Opinie Net voor het aantreden van het nieuwe kabinet ligt hij er dan: de aanzet voor de Nota Ruimte. Het laatste product van scheidend minister Hugo de Jonge. Mona Keijzer mag het ruimtelijke stokje overpakken. Hoogleraar gebiedsontwikkeling Co Verdaas las de 128 pagina’s en koestert vooral het goede: “We gaan weer aan nationale ruimtelijke ordening doen en erkennen daarbij de samenhang tussen opgaven.”
Ik ben uiteraard niet de enige die het voorontwerp heeft gelezen. Anderen deden dat met mij en de eerste analyses zijn al aan het digitale papier toevertrouwd, waaronder die van Friso de Zeeuw. We kennen hem als een scherpe criticaster en debater. Die types hebben we nodig. Opbouwende kritiek brengt ons vakgebied verder en dwingt tot introspectie en zelfreflectie. In zijn laatste bijdrage over het voorontwerp Nota Ruimte in ROM Magazine (de-jonge-presenteert-haastwerk-en-loopt-zijn-opvolger-voor-de-voeten) lijkt de drang om een kritisch stuk te schrijven het echter te winnen van een gedegen en consistente analyse. Dat vraagt om een reactie.
Nationale richting
De Zeeuw en ik zijn het eens dat het goed is dat nationale ruimtelijke ordening weer pregnant aandacht krijgt. De opgaven buitelen over elkaar heen en zoals gezegd is ons land nu eenmaal te klein om alle ruimtevragers tegemoet te komen. Het door Johan Remkes geïntroduceerde motto “niet-alles-kan-overal” resoneert niet voor niets in tal van regio’s. Nationale coördinatie en richting is nodig, simpelweg omdat de optelsom van 342 gemeentelijke omgevingsvisies de 12 provinciale omgevingsvisies niet kan vervangen. Analoog daaraan maken 12 provinciale omgevingsvisies nimmer een nationale omgevingsvisie overbodig.
In die zoektocht naar een gezamenlijk perspectief is altijd sprake van een wederkerigheid tussen regionale ambities en mogelijkheden en nationale belangen. De betrokkenheid van het Rijk gaat om veel meer dan geld alleen. Het gaat ook om regio-overstijgende vraagstukken aangaande waterveiligheid, defensie, infrastructuur, energie, klimaat en verstedelijking.
Hugo de Jonge, demissionair minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, heeft vorige week vrijdag het zogeheten voorontwerp Nota Ruimte naar de Tweede Kamer gestuurd. Het voorontwerp is een eerste ruimtelijke vertaling van de opgaven voor Nederland richting 2050, met een doorkijk naar 2100. Het benoemt keuzes en geeft richting voor de te maken keuzes over grote opgaven die allemaal om ruimte vragen, van landbouw en natuur tot woningbouw, economie en energiezekerheid.
Het voorontwerp volgt op de contourennotitie uit oktober 2023 en is een tussenstap op weg naar een definitieve Nota Ruimte, die een voor het Rijk bindende visie vormt. Het voorontwerp stelt ‘water en bodem sturend’ en bevestigt drie principes voor een rechtvaardige verdeling van de ruimte:
- Recht doen aan volgende generaties: niet afwentelen. Keuzes moeten niet zorgen voor het afschuiven naar volgende generaties of andere gebieden.
- Recht doen aan schaarste: meervoudig ruimtegebruik. Waar mogelijk worden functies slim en met kwaliteit gecombineerd.
- Recht doen aan eigenheid: gebiedskenmerken centraal. Beschermen en benutten wat er is en toevoegen wat past bij de waarde en het karakter van het gebied
De opgaven waar Nederland voor staat zijn gebundeld in drie ‘bewegingen’ die onderling sterk verbonden zijn: de beweging naar een toekomstbestendig evenwicht tussen landbouw en natuur, de beweging naar een klimaatneutrale en circulaire samenleving en de beweging naar sterke regio’s, steden en dorpen in heel Nederland.
Het voorontwerp wordt gezien als een overdrachtsdocument van minister De Jonge (CDA) aan zijn beoogde opvolger Mona Keijzer (BBB). Het is aan het nieuwe kabinet of de gelegde accenten worden overgenomen.
Friso de Zeeuw heeft een paar inhoudelijke kritiekpunten zoals het ontbreken van Noord-Holland Noord als optie voor het opvangen van de verstedelijking. Ook uit De Zeeuw nogmaals zijn afkeer van windmolens. Tot zover prima om op deze punten een schot voor de boeg te geven en daar het debat over te voeren. Eerder wees De Zeeuw al op het ontbreken van de regio Twente op het lijstje van NOVEX-gebieden en dat heeft – al dan niet door zijn toedoen – effect gehad: Twente is terug op de kaart.
