Persoonlijk WUR-wetenschapper Marian Stuiver heeft ‘De symbiotische stad’ geschreven, een pleidooi voor steden waar mens, dier en natuur in harmonie samengaan. Bodem en water moeten letterlijk weer zichtbaar worden gemaakt. Ook gebiedsontwikkelaars hebben daarin een belangrijke verantwoordelijkheid. "De aanvliegroute moet anders."
“We zijn doorgeschoten met alles betegelen. Neem alleen al de willekeurige koopgoot in een Nederlandse binnenstad. Met dertig rijen dik kunnen we erover lopen, terwijl je die ruimte ook voor natuur kunt inzetten. Hoe steden zoals Almere, Nijmegen, Utrecht en Rotterdam straten vergroenen is positief. Maar het staat in schril contrast met hoe onnodig veel steen en beton er op de aarde ligt.”
Cobouw spreekt Stuiver op een zomerse, benauwde dag in juni, in de week dat duizenden boeren op stoepen staan van ministers en Kamerleden om te demonstreren tegen de stikstofplannen van het kabinet, in de week dat politici nog altijd kibbelen over de invoeringsdatum van de Omgevingswet. In die Omgevingswet komt het woord stadsnatuur overigens nauwelijks voor, valt Stuiver op.
Om te beginnen: wat is een symbiotische stad eigenlijk?
“Een stad waarin mensen in wederkerigheid samenleven met de natuur. Een stad, waarin de mens ruimte geeft aan het ecosysteem, aan de bodem, het water en de natuurlijke organismen. Nu zijn de bodem en het water vaak onzichtbaar in steden. Het is een visie over de stad van de toekomst, waarmee architecten, vastgoedontwikkelaars, corporaties en gemeenten de diversiteit aan groen zoals planten, struiken en bomen in steden kunnen opschalen. Dat gaat een stuk verder dan nestkasten en wadi’s.”
Steden met watervallen, mens en dier gaan hand in hand?
“Dat is afhankelijk van waar je bent. Het begint met bodem en het watersysteem en hoe die twee samenwerken. Klei is een heel ander verhaal dan zandgrond als het gaat om de planten en insecten en diersoorten die daarop kunnen leven. Ik zeg altijd: laat het natuurlijk systeem haar werk doen. Nu kiezen we echter vaak voor een bepaalde, gehomogeniseerde set planten of eentonige bomenrijen. De struiklaag is bijna afwezig in de stad. Maar er valt veel meer diversiteit in tuinen en stadsparken aan te brengen die recht doet aan alle organismen in de natuur.” “Natuur heeft zoveel vormen”, benadrukt Stuiver.
In haar boek dicht ze natuur in de stad verschillende waardes toe. De mens die recreëert of geniet van zijn of haar achtertuin of het stadspark, is de culturele waarde. De technische waarde, is de waarde die de natuur heeft voor het reguleren van klimaat zoals rivieren en waterwegen die kunnen helpen bij wateroverlast. Daarnaast beschrijft ze de toekomstige waarde van natuur, zoals het ruimte geven aan de bodem en haar bewoners en als laatste de intrinsieke waarde van natuur door het creëren van wilde plekken in de stad waar planten, struiken, bomen en dieren kunnen leven.
Is de symbiotische stad het paradijs?
“Ik ben zeker geïnspireerd geraakt door tuin- en landschapsarchitecten die utopisch denken als reactie op de moderne stad en de compacte stad, die versteend is en vooral functioneel van aard, met slechts kleine groene plekken in de stad. Maar paradijselijk? Ik zou het eerder gezond willen noemen. In coronatijd gingen veel mensen weer naar buiten, de natuur in. Een goede zaak, maar het gaf ook belasting op de natuur. In de Hoge Veluwe klaagden de boswachters dat al die mensenmassa’s slecht waren voor de dieren. Hoe kunnen we dat verenigen, begon ik toen te denken?”
Waren de ‘corona-natuurwandelingen’ aanleiding voor je boek?
“Ook. De Agenda Natuurinclusief en Omgevingsvisies (met de komst van de Omgevingswet) waren al actuele items. Al lees ik in de delen van de Omgevingswet die gaan over bouwen en stad, nauwelijks het woord natuur in de stad terug. Het gaat vooral over bouwen, milieuwaarden en de economie.”
We bouwen toch al best natuurvriendelijk? Het is hip.
“Dat klopt. Er zijn mooie voorbeelden van gebouwen en wijken die de natuur als uitgangspunt nemen. Maar vaak zijn het dan toch stenen gebouwen en wordt er wat groen of water omheen gezet. De aanvliegroute moet anders. Denk vooraf bijvoorbeeld na wat een boom doet met de omgeving op de lange termijn. Bomen bereiken leeftijden die wij als mens niet halen. Maar we kunnen wel die ecologische waarde van een boom berekenen. Verdiep je in wat een volwassen boom oplevert voor andere soorten organismen. Joekels van bomen worden nu te dicht bij straten en huizen geplant met als risico dat bomen zich niet goed kunnen wortelen en het niet overleven tijdens een storm.”
‘Floriade EXPO 2022, Almere’ door Pavlo Glazkov (bron: Shutterstock)
Bestaat de symbiotische stad al?
