Verslag Hoe gaan we bij nieuwbouw en (her-)ontwikkeling om met duurzame energie? Wat betekent het voor het gebiedsontwikkelingsproces, de rollen, het ruimtelijke en financiële plaatje? Netbeheerders, gebiedseigenaren, aanbieders en gebruikers vinden elkaar in een duurzaam exploitatiemodel. Energieke publiekprivate samenwerking: praktijkvoorbeelden van verschillende schaal.
Verslag Deelsessie B - Praktijkcongres 2016
Nienke Maas,Senior adviseur gebiedsontwikkeling, TNO
De
energietransitie komt voort uit veranderingen van het klimaat. We
willen de temperatuurstijging beperkt houden. Wat moeten we doen om
dit te realiseren? Bij de evaluatie van het energieakkoord kwamen een
aantal interessante conclusies naar voren. De productie van duurzame
energie groeit gestaag. Echter, kijkende naar energieverbruik en
-besparing realiseren we nog geen 10% van wat we hebben afgesproken.
De relevantie van energie voor de gebiedsontwikkeling wordt duidelijk
als we naar de cijfers kijken: 1/3 van het energieverbruik gaat naar
de gebouwde omgeving en 1/4 naar verkeer.
Een
duidelijke ontwikkeling die we zien, is die van de huidige centrale
versus de toekomstige decentrale energieopwekking. Van fossiel naar
duurzaam, van één naar twee richting, van consument naar
‘prosument’ en van een paar grote aanbieders naar veel kleine
aanbieders. Kijkende naar de trias energetica horen andere
oplossingen bij de systemen, waarvan besparing in de toekomst een
belangrijke factor speelt. Bij een decentrale energieopwekking
horen allerlei technologieën, die voor die energiefuncties ook de
invulling bepalen. Te denken valt aan: verwarming en koeling
(isolatie, zonthermisch, warmtepomp, restwarmte, biogas, geothermie),
warm water (warmtepomp, zonneboiler), elektriciteitsverbruik (zon PV,
windmolens) en opslag (WKO, batterij in elektrische auto). De
transitie van centrale naar decentrale energieopwekking verloopt nog
niet probleemloos. We signaleren vier dilemma’s en geven
oplossingen hoe hiermee om te gaan.
1. Ontbreken van gedeelde sense of urgency
De
olieprijs is al sinds jaren niet zo laag, dus de businesscase komt
steeds lastiger uit. Daarbij is het energienetwerk in Nederland heel
goed, één van de beste ter wereld. Dus we hebben nog niet gemerkt,
dat de elektriciteit het niet deed, maar de netbeheerders doen op de
achtergrond heel erg hun best om dit netwerk stabiel te houden. Het
plaatsen van alle windmolens via de Rijkscoördinatieregeling viel
slecht: hoe geef je regio’s weer meer zeggenschap over de
energietransitie? De oplossing hiervoor kan gevonden worden in het
opstellen van Regionale Energie Strategieën. Zo ondertekenden in
juni 2016 vijf regio’s en twee voorloperregio’s de Regionale
Energie Strategieën van een lokaal warmteplan naar een regionaal
energieplan. Er bevinden zich bijna 200 gemeenten in dit lerende
netwerk.
2. Domeinen van energie en ruimte zijn nog onvoldoende verbonden
Dit
thema kenmerkt zich door twee problemen. De eerste is, dat
verschillende
energie opwekkers een andere ruimtevraag kennen. De mogelijkheden
voor geothermieputten
in Zuid-Holland of van windenergieopties in Flevoland kunnen
geografisch weergegeven worden. Maar bij een gesprek over de
energietransitie of bij de regionale energiestrategieën komen de
ruimtelijk denkende types nauwelijks aan tafel. En dit terwijl
inzicht in ruimte en energie en de relatie daartussen heel belangrijk
is. De nationale energieatlas geeft potentiekaarten. PICO bouwt voort op die data en geeft ook weer, als een soort
gebiedsatlas, wat de mogelijkheden zijn. De Omgevingswet zal met een
duidelijke bouwsteen voor energie ook meer helderheid creëren.
