Onderzoek De 15-minuten-stad komt op vele manieren terug in het maatschappelijke debat, maar hoe realiseer je het concept als gebiedsontwikkelaar in de praktijk? Nieuw onderzoek biedt ontwerpprincipes én laat zien hoe deze principes in de praktijk werken.
De 15-minuten-stad is het stedelijke concept waarbij alle voorzieningen die belangrijk zijn in het dagelijkse leven te voet of fiets binnen 15 minuten vanaf huis te bereiken zijn. Van onderwijs tot zorg en werk en van winkels tot openbaar verboer en ontspanning. Een ‘oud’ concept met een nieuwe naam, zo stellen onderzoekers van Rebel Group, de Fietsersbond en Wandelnet. Want al 100 jaar geleden, nog voor de opkomst van de auto, waren in elke wijk de belangrijkste voorzieningen te voet of met de fiets bereikbaar.
Om minder afhankelijk van diezelfde auto te worden, willen steeds meer beleidsmakers terug naar die situatie. De oude wijn kreeg een nieuwe zak in de vorm van de 15-minuten-stad. Belangrijk uitgangspunt is daarbij dat auto’s wel onderdeel uitmaken van deze stad, maar zeker niet de schaal of vorm bepalen. Anders kan elke moderne stad als 15-minuten-stad worden gezien en in de praktijk blijkt dit nog lang niet het altijd het geval te zijn. Zo concludeerde onderzoeker Petar Koljensic eerder dit jaar al dat Amsterdam zich best een 15-minuten-stad kan noemen, maar dat een fiets, een woning in het centrum en een westerse achtergrond daarbij wel noodzakelijk zijn.
Zeven ontwerpprincipes
Met het onderzoek De 15-minuten-stad: Hoe doe je dat? willen de drie genoemde partijen handvatten bieden aan gebiedsontwikkelaars om in alle stedelijke gebieden het concept te kunnen implementeren. Het grootste probleem is volgens hen dat ruimte en mobiliteit nog te vaak los van elkaar worden gezien. Integrale ontwerpen komen daarmee in de praktijk lastig van de grond. Met zeven ontwerpprincipes kunnen niet alleen gebieden worden ontworpen volgens de gedachten van de ‘nieuwe’ stad. Ze kunnen ook gebruikt worden om een bestaand ontwerp of gebied te toetsen op de bereikbaarheid. “Niet alle principes zullen op ieder gebied van toepassing zijn, en dat hoeft ook niet. De principes zijn bedoeld als richtlijn en ter inspiratie, niet als blauwdruk.”
‘Voetgangers in stad’ door Ryan DeBerardinis (bron: shutterstock.com)
Per ontwerpprincipe stellen de onderzoekers een aantal voorwaarden aan het stedelijke gebied om de 15-minuten-stad op een succesvolle manier te kunnen implementeren. Zo moeten de belangrijkste voorzieningen (onderwijs, zorg, werk, winkels, OV en ontspanning) vanaf dag één in het gebied aanwezig zijn en waar mogelijk verspreid zijn over het gebied. Ook is het van belang dat de openbare ruimte kan meebewegen met de veranderende behoeften van de gebruikers. Niet alleen nu, maar ook over tientallen jaren. Rijke gevels en actieve plinten zorgen voor een duidelijke gebiedsidentiteit. De plekken waar mensen wonen en leven zijn zoveel mogelijk autovrij of anders autoluw. Op die plekken waar auto’s wel welkom zijn binnen de bebouwde kom, is het gemotoriseerd verkeer nadrukkelijk ‘te gast’.
Dilemma’s
De onderzoekers behandelen ook een aantal dilemma’s waar gebiedsontwikkelaars in de praktijk tegenaan lopen bij het implementeren van het concept. Hoe ontwerp je de 15-minuten-stad als de doelgroep van de betreffende gebiedsontwikkeling (nog) niet helemaal bekend is? Zorg sowieso voor een veilige infrastructuur voor de meest kwetsbare groep verkeersdeelnemers (kinderen, ouderen, mensen die hulpmiddelen gebruiken) en ga uit van de toegankelijkheidsnormen die gelden voor die groepen. En zorg dat de eerste fase van de ontwikkeling nog niet het eindstation is. Geef verder toekomstige bewoners de mogelijkheid om de openbare ruimte later (deels) nog anders in te vullen, op basis van de behoeften die er op dat moment zijn.
En hoe zorgen ontwikkelaars ervoor dat op het moment dat die eerste bewoners hun woning betrekken er al voldoende voorzieningen aanwezig zijn? De oplossing hiervoor is tweeledig. “Allereerst is het goed om met behulp van data een beeld te schetsen van de wensen en behoeften van (toekomstige) bewoners. Vervolgens is het van belang om tijdig rond de tafel te gaan met partijen die een belangrijke rol spelen bij het vervullen van deze behoefte.” De onderzoekers noemen de regio MiddenHolland als voorbeeld. Daar is in het beleid opgenomen dat “bij nieuwe woonwijken (waar tenminste 800 mensen gaan wonen) het openbaar vervoer vanaf het moment van de geplande oplevering van de 50ste woning deze kern moet bedienen.” En dit idee “kan voor andere typen voorzieningen worden verankerd in andere beleidsdocumenten zoals bijvoorbeeld erfpachtcontracten, stedenbouwkundig programma van eisen of bestemmingsplannen.”
Lees het onderzoek op de website van de Rebel Group.
Cover: ‘Zebrapad in Rotterdam’ door Frans Blok (bron: Shutterstock)