Casus Jarenlang stond het ministerie van Defensie niet bovenaan het prioriteitenlijstje van de BV Nederland. Met de huidige geopolitieke situatie in de wereld is de politiek daarvan teruggekomen. Investeringen worden fors opgevoerd en Defensie meldt zich als speler in het domein van ruimtelijke inrichting en gebiedsontwikkeling. Hoe kan het verloren gegane terrein worden heroverd?
Dit artikel verscheen eerder in de Zomereditie 2024 van de Gebiedsontwikkeling.krant. De krant staat in het teken van ‘grond’ en is hier te lezen.
Een regenachtige maandagmiddag aan de rand van Zwolle. Deze avond vindt de eerste van een hele serie regionale bijeenkomsten plaats in het kader van het programma ‘Ruimte voor Defensie’. De titel geeft het al aan: het ministerie heeft meer ruimte nodig voor haar activiteiten. De kick-off van het programma vond eind vorig jaar plaats met het uitbrengen van de Nota Reikwijdte en Detailniveau, waarin Defensie in grove lijnen haar ruimtebehoefte voor de komende jaren bijeenbracht. Die analyse wordt de komende tijd verfijnd, om uiteindelijk op locatieniveau te eindigen. Planoloog Saskia Ferf Jentink en kolonel Jos van der Leij lichten de aanpak toe. De laatste is geen vakgenoot, maar “ik ben wel door de jaren heen steeds werkzaam geweest op het snijvlak van maatschappij en Defensie. Die uitdaging speelt bij dit thema zeker ook.”
Onhoudbare situatie
De noodzaak voor Defensie om zich te mengen in de discussie over het ruimtegebruik heeft een dubbele aanleiding, zo maakt Van der Leij duidelijk: “De belangrijkste redenen zijn inderdaad de geopolitieke ontwikkelingen en de spanning die oploopt, wereldwijd, maar ook op het continent. Daarbij is er de afgelopen decennia enorm veel bezuinigd. Ze zeggen weleens dat het vredesdividend is geïnd. Maar in de huidige situatie is dat onhoudbaar. Waar Rusland op een gegeven moment partner was van de NAVO, kun je daar nu niet meer van spreken natuurlijk. De verhoudingen zijn verslechterd en Defensie moet investeren. Dat doet het kabinet ook. We groeien naar 2 procent van het bruto binnenlands product, de NAVO-norm. Daar voldeden we lang niet aan (inmiddels wel, red.).”
Met de nuance dat groei geen doel op zich is, heeft Defensie in 2023 een traject doorlopen om alle behoeftes in kaart te brengen. Met alle commandanten is onderzocht wat de groei van Defensie betekent, daarbij ook rekening houdend met nieuwe manieren van opereren. Van der Leij: “De manier van oorlogvoeren verandert en dat heeft ook gevolgen voor ons ruimtegebruik.” Bij de zoektocht gaat het niet alleen om de fysieke benodigde ruimte maar ook om de niet-fysieke invloeden, zo geeft Van der Leij aan. “Denk aan milieuzones bijvoorbeeld.” In de Nota Reikwijdte en Detailniveau is een minimale ruimteclaim neergelegd, zo kijkt Saskia Ferf Jentink terug. “We hebben heel kritisch gekeken naar wat er echt nodig is. Wat kan er met simulatoren worden opgelost, waar bestaan mogelijkheden voor functiemenging en dubbelgebruik, waarvoor kunnen we naar het buitenland?”
Niet afwentelen op buitenland
Aan die laatste optie zijn echter steeds vaker grenzen verbonden, zo legt zij uit: “Andere landen hebben de ruimte voor hun eigen legers nodig. En bovendien verplaatsen wij onze hinder zo naar het buitenland, dat is onwenselijk.” Van der Leij: “Wel hebben wij een deel van luchtmachtvloot permanent in Amerika gestationeerd. Het is bovendien de vraag of Defensie voldoende mensen kan aantrekken als geïnteresseerden te horen krijgen dat ze – bij wijze van spreken – 40 weken per jaar van huis zijn.”
‘kolonel Jos van der Leij en Saskia Ferf Jentink’ (bron: Ministerie van Defensie)
Bij de locaties waar Defensie naar gekeken heeft, gaat het zowel om bestaande plekken als om nieuwe. Met zowel gebouwen als (oefen)terreinen: ter land, ter zee en in de lucht. Bij het gebruik daarvan wordt meervoudigheid zeker niet uitgesloten, aldus Ferf Jentink: “Het inrichten van oefenterreinen als natuurgebieden is bijvoorbeeld een optie. We weten inmiddels dat flora en fauna daar prima gedijen, er komen veel andere soorten voor die zich vaak weinig aantrekken van de soldaten en het materieel. Natuur doet het nergens zo goed als op plekken waar bijna niemand komt.”
Inzet civiele luchtvelden
Over de hinder die van de defensieactiviteiten uitgaat naar de lokale omgeving, merkt Van der Leij op dat het ministerie daar zeker niet de ogen en oren voor sluit: “Bijvoorbeeld rond de vliegvelden van Volkel en Leeuwarden is de situatie nijpend rondom de geluidscontour en het aantal toegestane vliegbewegingen. Tegelijkertijd moeten we wel de planningen voor onze vliegers rondkrijgen. Daarom kijken we nu voor de F35 naar eventueel medegebruik van civiele vliegvelden zoals Eelde, Lelystad en Twente. Die afweging vindt nu vanuit een landelijk perspectief plaats. En voor de goede orde: over deze locaties is nog geen besluit genomen door het Rijk. We verkeren nog in de fase van onderzoek.”