‘Afbeelding-1_sessie_B.jpg’
Het
tweede probleem, dat zich voordoet, is dat kennisuitwisseling en
samenwerking tussen de bouwsector en energiebedrijven nog onvoldoende
tot stand komt. Hoe kun je een slimme meter koppelen aan
energiebesparingsmaatregelen? Daarnaast is het onderwijs nog teveel
opgedeeld in traditionele elektriciteit-, warmte- en bouwafdelingen;
er is geen opleiding waar integrale concepten worden onderwezen. Er
is behoefte aan gekwalificeerd personeel om integrale
energieconcepten toe te passen.
3. Investeringen en opbrengsten zijn niet in één hand
De
huidige investeringen die gedaan moeten worden en de mensen die van
de opbrengsten profiteren, zijn verschillende actoren. Hoe kunnen we
ervoor zorgen dat 1+1=3 wordt? Wat betekent dat voor het
gebiedsontwikkelingsproces? Wie moeten meedoen? Sowieso moeten alle
stakeholders meedoen, anders lukt het niet. Als de gasnetwerken
vervangen gaan worden, moeten de netwerkbedrijven dit betalen. Als
gasleidingen niet meer vervangen worden, dan houden de
netwerkbedrijven op hun vervangingsinvesteringen van gas veel over.
Echter, de vastgoedeigenaren moeten dan wel investeren in de
woningen. Hierbij valt te denken aan lage temperatuur warmtesysteem,
zware isolatie en elektrisch water verwarmen kost veel meer energie.
Duurzaamheidsmaatregelen kunnen niet worden meegefinancierd met de
hypotheek. Een woningbouwvereniging die investeert in
energiebesparing, zorgt ervoor dat de huurder een lagere
energierekening heeft. Maar een huurder die al jaren met een warme
trui bij een gaskachel en een geiser zit, krijgt waarschijnlijk geen
lagere maar een hogere energierekening. Daarbij leidt het
doorbelasten van de woonverbeteringen tot veel hogere woonlasten in
de huurprijs.
Er
zijn een drietal oplossingen voor deze problemen:
Energieprestatievergoeding voor de corporaties
Renovatie – Esco’s (= Energy Service Company)
Gebiedsesco’s: samen investeren in wind
De
allereerste woningbouwcorporaties hadden met een soortgelijke
problematiek te maken. Men wilde destijds de huisvesting kwalitatief
verbeteren maar bewoners konden zelf niet investeren. Sommige
woningcorporaties, waaronder de Bouwmaatschappij
tot Verkrijging van eigen woningen te Amsterdam,
stelden zich ten doel de te bouwen woningen na 20 jaar in eigendom
aan de bewoners te doen overgaan.
Huiseigenaren
van nu willen of kunnen niet investeren in het verduurzamen en
renoveren van de woning, omdat het financieel niet altijd is op te
brengen. Een oplossing kan de RESCO zijn. Theoretisch is dit een hele
mooie toepassing maar hiervoor zijn nog behoorlijk wat
institutionele, regelgeving en organisatorische hobbels die
overwonnen moeten worden. Niet heel verassend als je kijkt naar wat
er is opgetuigd om woningcorporaties te laten functioneren.
Tot
slot is vraag gestuurd werkenbelangrijk
maar soms ook juist niet. Bij woningbouw voor het hogere segment zal
de vraag naar energiezuinig of PV-panelen eerder aan bod komen dan
bij sociale huur waar de huurprijs essentieel is. Hoewel zaken als
comfort (isolatie) voor beide doelgroepen even belangrijk kunnen
zijn, kan het betekenen dat je bij sociale huur wel degelijk ook
PV-panelen kan meenemen alleen dan in een andere vorm, bijvoorbeeld
RESCO in plaats van particulier eigendom. In beide situaties heeft de
bewoner hier uiteindelijk voordeel van (als het zonnepaneel is
afbetaald kan de energieprestatievergoeding verlaagd of afgeschaft
worden) hoewel bij aanvang de ene doelgroep er waarschijnlijk niet op
zit te wachten en de andere wel.
4. Toekomstbestendig versus bottom-up initiatieven
Een
mooie casus waar de bottom-up en top-down energietransitie elkaar
tegenkomen, is in het vraagstuk ‘gasloze wijken’. Hier komen de
nationale visie met internationaal component (afhankelijkheid en
toekomst gas in Nederland, MinEZ), het vervangingsvraagstuk van
netbeheerders, gemeentelijke ambities rondom energie maar zeker ook
sociale woningbouw samen met burgers die weer een eigen beeld hebben:
misschien enerzijds niet willen veranderen met grote weerstand tot
gevolg of juist in een duurzaam initiatief een andere kant op bewegen
en hele hoge verwachtingen hebben (lokaal initiatief zet in op PV,
all-electric en hebben warmtepompen aangeschaft en gemeente gaat voor
duurzame warmte). Wat nodig is, verschilt per gebied: de lokale
structuur bepaalt mede de mogelijkheden voor de energietransitie.
