Opinie Historica Hilde Sennema overziet in dit #crisiscollege de geschiedenis, en merkt dat stedenbouwers zich vooral bezighouden met lichamelijke gezondheid. Ons geestelijk leven komt er bij hen bekaaid vanaf. “Laat ze openbare plekken ontwerpen voor ontmoeting of juist afzondering, voor zingeving of juist voor het grote niets.”
Het zal een minuut of drie hebben geduurd voordat ik de drempel over durfde om naar buiten te gaan. Ruim een week was ik binnen gebleven met mijn corona-achtige symptomen. Heel erg vond ik dat niet: introvert als ik ben is mijn huis mijn cocon. Door het grote voorrecht van openslaande ramen, waardoor ik zelfs in bed in de zon kon liggen, waande ik me in een sanatorium.
Mijn plotselinge rentree in de openbare ruimte voelde ongemakkelijk. Ik moest wennen aan de omtrekkende bewegingen die mensen op straat maakten. Zagen ze dat ik onaanraakbaar was geweest? Ik stelde mezelf gerust dat deze dans op anderhalve meter van hogerhand was opgelegd.
De lege straten voelden weldadig, helend haast. Op een bankje aan de Heemraadssingel bedacht ik dat het maar zo moest blijven. Een lege stad is het ultieme antidotum voor de gejaagdheid in mijn lijf en hoofd.
Natuurlijk ben ik me ervan bewust dat een stad in lockdown, hoe intelligent die ook mag zijn, geen duurzame oplossing is voor een gejaagde maatschappij. Juist wanneer we het weer nodig hebben om onze drukke hoofden tot rust te brengen, om diep adem te halen, zullen de auto’s weer razen en toeteren, moeten we weer van A naar B om via C weer naar A te gaan, stoempend op onze fietsen, opeengedrukt in trams en treinen.
Hoe kunnen we de rust die ons nu omringt bewaren? Hoe kunnen we de ontwikkeling van onze steden beter afstemmen op de gezondheid van ons hoofd?
Ronkende architectentaal
Stedenbouw is onlosmakelijk verbonden met gezondheid en ziekte, en dan vooral met ziektes van het lichaam. De cholera-epidemieën van de negentiende eeuw deden de noodzaak inzien van het in kaart brengen van de stad (zie bijvoorbeeld de ‘Kolerekaart’ van Amsterdam uit 1866), en van de afvoer van stilstaand water en uitwerpselen, waarvoor singels en riolering werden aangelegd. Voorkomen van ziektes als tuberculose was een belangrijk uitgangspunt voor het modernistische dogma van licht, lucht en ruimte. Zonovergoten sanatoria, zoals Sanatorium Zonnestraal in Hilversum, werden gebouwd ter afzondering en herstel van zieken.
‘"Zonnestraal 700_6714-6715" (CC BY-SA 2.0) by robkemme’ door rob kemme (bron: Wikimedia Commons) onder CC BY-SA 2.0, uitsnede van origineel
Sanatorium Zonnestraal | (CC BY-SA 2.0) by robkemme
Sinds eind negentiende eeuw grossiert de grote stad ook in andere ziektes: melancholie, hysterie en zenuwinzinkingen. Maar grote ingrepen kwamen er nooit om die ziektes tegen te gaan. Niet dat ontwerpers het niet probeerden. Sinds de tuinsteden in de negentiende eeuw in Engeland werden uitgevonden, is het verband tussen geluk en een groene omgeving onbetwist. Iedereen moest toegang krijgen tot een groene dorpskern, een eigen tuintje, of toch ten minste een stukje gemeenschappelijke volkstuin.
Hoezeer
ik ook een voorstander ben van meer groen in de stad: eenzaamheid of een
depressie bestrijd je er niet mee. Ik zoek op woorden als mental health en urban design
en urban development, en het
dominante advies is groen. Daarenboven lees ik veel ronkende architectentaal,
die sinds de tijd van het modernisme weinig is veranderd: goede ontwerpen
dragen bij aan geestelijke gezondheid. Maar veel verder komt het niet dan het
toepassen van de bekende ontwerpprincipes op bestaande typologieën en
programma’s.
Hoge drempel
Plekken om neer te strijken, even te blijven, en weer vandaan te gaan. Ik moest denken aan een bevriend ontwerper, die vertelde dat hij tijdens zijn opleiding ontwerpen had gemaakt voor rustplekken in de stad, op daken, in expeditiehoven. Hij liet het project op advies van zijn docent links liggen: te obscuur, te zweverig.
Omdat we niet bereid zijn om zulke plekken in te richten, zijn mensen als ik, die zoeken naar geborgenheid en stilte te midden van het geraas, aangewezen op kerken. In het buitenland dan, want in Nederland vind je ze bijna niet, de kerken die ook midden in de week hun deuren openen voor dolende voorbijgangers. En dan nog: de drempel een kerk binnen te gaan is voor veel mensen te hoog.
Het grote niets
De huidige pandemie – veroorzaakt door een letterlijk, lichamelijk virus – brengt ook geestelijke problemen met zich mee: de koning had het over een eenzaamheidsvirus, we lezen over de stress die met het thuiswerken samenhangt, over de angst voor het verlies van een baan of inkomen, en over de somberheid die alle onzekerheid met zich meebrengt.
Maar de coronacrisis laat ook zien dat we geen grote ruimtelijke ingrepen nodig hebben om de stad te laten functioneren in deze tijd. Het zijn de kleine, individuele handelingen als afstand houden en handen wassen die nu het verschil maken. Grote problemen zitten achter voordeuren, waar stedelijk ontwerpers en ruimtelijke planners niets te zoeken hebben.
Laten ze zich daarom bezighouden met de kleine ingrepen die de geestelijke gezondheid van de stad helpen beter te maken. Laat ze openbare plekken ontwerpen voor ontmoeting of juist afzondering, voor zingeving of juist voor het grote niets.
Laten we het sanatorium nieuw leven inblazen: niet meer als plek om ziekte en dood buiten de stad te houden, maar als plek van gezondheid, middenin het stedelijke leven.
Cover: illustratie door Ineke Lammers
Cover: ‘Cover crisiscolleges corona’ door Ineke Lammers (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)