedrijf. Verschillende soorten kapitaal kunnen hiervoor worden ingezet. Het is tegenwoordig daarom geen uitzondering dat zij ten koste van pure verdientijd en geld kennis vergaren als nieuwe hulpbron in hun praktijk. Kennis maakt het mogelijk om belangen te verbinden door andere rollen aan te nemen, of de eigen rol juist te verdiepen.
Voor Robbert, die het idee van een ontwerper als Homo Universalis nastreeft, is kennis wellicht zelfs het doel op zich. Interessante projecten die hem financieel niet gelijk iets opbrengen bekostigt hij daarom vaak met de inkomsten van andere projecten. Uiteindelijk leveren vrijwel alle projecten hem zo wat op.
Vanuit eenzelfde veronderstelling investeert Albert in het opstarten en draaiende houden van een architectuurplatform zonder winstoogmerk. Post--Office biedt hem de gelegenheid om te experimenteren in zijn lokale omgeving en nieuwe mensen te leren kennen. Met deze waardevolle kennis, en overigens ook connecties, zal hij naar verwachting zijn investering vroeg of laat kunnen verantwoorden.
Als onderdeel van een netwerksamenleving ben je ook afhankelijk van de kennis, bevoegdheden en medewerking van anderen. Ondernemende ontwerpers zijn daarom alert op interessante connecties die zij aan hun eigen netwerk kunnen toevoegen. Niet alleen liggen ontwerpoplossingen vaak in die verbindingen, maar ook kunnen of willen ontwerpers in een project vaak niet alle rollen zelf vervullen.
Het netwerk als organisatiestructuur blijkt tegenwoordig dan ook een gegeven te zijn. Robbert neemt met zijn bureau hier wederom een uiterste positie in door Transformers te beschrijven als enkel een naam plus een website. Per project stelt hij op basis van de opgave een nieuwe tijdelijke coalitie samen met mensen uit zijn netwerk. Momenteel heeft hij op deze manier tien projecten lopen. Met niemand in vaste dienst blijft hij zo te allen tijde flexibel. Zijn praktijk lijkt daarmee op die van een kunstenaar.
Pieters praktijk laat zien dat het belang van het netwerk tegenwoordig ook in de bouwsector een nieuwe rol speelt. Weg van hiërarchische organisatiestructuren werkt hij in een netwerk van kleine partijen aan grootschalige bouwprojecten. Ze werken samen op projectbasis en in een informele en open-source werksfeer. Hoewel Pieter hoopt dat dit de norm zal worden, is hij tot het zover is nog wel huiverig om zijn connecties met anderen te delen.
Nieuwe competenties
Hun veranderde praktijken vragen van ondernemende ontwerpers om nieuwe competenties die zij doorgaans niet vanuit hun opleiding hebben meegekregen. Eireen zegt hierover dat het gat tussen de theorie die ze op haar academische opleiding heeft geleerd en waar de praktijk om vraagt soms aanvoelt als een spagaat. Welke nieuwe competenties hebben ondernemende ontwerpers nodig om die spagaat te kunnen maken?
Ten eerste de competenties ten aanzien van het verbinden van belangen. Robbert heeft dit volledig tot onderdeel van zijn praktijk gemaakt en noemt voor zijn ondernemende houding vier competenties: een brede blik hebben, snel tot de kern kunnen komen, hoofdzaken van bijzaken kunnen onderscheiden en in projecten kunnen denken. Hij zegt die deels van huis uit te hebben meegekregen en deels te hebben getraind.
Robbert verwijst hiermee niet alleen naar het komen tot nieuwe oplossingen, maar ook naar het daadwerkelijk komen tot een resultaat. Met het gegeven dat projecten vaker zelf-geïnitieerd en gedragen moeten worden is dat nu des te belangrijker. Ook de competentie van het acquireren is hierbij van belang.
Het werken in een netwerk betekent het hebben van connecties als zowel het zijn van een waardevolle connectie voor anderen. Dit legt de nadruk op bepaalde competenties ten aanzien van de samenwerking. Ten eerste kenmerkt een dergelijke organisatiestructuur zich door tijdelijke coalities en dit vraagt om een zelfstandige en gedreven werkhouding waarop anderen kunnen vertrouwen. Ten tweede vindt samenwerking plaats in een informele sfeer, waarin persoonlijke kwaliteiten van doorslaggevend succes kunnen zijn. Ten slotte vraagt het om een herkenbare expertise waarop anderen zich kunnen beroepen.
Daarnaast vereisen het hebben van een eigen bureau en het zelf dragen van projecten een aantal zakelijke competenties. Het lijkt er soms op dat architecten worden opgeleid om direct na hun afstuderen aan de slag te gaan bij een succesvol bureau, maar dat is geen vanzelfsprekendheid meer. Weten hoe je een zaak moet runnen en het inschatten van de risico’s zijn competenties waar de vier architecten zich mee geconfronteerd zien. Wellicht dat opleidingen hier tegenwoordig meer aandacht aan zouden moeten besteden.
Ondernemende ontwerper in opleiding
Als aankomend architectuurstudent ga ik ervan uit dat het vierde veld, zoals Klaus Overmeyer het omschrijft, in de toekomst wellicht ook mijn werkveld zal zijn. Dit vraagt soms om een andere praktijk dan die hoofdzakelijk geleerd wordt aan de TU Delft. Bewust van de competenties die hierbij komen kijken ga ik mijn studie tegemoet. Het komt neer op een ondernemende houding waarmee je als ontwerper verschillende belangen weet te verbinden. Belangrijk is volgens mij om daarbij bewust te zijn van je eigen belangen; weten wat voor ontwerper je wilt zijn.
Zelf oriënteer ik me richting een breed werkveld. Wat ik tot op heden met name uit mijn studie heb gehaald zijn daarom de breedte van het kennisdomein en de vaardigheden, waaronder ik onder andere vormgeven, analyseren, conceptueel denken en procesmatig denken versta. Dit fundament geeft architecten naar mijn idee de competenties om zich op zulke uiteenlopende wijzen aan een nieuwe werkelijkheid aan te passen. Aangekomen in die nieuwe werkelijkheid is het excuus om je afstuderen uit te stellen omdat de bouw stilstaat volgens mij daarom niet meer geldig. Of om met de woorden van Eireen te eindigen: de architect past zich aan.
Zie ook:
Cover: ‘2014.01.28_DeOndernemendeOntwerper_Midden’