Echter, nieuwe technologieën zorgen dat mensen het maken van keuzes moeilijk vinden. Komt er waterstof en waterstof bussen, maar ook auto’s? Gaan elektrische auto’s onze batterijen voor woonwijken worden? Hebben we straks elk beschikbaar oppervlak vol liggen met zonnepanelen; zowel in weilanden, als ook op parkeerplaatsen, snelwegen en gebouwschillen? En als die technologie zo voortschrijdt, hoe kunnen we daar voldoende op anticiperen? Infrastructuur, die er voor 50 jaar ligt, moet dus voldoende robuust zijn (met datgene wat we nu weten). Maar nu nog een nieuwe CV-ketel aanschaffen is riskant. Als over 5 – 10 jaar de keuze in jouw wijk wordt gemaakt om het gasnetwerk niet meer te vervangen, moet je alsnog voor een ander systeem kiezen. Een regio zal een visie moeten ontwikkelen op het gewenste energiesysteem en daarmee moeten bijsturen.
Jeanke
van der Haar,Manager
Business Development and Innovation,Engie
Energy Solutions
Het
energiesysteem verandert; waar vroeger en nu de energie van boven
naar beneden stroomde, heb je nu en in de toekomst lokale
energiestromen die je op elkaar moet afstemmen. Het oude systeem
kenmerkt zich door centrale opwekking, éénrichtingsverkeer
elektriciteit en duidelijke rollen. Het nieuwe systeem kenmerkt zich
door decentrale opwekking, multi richtingsverkeer elektriciteit en
consumenten worden producenten. Vooral de veranderende verhoudingen,
integratie en nieuwe samenwerkingsvormen die nodig zijn om van de
energietransitie een succes te maken, vormen de hoofdpunten.
De
klimaatverandering geeft de ‘sense of urgency’ om iets te doen,
maar het is de kruisbestuiving van technische en sociale innovaties,
die nieuwe oplossingen mogelijk maken. Hierbij treedt de digitale infrastructuur als verbinder op. De nieuwe
energieverbindingen betreft maatwerk projecten per gebied; de
combinatie van woningniveau, wijkniveau, stad en provincieniveau
bepalen hoe de energievoorzieningen eruit komen te zien. Wat
zijn de aandachtspunten van zo’n project?
Het gaat om een integrale en situatie afhankelijke oplossing
Dat vraagt nieuwe vormen van samenwerken en vertrouwen
Met een gedeelde visie, het verbinden van belangen en kleine concrete stappen
‘Gocongres 2016 sessie b 2’
Voor
een praktijkvoorbeeld kijken we naar het open warmtenet in Zaanstad.
Hierbij gaat het om de volgende prognoses:
2.500 huishoudens, 9 utilitaire panden, 7 km leiding, verbruik van
125.000 GJ/jaar en een geschatte CO2-reductie van 7.000 ton. De
warmte is afkomstig van de biomassa
centrale, rioolwaterzuiveringsinstallatie
en een eventuele aansluiting op het Amsterdamse warmtenet (AEB). De
gemeente Zaanstad wil energieneutraal worden en zet in op de volgende
punten:
De grootste impact zit in het vervangen van aardgas door duurzame warmte
Het wordt een open warmtenet met mogelijkheden voor inzet meerdere duurzame bronnen
Warmte naar bestaande bouw: versnelling van energietransitie
Bij
dit project zijn 15 organisaties aangehaakt met ieder hun eigen
belangen en doelen. Het draait om de samenwerking tussen mensen. Bij
een werksessie over het warmtenet zijn de volgende actoren betrokken:
drie woningcorporaties, drie VvE’s, gemeente Zaanstad,
biomassaleverancier Nuon (eigenlijk de concurrent), het
Hoogheemraadschap, twee adviseurs, Alliander en Engie. Het gaat om
samenwerken en het begrijpen van elkaars belangen. Het project wordt
alleen succesvol als iedereen eruit haalt wat voor hem belangrijk is.
Hoe kom je aan een slimme gezamenlijke lokale energievoorziening?
