11 april 2016
3 minuten
Onderzoek Het klimaat in steden kan fors warmer zijn dan erbuiten, maar daaraan is met beplanting, materialen en goede positionering van straten en bebouwing best wat aan te doen. Je moet het stedenbouwkundigen alleen wel leren in de opleiding, stelt promovendus Marjolein Pijpers-van Esch.
Voor haar promotieonderzoek ‘Designing the urban microclimate - A framework for the dissemination of knowledge on the urban microclimate to the urban design process’ bracht ze niet alleen alles in kaart wat we al weten over stedelijk microklimaat en wat de gevolgen kunnen zijn voor gezondheid en welbevinden van inwoners. Ze benaderde ook een groot aantal stedenbouwkundigen met de vraag hoe ze hun informatie over het stedelijke microklimaat verzamelen. Hoe ontvangen ze die het liefst – met veel tekst en cijfers of liever met plaatjes en grafieken? De uitkomst was helder: stedenbouwkundigen zijn geen grote lezers, ze kijken liever plaatjes. Uit haar onderzoek bleek de belangstelling voor het onderwerp groot is en er zijn veel vragen over. Maar in de praktijk blijft het veelal beperkt tot bezonningsstudies. Als het al tot onderzoek van het microklimaat komt, gebeurt dat vaak pas aan het einde van het ontwerpproces.
Wat we eraan kunnen doen? In de eerste
plaats zou het onderwerp integraal onderdeel moeten zijn van de
opleiding tot stedenbouwkundige, stelt Pijpers. “Als je niet weet wat
werkt en waarom, zul je het ook niet toepassen.” Dwingender wetgeving is
volgens haar ook wenselijk. Want een stad die onnodig te warm, te
lawaaierig en teveel luchtvervuiling heeft, maakt haar inwoners ziek.
Bij een goed ontworpen stad hoort een goed ontworpen microklimaat.
Zie ook:
Cover: ‘cover proefschrift’