Persoonlijk Het huis van de toekomst draait op energie van zon en wind. Maar wat vinden de bewoners er van als wasmachine en vaatwasser pas gaan draaien als het waait of de koperen ploert achter de wolken vandaan komt? Hoogleraar omgevingspsychologie Linda Steg zoekt het antwoord op die vraag. "Mensen moeten die technologie wel in huis willen hebben."
Interview met Linda Steg
Zon en wind krijgen een belangrijke rol in
onze huishouding. Steenkool, olie en in
mindere mate gas wijken geleidelijk als
voornaamste energiebronnen, omdat de
voorraden ervan slinken en bij verbranding
hun uitstoot het milieu schaadt.
Die overgang vraagt huishoudens om een bedachtzamer
omgang met energie. Zon en wind zijn er niet
altijd. Misschien mag de wasmachine pas draaien
juist als het hard waait of de zon uitbundig straalt.
Wellicht neemt zelfs een ’slim’ systeem de regie over
onze huishoudelijke apparatuur.
Beide opties grijpen stevig in op onze leefwijze.
Linda Steg, hoogleraar omgevingspsychologie aan de
Rijksuniversiteit Groningen en verbonden aan de
Energy Academy Europe, bestudeert hoe de mensen
tot duurzaam gedrag zijn te bewegen. "Hoe het energiesysteem
zich precies uitkristalliseert, weten we
nog niet", zegt zij. "De experts zijn het er wel over
eens dat het er heel anders uit komt te zien in de
nabije toekomst.We schakelen niet alleen over op
duurzame bronnen, maar die worden waarschijnlijk
ook veel meer decentraal ingezet. Dat leidt tot een
heel ander systeem. Ik denk dat mensen daar nog
weinig bij stil staan. Ze zijn gewend dat als je de
stekker in het stopcontact doet, er stroom uitkomt.
Dat is zo vanzelfsprekend. Maar we praten over heel
andere omstandigheden. Er is echter nog nauwelijks
ervaring mee opgedaan."
Terwijl het onderzoek naar de rol van de mensen
in het toekomstige energiesysteem nog in de kinderschoenen
staat, wordt de technologische kant uiten-
te-na bestudeerd. Zo wordt op veel plaatsen geëxperimenteerd
met smart grids. Een dergelijk energiesysteem
verzorgt de distributie van gas, elektriciteit
en warmte van de producent naar de gebruiker.
Daarbij is doorgaans sprake van lokale energieopwekking
met windmolens en zonnepanelen. Het
netwerk heeft een meet- en regelsysteem dat vraag
en aanbod afstemt. Een toonbeeld van dit vernuft is
Powermatching City, een experiment met een kleine
wijk in Hoogkerk.
Steg benadrukt het nut van zulke projecten, maar beziet ze ook met een vleugje scepsis. "Dat het met technologie allemaal vanzelf gaat, is te gemakkelijk gedacht", zegt de hoogleraar. "Mensen moeten die technologie wel in huis willen hebben. Van een koelkast kan ik me voorstellen dat het ze niet veel uitmaakt dat die een uurtje later aanslaat, als hij maar koel blijft. Maar dat je kleren in de wasmachine doet zonder te weten wanneer ze schoon zijn, dat is een ander verhaal. Je ontneemt mensen de controle over een deel van hun leven. Accepteren ze dat wel? Welke eisen stellen ze aan dit soort systemen? Big Brother is watching you."
"De meeste experimenten met smart grids zijn kleinschalig. De deelnemers zijn waarschijnlijk sterk gemotiveerde, vaak deskundige mensen. Dat is een ander verhaal dan wanneer je er een hele populatie aan wilt hebben. De volgorde is verkeerd. Eerst wordt de technologie ontwikkeld en vervolgens wordt die aan de man gebracht. Eigenlijk moet je bij de ontwikkeling van de techniek direct rekening houden met de eisen van de gebruikers. Je kunt wel een heel duurzaam systeem in milieutermen hebben – bijvoorbeeld met heel kleine huizen en veel minder autogebruik – maar als mensen daar doodongelukkig van worden, is het niet duurzaam in brede zin.”
Helpt een financiële prikkel voor gedragsverandering?
"Niet altijd, de effecten van geldprikkels worden
overschat. Je moet ook de normatieve route volgen.
Je moet mensen uitleggen dat ze iets kunnen doen
dat goed is, dat het milieu helpt. Uit onderzoek blijkt
dat je per gedragsverandering misschien een paar
dubbeltjes bespaart. Daar moet je allemaal dingen
voor doen en laten. Als mensen een kosten-batenanalyse
maken, zeggen ze al gauw: voor die paar euro
ga ik niet zo moeilijk doen. Terwijl bij milieuoverwegingen
een kleine besparing al gauw een goed gevoel
geeft, ongeveer net zo als wanneer je een dakloze
wat geld geeft. Er wordt vaak gesteld dat je niet met
je vingertje moet wijzen. Maar dat is een uiterste. Er
zijn ook andere mogelijkheden om burgers bewust te
maken van de effecten van hun gedrag. Als we naar
een meer lokale energievoorziening gaan, wordt dat
besef vanzelf ook groter, denk ik. Mensen die zonnepanelen
op het dak hebben, kijken doorgaans ook
echt naar hun meters wat er gebeurt. Die krijgen een
heel andere houding ten opzichte van energieverbruik.