Op de genoemde Notitie Reikwijdte en Detailniveau kwamen ruim 2.000 zienswijzen binnen. Het palet aan reacties was breed, zo geeft Ferf Jentink aan: “Naar aanleiding van die zienswijzen zijn bijvoorbeeld milieuthema’s in de MER verduidelijkt, en alternatieve locaties toegevoegd.” Van der Leij: “Uiteraard zijn er mensen die zich zorgen maken over het feit dat we dichter bij hen in de buurt komen, dat heeft zeker impact. Maar ik heb tegelijkertijd ook het idee dat de betrokkenheid is gegroeid. De boodschap is geland dat we onze veiligheid op orde moeten gaan krijgen. Dat maakt de dialoog eenvoudiger.”
Grond snel nodig
Inmiddels is de Nota van Antwoord gepubliceerd en daarmee zet Defensie een volgende stap in de aanscherping en concretisering: er zijn 13 opgaven geïdentificeerd waarvan de plek waar deze landen om een bovenregionale afweging vraagt, alsmede 44 locatiespecifieke ruimteclaims die een plek moeten krijgen. Ferf Jentink: “In de Nota Reikwijdte en Detailniveau was nog sprake van bredere zoekgebieden, die worden nu verfijnd en in veel gevallen al tot op kavelniveau gepreciseerd.” Er spreekt daadkracht uit deze aanpak en dat is volgens de Defensie-planoloog ook noodzakelijk: “Begrijpelijk dat BZK ver vooruitkijkt en nu alvast zoeklocaties voor de woningbouw van ná 2030 presenteert, maar wij hebben de grond snel nodig. Daarom zetten we ook druk achter het proces. Begin 2025 moet onze concept-beleidsvisie klaar zijn, zodat het kabinet er medio 2025 over kan beslissen. Op korte termijn worden dus ook onze voorkeurslocaties bekend.”
‘Landende F35 Leeuwarden’ (bron: Ministerie van Defensie)
Om weer vaste grond onder de voeten te krijgen, draait Defensie onder meer mee in een interdepartementale werkgroep waarin de diverse ruimteclaims worden besproken. Van der Leij hierover: “Uiteindelijk zal het kabinet een besluit moeten nemen, in samenhang met andere ruimtelijke opgaven die voorliggen.” Ferf Jentink: “In de Nationale Omgevingsvisie is het belang van Defensie uiteraard ook opgenomen en we werken nu aan de uitwerking daarvan. Ik ervaar die gesprekken als constructief, er is echt aandacht voor ons belang. Ook richting de Nota Ruimte is het voor iedereen duidelijk dat er ruimte nodig is voor de krijgsmacht.”
Kansen voor regio
Een schaalniveau onder het Rijk is Defensie inmiddels ook in gesprek met de 12 provincies, zo maakt Van der Leij duidelijk: “En we organiseren nu deze serie van 14 bijeenkomsten om regionaal met geïnteresseerden en inwoners in gesprek te gaan.” De feedback die de Defensie-medewerkers krijgen is genuanceerd, zo vervolgt de luchtmacht-kolonel: “Iedereen begrijpt dat dit nodig is en niet voor iedereen even prettig uitpakt. Maar ook dat het bijvoorbeeld een regio kansen oplevert in termen van bijvoorbeeld werkgelegenheid. En daarmee voor het voorzieningenniveau ter plekke.”
Daarmee komen we op het laagste schaalniveau terecht, dat van de concrete locaties en gebiedsontwikkelingen. Waar de afgelopen jaren vooral kazerneterreinen werden afgestoten en een nieuwe bestemming krijgen, wordt die trend nu gekeerd. Vorig jaar werd bekend dat de gemeente Zeewolde in beeld is voor een nieuwe kazerne voor 7.000 militairen. Vergelijkbaar is het recente besluit over een nieuwe locatie voor de commando’s, de groene baretten, bij Roosendaal. Ferf Jentink over een noviteit die daar werd toegepast: “Voor het eerst is daar gebruik gemaakt van het Nationaal Voorkeursrecht, om de beoogde grondpositie te kunnen bemachtigen.”
Kennis en kunde
Een voorbeeld van een grotere gebiedsontwikkeling is het gebied tussen Utrecht en Amersfoort, waar Defensie van oudsher (met onder meer de voormalige vliegbasis Soesterberg) een belangrijke speler is. Hiervoor is een NOVEX-ontwikkelperspectief opgesteld, om daarmee ook richting te geven aan de groeiambities van beide steden. Utrecht en Amersfoort hadden zelf de laatste jaren al eigen groeiplannen gemaakt maar die worden nu gecombineerd en afgestemd op de ambities van andere overheden, waaronder Defensie. Van der Leij: “Onze kennis en kunde op dit gebied was door de bezuinigingen geheel verdwenen maar door het aantrekken van mensen die verstand hebben van grondbeleid en ruimtelijke inrichting kunnen we nu veel beter ons geluid laten horen.”
Cover: ‘Soldaten in het veld, voorste onscherp’ (bron: Ministerie van Defensie)