Nieuws Niemand durft Eindhoven PSV af te nemen. Deze club is van de stad en andersom is Eindhoven ook van PSV. Voor het lichtfestival GLOW, dat jaarlijks door heel de stad plaatsvindt, gelden dezelfde spelregels. De stad deelt haar voorzieningen en organisaties als vanzelfsprekend met haar bewoners en bezoekers. Wie gebruik maakt van de stad bezit al dan niet tijdelijk een stukje stad. Wie ontvangt, dient echter ook te geven, want de stad is polygaam.
De relatie van de stad met haar gebruikers is inniger dan het innen en betalen van belastinggeld. Er liggen kansen om de verbondenheid tussen beide te versterken.
Bewoners en bezoekers schenken de stad hun geld, talent, tijd en aandacht. Maar niet alle mensen blijken zo vanzelfsprekend vrijgevig als de stad. Men verzon gemeentelijke belastingen om de stad gezamenlijk terug te geven wat ze verdiende. Maar voelen wij nog compassie voor de stad bij het betalen van belastinggeld? Of zouden wij ons belastinggeld op een andere, creatievere manier kunnen betalen, die de verbondenheid tussen ons en de stad juist versterkt?
Bezit
Voorheen waren het de grote bedrijven, zoals Philips in Eindhoven, die in het bezit waren van de stad. Andersom bezaten zij de stad. Niet alleen door de fabrieken en woonwijken die zij bouwden, maar ook door de werkgelegenheid die zij boden en de bewoners die zij hiermee aantrokken. Dit bleef zo totdat de economie veranderde van de industriële maakeconomie naar de creatieve belevingseconomie. Grote bedrijven zijn door de verschuiving van de economie en de opkomst van het Internet niet meer gebonden aan één plek. Philips verplaatste haar hoofdkantoor dan ook naar Amsterdam. Het bedrijf liet wel een stempel achter in de stad. Dankzij Philips is Eindhoven een lichtstad en een designstad en zowel het lichtfestival GLOW als de designweek zijn erg populair. Juist op plekken zoals het voormalig bedrijventerrein van Philips: Strijp-S. Deze plek is omgevormd tot broedplaats en ontwikkelt zich naar een nieuw stadsdeel. Organisaties uit de creatieve economie nemen langzaamaan het bezit van de grote bedrijven over.
Het individu, de bewoner of bezoeker van de stad, kan binnen de creatieve economie tijdelijk een deel van de stad bezitten door een bijdrage te leveren als toeschouwer of als deelnemer. Wie veel van zijn stad wil bezitten moet dus veel doen en bijwonen. Hoe meer je investeert, hoe meer je verdient. Onze activiteiten worden bepaald door werk, studie, interesses en hobby’s. Omdat dit voor iedereen verschillend is, heeft iedereen zijn of haar eigen parcours door de stad. Het parcours van het individu is ook divers, want niet alleen de stad, ook haar bewoners en bezoekers zijn polygaam.
Globale en lokale wederkerigheid
Maar hoe onderhoud je een dergelijke polygame relatie? De stad stelt zich ondergeschikt aan de mens en haar ruimte is voor eenieder die deze claimt. De gemeente heeft de regie over haar genomen en is opgestaan als bemiddelingsbureau tussen mens en stad. Zij bezit de stad niet, maar regeert haar. Sommige plekken zijn aangesteld om vrij te gebruiken; de zogenaamde openbare ruimte. Zij is van en voor iedereen. Om deze plekken, die zo veelvuldig gebruikt worden, te onderhouden heeft de regeerder ‘gemeentelijke belastingen’ opgesteld. Een geldbedrag dat iedereen betaalt, opdat we iets terug kunnen geven aan de stad die wij zo intens gebruiken.
In het boek Voor wat hoort wat (2011) van Patrick Janssens (burgemeester van Antwerpen) spreekt Frank Vandenbroucke (Vlaamse politicus) over de anonimiteit van de ‘gesystematiseerde wederkerigheid’: het belastingstelsel. Doordat wij, belastingbetalers, niet weten waar ons geld heen gaat, krijgen wij argwaan. We worden bang: wordt ons geld wel juist besteed? Frank Vandenbroucke pleit voor meer zichtbaarheid van deze wederkerigheid. Dit vertaalde hij naar de uitkering. Wanneer je een uitkering ontvangt moet je bijvoorbeeld bereid zijn om te werken binnen het sociale systeem.