Stakeholders lopen immers tegen diverse obstakels aan en hebben
talloze vragen en zorgen. De belangrijkste vier:
Sociale en organisatorische issues: Wie zijn alle stakeholders, wat zijn hun belangen, welke zijn belangrijk, hoe enthousiasmeer je partijen aan boord te gaan, hoe creëer je draagvlak, hoe krijg je commitment? Als je eenmaal commitment hebt, hoe leg je deze vast en met welke contactvormen?
Gebrek aan kennis: Je wilt iets met duurzaamheid maar weet eigenlijk niet wat of als je weet wat je wilt, hoe moet dit dan gerealiseerd worden? Wat zijn alle mogelijkheden? Dit vindt plaats in een multifunctionele en multidisciplinaire context in een complexe niet-transparante sector waar je soms onvoldoende kennis van hebt.
Financieel: Als je weet wat je wilt en met wie, is het plan dan financieel wel haalbaar? Hoe gaan we dit samen financieren? Welk verdienmodel schuilt erachter? Wat zijn de risico’s en hoe gaan we deze beheersen? Gezien de omvang van het project en de grootte van de investering wil je faalkosten goed in de gaten houden: geen trial-and-error maar een goed gestructureerd en doordacht plan.
Context: Voldoet ons project aan wet- en regelgeving? En komt het overeen met lokaal en centraal beleid? Is het plan toekomstbestendig? Wat nu duurzaam en innovatief is, zou over 10 jaar wel eens als fossiel en achterhaald bestempeld kunnen worden.
Energieleveranciers
kunnen partijen helpen met hun zorgen, vragen te beantwoorden en hen
te helpen obstakels te overwinnen. Zij hebben immers kennis van de
sector, kennis van de realisatie van dergelijke projecten (het blijft
niet enkel bij een papieren plan) en een geïntegreerd breed
dienstenaanbod. Het gaat om visie, maar ook om de kleine stappen. Het
gaat om vertrouwen en nieuwe vormen van samenwerken, zoals de
bijzondere samenwerking tussen Engie en Nuon. Ervaringen van Engie:
Zorg vooraf voor commitment
Het gaat om het verbinden van belangen
Gezamenlijke sessies met voor iedereen begrijpelijke inhoud
Een spelvorm (bv. smart city game) is beter (en leuker) dan een powerpoint presentatie
Onderzoek wat iedere partij kan inbrengen om de doelen te bereiken
Start klein en concreet, maar denk groot
Daarbij
is het belangrijk om voor integrale
oplossingen te durven gaan;
Werk samen met iedereen; overheden, burgers, klanten en concurrenten.
Denk in oplossingen; het is niet de techniek en het zijn ook niet de kosten die ons beperken, wel moet je zoeken naar de juiste waardering bij alle partijen.
Het gaat niet om het afwentelen van risico’s op de ander; wel om te zorgen dat degene die het risico het beste kent en kan dragen, dat ook gaat doen.
Veel processen en organisaties zijn niet ingericht op integrale oplossingen. Durven we dit te veranderen? Het is de durf om samen te werken op een nieuwe wijze met een langere horizon en denkend vanuit de waarde voor alle betrokkenen.
Thérèse
van Gijn,Directeur
Adviesbureau van Gijn
Duurzame
gebiedsontwikkeling gaat over technische details, innovatie,
financiële onzekerheden en organisatorische schermutselingen aan
verschillende overlegtafels. Ook over zorgen met elkaar delen en
samen tot een mooie oplossing komen. Als casus nemen we de
herontwikkeling van project Valkenburg; een voormalig militair
vliegveld gelegen tussen Katwijk en Leiden, dat ontwikkeld wordt naar
een woon- en werkgebied met 5.000 woningen en een werkpark.
Het
is een energieneutraal gebied, dat:
op jaarbasisgeen netto import van fossiele of nucleaire brandstof van buiten de systeemgrens nodig heeft.
zowel het gebouw gebonden als het niet-gebouw gebonden (huishoudelijke) energiegebruik betreft.
energie die nodig is om het gebied te laten functionerenzoals openbare verlichting en gemalen ook is meegenomen.
Het
project kenmerkt zich door de ambitie om aan energieneutrale
gebiedsontwikkeling te doen tegen de laagst mogelijke kosten voor de
eindgebruiker.
