28 mei 2015
2 minuten
Opinie Het Planbureau voor de Leefomgeving bracht onlangs met 'De stad: magneet, roltrap en spons' een interessante studie uit. In dit rapport staat de bevolkingsontwikkeling in de zes grote steden centraal. Sinds de jaren 80 groeien de grote steden in Nederland sterk. Er komen steeds meer mensen bij, terwijl er steeds minder mensen vertrekken naar de omliggende gemeenten. We zien deze ontwikkeling duidelijk terug in de ontwikkeling van de woningprijzen. De huizenprijzen in de vier grote steden stijgen op dit moment het sterkst, terwijl ze tijdens de crisis in de grote steden het minst daalden.
Het zijn vaak jonge mensen die naar de stad verhuizen. Dit zorgt voor een tweedeling tussen de stedelijke gebieden met een grote aantrekkingskracht op jongeren en de meer landelijke gebieden met een sterke vergrijzing. Sinds de woningbouw tijdens de crisis vrijwel stil is komen te liggen, zijn steeds meer gezinnen in de stad blijven wonen. Maar ook andere factoren, zoals de gestegen arbeidsparticipatie van vrouwen, zorgen ervoor dat gezinnen in de stad blijven.
De vraag die dit rapport oproept is of de stad deze aantrekkingskracht zal blijven houden. Wat gaat er gebeuren wanneer de woningbouw weer op gang komt en er in de omliggende gemeenten weer meer huizen worden gebouwd? Ik denk dat structurele factoren, zoals de gestegen arbeidsparticipatie van vrouwen, belangrijker zijn dan de conjuncturele factoren bij de beslissing om al dan niet in de stad te blijven wonen. Er is echter wel een spelbreker, namelijk de hoge huizenprijzen. Daardoor zullen uiteindelijk toch steeds meer mensen hun heil buiten de stad moeten zoeken. Doordat de stad zo geliefd is geworden, worden de huizen steeds duurder. Dat zien we nu in Amsterdam en Utrecht al gebeuren. Misschien nog wel belangrijker is daarom de vraag: hoe zorgen we ervoor dat de stad betaalbaar blijft?
Zie ook:
Cover: ‘2015.05.28_De betaalbare stad_cover en thumbnail’