Zelforganisatie
Ik zou dit graag nog iets verder de stad in trekken. Wat nu als over vijftig procent van ons belastinggeld gekozen kan worden of het in geld of in diensten betaald wordt? De vijftig procent die sowieso betaald wordt is dan voor globale investeringen. Ik schets u mijn utopie: iedereen in de wereld heeft recht op ziekenhuiszorg, water, veiligheid, elektriciteit, internet, infrastructuur en natuur. Dit zijn de basisvoorzieningen. Daartegenover staat dat de overige vijftig procent in geld óf in werktijd kan worden betaald aan openbare voorzieningen en plekken. Lokale veiligheid, de productie van eten, kennis en cultuur en het onderhoud van de omgeving. Deze lokale diensten worden dan door de inwoners van de stad zelf ingevuld. De inwoners bezitten de openbare voorzieningen en plekken gezamenlijk. De stad is hierdoor van iedereen die eraan bijdraagt.
Dergelijke lokale systemen bestaan, maar komen nog niet massaal van de grond. Er is ook geen noodzaak om onszelf te organiseren voor deze taken; het wordt immers al voor ons gedaan. Misschien niet heel goed, maar weten wij beter? Dat het beter kan bewijst onder andere de ‘Tuinman in de wijk’. Dit is een initiatief uit Rotterdam dat is opgezet door een huisarts en zijn vrouw. Hun doel was om fysieke en psychische klachten die ontstaan door eenzaamheid en te weinig beweging te voorkomen door te zorgen voor meer interactie in de wijk. Na enige tijd bleek hun aanpak erg goed te werken. Daarbij bespaarden zij stadswerken geld en inmiddels zijn ze zo hard gegroeid dat zij een opleiding voor Tuinmannen (m/v) aanbieden.
Professionele burger
De structuur voor een zelforganiserende samenleving, een samenleving waarin de stad zichtbaar in het bezit is van wie haar iets geeft, ligt er al. We noemen het misschien liefdadigheid, maar tuinmannen leveren niet alleen een sterkere samenleving op, het initiatief bespaart de gemeente ook nog eens geld. Het systeem erachter lijkt alleen ongrijpbaar waardoor het eng is om onze samenleving structureel te organiseren via actieve bewoners. De geïnstitutionaliseerde overheid waarbinnen afdelingen opgedeeld zijn in subafdelingen en subafdelingen gemanaged worden door enkele ambtenaren, met erg veel macht, is hierbij niet meer nodig. De gemeentelijke belastingen die hier van boven naar beneden doorstromen en door het stromen alleen al vermageren, zijn evenmin nodig. Wat nodig is, is mankracht, heldere communicatie en goed coördinatorschap.
Waarom houden overheden krampachtig grip op alle afdelingen met subafdelingen? Waarom laten zij organisaties zoals de Tuinman in de Wijk niet als zwaartepunten liggen in het geheel? Laat culturele organisaties, tuinmannen, universiteiten en sportverenigingen een netwerk zijn dat het roer over neemt. Geef hen mankracht en geld in ruil voor de diensten die zij teruggeven aan de openbare voorzieningen en plekken in de stad. Dit netwerk van voorzieningen creëert lokaal een eigen draagvlak. Burgers bewegen zich op hun eigen parcours tussen de voorzieningen en geven hun geld en tijd uit bij deze organisaties, middelen die via de voorzieningen teruggegeven kunnen worden aan de stad. Geen ambtenaar op afstand, maar actieve burgers ter plekke. Burgers die een relatie hebben met de stad.
De stad is binnen de creatieve economie in het bezit van eenieder die een wederkerige relatie heeft met haar. De stad is een netwerk met heel veel relaties, met heel veel verschillende burgers en organisaties op heel veel verschillende plekken tegelijk. De stad is polygaam. En terecht.
—
NB momenteel ben ik bezig met een onderzoeksvoorstel waarin ik met enkelen wetenschappers (hiervoor heb ik gesproken met het Verwey Jonker instituut en bestuurskundige Ernst Berens) onderzoek wil doen naar de mogelijkheden van een zelforganiserende stad. Deze blog is één van de aanleidingen.
Cover: ‘eindhoven’