In de praktijk geldt daarbij, dat het tevens zoveel mogelijk
budgetneutraal wordt voor de grondontwikkelaar, dus dat het gekozen
energieconcept leidt tot
haalbare business cases voor iedere betrokken partij. De
uitgangspunten waren robuuste technieken (bewezen concepten,
toekomstige ontwikkelingen niet uitsluiten, zonder subsidies) en de
energie infrastructuur (warmte + elektriciteit, groen gas +
elektriciteit of alleen elektriciteit). Projectlocatie Valkenburg en
Gebieden Energie Neutraal (GEN) hebben ongeveer twee jaar gewerkt aan
het opdoen van kennis om de ambitie te realiseren. Het ging daarbij
om de technische, organisatorische, juridische en financiële
haalbaarheid. Er is uiteindelijk gekozen voor een all-electric
concept, dus geen warmtenet en geen gasnet.
Het
all-electric concept:
1. Mogelijkheden energieneutraal:
Voorziening middels elektrische of alternatieve (complexe) toepassingen
Vraag- en aanbod sturing nodig om piekbelasting op het net te reduceren
Historisch gezien technisch moeilijk realiseerbaar gebleken
2. Financiën en woonlasten:
Lage vastrechtlasten eindgebruiker, alleen voor elektriciteit
Bijbehorende energie opwekkers financieel aantrekkelijk voor exploitant
In potentie laagste energielasten van de drie infrastructuurvarianten
3. Maatschappelijke acceptatie:
Bijna per definitie gekoppeld aan windmolens
Geen CO2-uitstoot
4. Lange termijn robuustheid:
Breekt met de energie infrastructuur uit het verleden
Sluit aan bij de ontwikkelingen van elektrisch vervoer
Vanuit
financieel oogpunt was het in 2014 een bijzonder gunstig
ontwikkelingsconcept. Inmiddels is saldering ingewikkelder geworden
en is het onbekend waar het politieke klimaat heen waait. De
uitdaging bevindt zich op het door de schalen heen werken: van macro
via meso naar micro niveau, zie afbeelding
3.
Elke nieuwe technologische innovatie heeft invloed op verschillende
schaalniveaus in een gebied. Bij innovatie en een implementatie
daarvan moet daar dan ook op gestuurd worden. Degenen, die
technologie wil implementeren, moet meer doen dan alleen
randvoorwaarden opnoemen. Het all-electric concept vraagt heel wat
van een bestaand netwerk; een verandering van trafohuisje en een
leiding duurt in de uitvoering al bijna drie jaar. Dus praat en
overleg op tijd.
‘Afbeelding-3_sessie_B.jpg’
Op woningniveau wordt de warmtevraag als volgt ingevuld:
Zonneboiler of zonnecollectoren
Vloerverwarming, waarbij de individuele grondgebonden warmtepomp in nieuwbouw op dit moment als solide en economisch meest interessante oplossing naar voren komt
De ontwikkeling van warmtepompen gaat door
Bestuurlijk draagvalk halen en behouden vereist ook een actieve inzet. Dit geldt voor alle projecten. De meeste zijn met ambities gestart, waarvan niemand feitelijk wist wat ze organisatorisch en financieel gedurende het project zouden gaan betekenen. Gebiedontwikkelingen lopen langer door dan een collegeperiode. Tevens wisselen bestuurders (met hun ambities) en projectmanagers regelmatig van plek. Controleer dus of de eens geformuleerde ambitie nog staat en haal zo nodig opnieuw commitment op bij elke stap, die veranderingen laat zien op technisch vlak, bij de business case of woonlasten. Aandachtspunt hierbij is om op te letten hoe ambitie uitgelegd wordt; het projectmanagement praat over een energieneutraal gebied, maar in de uitwerking gaat het dan soms alleen over nieuwbouwwoningen of wordt een getekende gasleiding al aangelegd. Tot slot is draagvalk nodig om afspraken te consolideren zoals de doelstelling uit het klimaatplan, afspraken tussen woningcorporaties en gemeenten en om regionaal samen te werken aan eenzelfde doelstelling.
Gespreksleider, Ellen van Bueren, Hoogleraar Urban Development Management TU Delft
Intern artikel: een mooi voorbeeld van Nul op de meter woning ontwikkeling in de GASLOZE woonwijk Rijswijk-Buiten.
Bekijk de presentatie van Ninke Maas hier (pdf), de presentatie van Jeanke van der Haar hier (pdf) en de presentatie van Thérèse van Gijn hier (pdf).
Cover: ‘Praktijkcongres 2016 sessie B’