De Zeeuw heeft echter ook een paar meer fundamentele punten van kritiek: het ontbreken van een financieel economische paragraaf en het verwijt dat De Jonge zijn opvolgster voor de voeten loopt. Hier slaat hij de plank mis.
Departementen aan zet
Om te beginnen is bij geen van de eerdere nationale Nota’s Ruimte in de fase van het voorontwerp ooit sprake geweest van een uitgewerkte financiële paragraaf. Dat was ook altijd de kracht van de nationale Ruimtelijke Ordening. Men bleef uit het sectorale gevecht om de middelen. De visie, het ontwerp en het narratief gaven samenhangend richting aan de sectoren die wél over het benodigde investerend vermogen beschikten. Door de jaren heen had het toenmalige ministerie van VROM soms zelf ook (projectmatig) investerend vermogen en kon daarmee anderen verleiden mee te doen, maar de zeggenschap over de sectorale middelen berustte altijd bij de collega-departementen zelf. Anders gezegd: het voormalige VROM (en voorgangers) was nimmer een zogeheten ‘spending department’ en diende het vooral te hebben van de verleiding en ontwerpkracht.
De Zeeuw bijt zichzelf in de staart als hij beweert dat minister De Jonge zijn opvolgster met dit voorontwerp voor de voeten loopt. Dat argument zou valide zijn geweest als dit kabinet daadwerkelijk een uitgewerkte financiële paragraaf zou hebben toegevoegd zoals De Zeeuw wenst. Het voorontwerp respecteert de financiële keuzes die in het hoofdlijnenakkoord zijn gemaakt en geeft door het ontbreken van een uitgewerkte financiële paragraaf het nieuwe kabinet (en de Tweede Kamer en andere partners) alle ruimte om zelf zowel inhoudelijk als politiek de eigen accenten te zetten, prioriteiten te bepalen en ambities en middelen met elkaar in balans te brengen.
Bij de eerdere Nota’s Ruimte was dit overigens niet anders: tussen (voor)ontwerp en definitieve vaststelling zit altijd een à twee jaar en is er ruimte voor een dialoog tussen regio’s onderling, regio’s en Rijk, maatschappelijke en private partners. Dit proces leidt dan tot aanpassingen in de definitieve Nota Ruimte en een uitvoeringsprogramma.
Van alle tijden
Het verwijt van ‘voor de voeten lopen’ is dus opmerkelijk als je gelijktijdig het verwijt maakt dat een financiële paragraaf ontbreekt. Daarnaast, elke Nota Ruimte of Omgevingsvisie heeft als belangrijkste kenmerk dat opvolgers voor de voeten worden gelopen – per definitie. De (Nationale) Ruimtelijke Ordening richt zich immers op de (middel)lange termijn. Het dilemma is van alle tijden: aan de ene kant recht doen aan de breed gedragen behoefte aan perspectief en continuïteit en aan de andere kant ruimte laten voor democratische bijstelling op weg naar dat perspectief. Op een goede dag had De Zeeuw net zo goed kunnen schrijven: “Fijn voor zijn opvolgster dat de benodigde bouwstenen en ingrediënten al op tafel liggen, die kan direct aan de slag en hoeft geen tijd te verliezen.”
‘A1 Muiderberg’ door Aerovista Luchtfotografie (bron: shutterstock)
Tot slot verwijt De Zeeuw minister De Jonge op het einde van zijn betoog dat hij “allen die met de inrichting van ons land te maken hebben in een onduidelijke situatie laat”. Alsof het niet sturen van het voorontwerp naar de Tweede Kamer die situatie minder onzeker zou hebben gemaakt. Nu kan iedereen zelf met de bouwstenen aan de slag en verantwoordelijkheid nemen voor de wijze waarop men wil bijdragen aan een gezamenlijk perspectief.
Volop ruimte voor eigen inzichten
Zelf koester ik dat we weer aan nationale ruimtelijke ordening gaan doen en daarbij de samenhang tussen opgaven erkennen. Goed dat de ingrediënten nu voor iedereen op tafel liggen en kunnen worden bediscussieerd en aangevuld. Richting definitieve versie is er nog volop ruimte voor de Tweede Kamer, de samenleving en de nieuwe bewindspersoon/personen om de verdere uitwerking naar eigen inzicht op te pakken. Zo deden we dat ook voordat we ten onrechte meenden dat het land ‘af’ was.
Ik geniet vaak van de bijdragen van De Zeeuw, ook als ik het niet met hem eens ben, maar dit keer lijkt de haast om een kritisch stuk te schrijven het te winnen van een gedegen en consistente analyse. Jammer, want een De Zeeuw in vorm kan ons vakgebied goed gebruiken.
Cover: ‘Buitenwijkse familiehuizen, Helwerd Groningen’ door Rudmer Zwerver (bron: shutterstock)