“Niet in de vorm zoals ik ze voorstel. Er zijn veel inspirerende plekken en stadsboerderijen, zoals in Amsterdam Nieuw-West en Zuidoost, waar groepen enthousiastelingen de natuur rondom de hoogbouw koesteren en willen beheren om nieuwe woningbouw tegen te houden. Je hebt voorbeelden als Berckelbosch in Eindhoven, Kerckebosch in Zeist, Wonderwoods in Utrecht; opvallend vaak wordt daarbij het woord bos gebruikt. Op de Floriade zie ik ook gave natuurtuinen en -gebouwen en grote steden als Parijs en Singapore worden internationaal vaak als voorbeeld genoemd. Mijn verhaal is daar ook op gebaseerd. Toch kan ik niet zeggen dat er een grote nieuwbouwwijk is, waarin ik het allemaal terugzie. Toch is nu de kans. Als ze in Flevoland honderdduizend woningen willen bouwen en op andere locaties nog eens achthonderdduizend de komende jaren, is dit het moment om radicaal anders en symbiotisch te gaan bouwen.”
Hoe noodzakelijk is dat?
“Het aantal soorten planten, insecten en dieren in Nederland neemt enorm af door onder andere vervuiling, verstedelijking, asfaltering, en de opkomst van invasieve soorten. De enorme woningbouwopgave die daarbij komt, maakt het urgenter. Ik zie overigens vooral kansen. We moeten planten en dieren meer ruimte geven om te herstellen, zowel binnen en buiten de stad. Daarmee maken we steden veerkrachtiger. Nu al zie je mensen lijden onder de plaatsen waar hittestress ontstaat in hete zomers en de kans op watertoestanden groot is. Steeds vaker denken mensen die een huis willen kopen na over een klimaatvriendelijke locatie.”
De Deltacommissaris en de Unie van Waterschappen waarschuwen al langer dat bouwen in kwetsbare, laaggelegen gebieden niet altijd verstandig is. Volgens de minister is er echter geen tijd voor nieuwe plannen vanwege de woningnood. Is dat verstandig van hem?
“Ik zou zeggen denk juist na over de lange termijn. Wat heb je aan steden die binnen afzienbare tijd onderlopen met water of door verstening onbewoonbaar zijn? Juist nu is het tijd om te herbezinnen, waar je gaat bouwen. Ontwikkelaars zien dat ook steeds meer in. Op de Provada is toekomstgericht bouwen een normaal woord geworden. Voor covid was dat nog vooral een verhaal van ecologen.”
Ontwikkelaars beginnen van de natuur te houden?
“Steeds vaker wordt de natuur een onderdeel van de woningbouwopgave. Ook zij zien dat het goed is voor de stabiele waarde van vastgoed. Groen rond parkeerplaatsen, blauw in de wijk, groen onder zonnepanelen, dat is ook weer goed voor de hitteregulatie van zonnepanelen. Er is zoveel te doen. Er moet een snelweg komen voor de mol en de wurm. Een tweede stad, de stad van de natuur. Daarom symbiose. Samen. Meerdere leefwerelden op één locatie. Een natuurtuin in plaats van een strak grasveld.”
De ecologische rechtvaardigheid moet worden hersteld, schrijf jij. Om welke soorten maak je je het meest zorgen?
“Om te beginnen maak ik me zorgen om de dieren die hoog in de voedselketen staan zoals de otter, de velduil en de vuursalamander. Kijk maar eens naar de lijst bedreigde diersoorten en je schrikt je een hoedje. Maar ik maak ook vooral zorgen over de wilde bijen, vlinders en hommels. Eigenlijk over alle kleine diertjes, want zij gelden als basis voor de dieren hoger in de voedselketen, zoals vogels, vleermuizen en egels.”
‘Een Mol.’ door kubais (bron: Shutterstock)
Je geeft om de natuur en maakt je zorgen
“Ik houd van de natuur. Anders zou ik het ook niet kunnen opbrengen er een boek over te schrijven. Ik woon sinds een paar maanden in een nieuwbouwwijk. Uiteindelijk heb ik zelf twee maanden lang aan bodemontwikkeling gedaan. Wij wonen op kleigrond, van de uiterwaarden, bij de Rijn. Je zou hier een pizzaoven van kunnen bakken en mijn partner heeft zelfs zijn hand gebroken bij het omspitten, zo stug was de laag. Met houtsnippers, schimmels en paardenmest hebben we de bodem bewerkt. Binnen een maand hebben we er allemaal soorten planten, bomen en hagen geplaatst. Lindes en elzen, bladrammenas en kleine honingklaver leggen stikstof vast en zijn goed voor de bodem. En we maaien ons kruidenrijk grasland nauwelijks. Nu al komen er heel veel insecten op onze tuin af. Twee, drie maanden later zien we allemaal vlinders, vleermuizen en kikkers, zo gaaf.”
Wat als we niet symbiotisch bouwen?
“Dan houden we levenloze woonwijken over, waar mensen zich tijdens knetterhete zomers terugtrekken in hun woningen in en bij hun airco’s gaan zitten. Met natuur breng je leven in de stad. Muggen, zeggen mensen, maar als je ontwerpt vanuit de natuur en zorgt voor een goed ecosysteem, eten vogels en vleermuizen die muggen op. Ik stond laatst op een podium voor de Bond van Nederlandse Architectenbureau’s. Niemand in de zaal was opgeleid met kennis over de bodem. Dat is toch absurd? Je bedenkt dat je een thuis bouwt, maar je bedenkt niet dat je een huis bouwt op het huis van iemand anders.”
Marian Stuiver en de Symbiotische stad
Dr ir Marian Stuiver is programmaleider Green Cities van Wageningen Environmental Research aan de WUR. Stuiver is gespecialiseerd in duurzame verstedelijking, groene groei en inclusiviteit. In haar net uitgebrachte boek ‘De symbiotische stad’ beschrijft ze de noodzaak om steden te transformeren door ze opnieuw in te bedden in bodem, water en levende organismen. Het boek biedt praktische handvatten voor stedenbouwkundigen, architecten, lokale beleidsmakers en de bouw- en vastgoedsector
Cover: ‘Marian Stuiver’ door Sjef Prins (bron: APA Foto)