Tenminste, dat is een hypothese. Het moet
nog worden aangetoond."
Hoe kun je een inschatting maken van de reacties
op grootschalige invoering?
"Wij testen nu in een psychologisch lab een aantal
basisprincipes. Wat vinden mensen belangrijk? Vinden
ze het fijn dat zo’n slim systeem hen ontzorgt, of
ervaren ze het als hinderlijke controle? Daarnaast
moet je grootschaliger veldstudies doen. Dat je een
hele wijk ervaring laat opdoen, zonder een groep te
selecteren. Daarom willen we in het lab al wat voorbereidend
werk doen. Zodat we bij een veldstudie al
weten wat voor techniek enige kans van slagen
heeft. We gaan nu op grotere schaal onderzoek doen
in Utrecht en Amersfoort, in het project Smart grid:
Rendement voor iedereen."
Een schoon, doelmatig en betaalbaar energiesysteem
brengt niet alleen veranderingen in de huishouding,
maar ook in de omgeving. De energiesector
klaagt over het wantrouwen bij mensen die zich
verzetten tegen allerlei installaties, bijvoorbeeld de
ondergrondse opslag van CO2 of van windmolens.
Waar komt dat vandaan?
"Ik vermoed dat ze vaak te laat zijn betrokken bij de
plannen. Dat geeft het gevoel iets opgedrongen te
krijgen. Zo van: Wij worden opgescheept met de
risico’s, maar krijgen er niets voor terug. De energiesector
moet uitgaan van tweerichtingsverkeer. Ze
moeten bereid zijn hun ideeën goed uit te leggen,
serieus te luisteren naar de reacties en hun plannen
zo nodig aan te passen. Je moet mensen niets door de
strot duwen.”
Infrastructuur voor de energievoorziening is toch
onvermijdelijk?
"Voor duurzaamheid gaan we steeds uit van het
huidig energieverbruik. Misschien zeggen mensen
wel: als de productie van energie gepaard gaat met zo
veel geld, moeite en risico’s, gaan we liever minder
verbruiken.We gaan de huizen beter isoleren en
minder warm douchen. Er zit veel meer flexibiliteit
in de mogelijkheden dan meestal wordt aangenomen.
Overigens wordt het verzet vaak overschat.
Vooral tegenstanders mobiliseren zich, voorstanders
veel minder. En de media storten zich altijd op de
tegenstanders.”
Denkt u dat door de aardbevingen in Noord-Groningen het wantrouwen tegen de energiesector groeit?
"Ik vind dat veel inwoners heel genuanceerd reageren. Zo van: we weten dat het gas nodig is, maar er moet wel iets gebeuren. Je moet de mensen het gevoel geven dat er naar hen wordt geluisterd en dat je actie onderneemt om hun zorgen weg te nemen. Gebeurt dat niet, dan gaan alle signalen op rood. Het is van minister Kamp niet slim geweest dat hij zei: we gaan hoe dan ook voorlopig door met gaswinning. Dan neem je de betrokkenen niet serieus. Hij had de ruimte moeten open laten om wel te minderen. In december, na al die onderzoeken die hij heeft aangekondigd, weten we nog niets zeker. Hooguit worden de marges van de zekerheid wat kleiner. Wat je moet onderzoeken is: wat maakt mensen zo bezorgd en hoe kan ik zorgen dat ze beter in hun vel komen te zitten?”
Je praat bij de gaswinning over miljarden inkomsten voor het Rijk. "Het is ook een probleem. De minister moet een afweging maken, maar de indruk bestaat dat hij dat al had gedaan voor hij naar Groningen kwam. Met die zak geld met 100 miljoen is de rust niet terug. Alleen afkopen is waarschijnlijk niet voldoende. Het doet denken aan renovatieprojecten in oude wijken. Bewoners wordt dan gevraagd hun woning tijdelijk te verlaten voor een opknapbeurt. Dan komen ze in opstand terwijl ze hun huis helemaal vernieuwd terugkrijgen. Maar ze zijn aan hun plek gehecht. Ze hebben daar hun roots en vangnet. Die gevoelens kun je niet zo maar afkopen. Ik kan me voorstellen dat mensen in Noord-Groningen denken: elke keer weer schade, elke keer weer vergoeding, elke keer weer werklui over de vloer - dat is niet echt een prettig perspectief."
‘De psychologie van de duurzaamheid - Afbeelding 1’
Paspoort
Naam: prof. dr. E.M. (Linda) Steg
Geboortedatum/plaats: 21-2-1965, Ravenswoud
Opleiding: pedagogiek, RUG en promotie in
de psychologische, pedagogische en sociologische
wetenschappen
Functie: hoogleraar omgevingspsychologie
Carrière: promovendus RUG, onderzoeker
Sociaal en Cultureel Planbureau, onderzoeker
RUG, universitair docent RUG, hoogleraar
RUG
Bijzonderheden: verbonden aan het Groningen
Energy and Sustainability Program
Cover: ‘2013.07.09_De psychologie van de duurzaamheid_180’