Verslag Experts geven hun blik op Smart Cities tijdens een mini-symposium op de campus van de TU in Eindhoven. Over onder andere de toekomst van mobiliteit, wonen in steden en duurzaamheid. Vergezichten, ideaalbeelden en praktische visies.
- Auto’s worden steeds slimmer, maar volledig zelfrijdend is voorlopig niet realistisch.
- Mensen reizen niet korter, maar verder.
- Met slimme auto’s komt er meer ruimte in de stad voor andere zaken dan infrastructuur. De stad wordt mooier.
- Infrastructuur en regels moeten simpel blijven, beperk situationele en locatiegebonden uitzonderingen.
Stad van de nabije
toekomst
Elphi Nelissen, decaan van de Faculteit van Bouwkunde TUe en directeur van het
Smart Cities Center, begint met een schets van de toekomst. Fietsen boven
autorijden, autodelen en zelfrijdende auto’s zullen het stadsbeeld veranderen.
De noodzaak voor parkeerplaatsen en wegen wordt minder en dat geeft ruimte voor
fietsinfrastructuur of groen. Alle verkeerslichten en borden zullen uit het straatbeeld verdwijnen. Stroom wordt
lokaal opgewekt, voor een groot deel op
of aan onze woningen. Met deze stroom worden de elektrische auto’s aangedreven.
De decaan ziet ook een andere toekomst voor de manier waarop we wonen. Faciliteiten en diensten zullen veel meer dan nu gedeeld worden. Samengevat is het ideaalbeeld dat Nelissen ziet een inclusieve, veiligere en gezondere stad diet zelf genoeg energie opwekt voor al haar benodigdheden. Zo kan de rit naar het werk in een met zonnepanelen bedekte auto, meer stroom opleveren dan het verbruikt.
In het Living Lab project dat de TUe in Eindhoven opzet wordt alle vrijheid gegeven aan technologische experimenten in een representatieve, stedelijke context. De ambitie van de universiteit is om binnen vijf jaar een wijk op te zetten in samenwerking met verscheidene belanghebbenden als ontwikkelaars en woningcorporaties.
1 uur en 6 minuten onderweg
Carlo van de Weijer, directeur Smart Mobility TUe en vice-president bij
TomTom Traffic Solutions, vertelt in zijn presentatie over mobiliteit in
polycentrische steden. De constante van Marchetti stelt dat mensen gemiddeld 1
uur en 6 minuten per dag gebruiken om ergens te komen. Studies in arme en rijke
landen verspreid over vele decennia, komen uit op dit getal. Klaarblijkelijk
komt dit door vele duizenden jaren aan evolutie en overleven. In dat opzicht is
niets veranderd.
Wat wel is veranderd is het aantal meters dat we afleggen in die 1 uur en 6 minuten. De afstanden zijn groter dan ooit en blijven groeien. De gemiddelde Nederlander legt zelfs bijna evenveel kilometers per jaar af in een vliegtuig als in een auto. De auto was disruptief toen die op de markt kwam die destijds werd gedomineerd door het paard. Enkele jaren voor de introductie van de automobiel konden de meeste mensen zich er niets bij voorstellen. Daarom is volgens Van de Weijer voorzichtigheid nodig bij pogingen tot het voorspellen van de toekomst. Toch is daar al het een en ander over te zeggen.
5 D’s van disruptie
Digitalisatie. Voortgang is cumulatief. Het bouwt voort op voorgaande ideeën. Zodra ideeën digitaal gemaakt kunnen worden, kunnen zij met de snelheid van het licht verspreid worden waardoor voortgang zich nog sneller ontwikkelt.Disruptie in technologie is een innovatie die een nieuwe markt creeërt en een bestaande verstoort of geheel overbodig maakt.
Demonitalisatie betekent dat geld geen rol meer speelt. Denk aan Kodaks fotorollen business, toen digitale fotografie in populariteit toenam, verdween de markt voor Kodak als sneeuw voor de zon.
Dematerialisatie is het verdwijnen van goederen en services. Toen de smartphone met kwalitatief hoge camera’s op de markt kwam, was opeens de noodzaak voor een losse digitale camera veel kleiner geworden.
Dit leidt allemaal uiteindelijk tot Democratisatie, de innovatie en technologie is beschikbaar voor iedereen. De drempel is laag genoeg en het is een onderdeel van het dagelijks leven geworden.
Een van de belangrijkste conclusies van Van de Weijer is dat overal waar digitalisatie plaatsvindt, het huidige equilibrium wordt verstoord. Zie bijvoorbeeld de digitalisatie van muziek en de beweging van fysieke media naar iTunes, Spotify en dergelijke. Dit gaat ook gebeuren met mobiliteit. Moderne auto’s van fabrikanten zoals Mercedes en Audi genereren vele gigabytes aan data per dag over de auto en omgeving. Ze zijn met recht rijdende computers te noemen en kunnen de omgeving in kaart brengen, beweging herkennen en met elkaar en de omgeving communiceren. Dat leidt tot autonome auto’s. De expert denkt wel dat volledig zelfrijdende auto’s geen werkelijkheid zullen worden. Het ideaalbeeld van de auto van Google bijvoorbeeld, een auto zonder stuur en pedalen, zal niet gebeuren. Er blijven zich complexe verkeerssituaties voordoen waarin regels verbogen worden.
Hoe files natuurlijk ontstaan. Auto’s die met elkaar communiceren kunnen opstoppingen voorkomen.
Smart mobility, stupid
infrastructure
In de huidige situatie worden auto’s steeds slimmer en weten zij steeds
beter om te gaan met alledaagse verkeerssituaties. De infrastructuur loopt
echter flink achter. Regels worden steeds ingewikkelder en er worden meer en
meer lokale uitzonderingen toegepast. Dat maakt het ontwikkelen van een (bijna
geheel) autonome auto een flinke klus. De industrie pleit er dan ook voor om
verkeersregels en situaties simpel te houden, in plaats van omwille van enkele
procenten efficiëntie vele uitzonderingen te implementeren. De combinatie van
slimme auto’s en simpeler infrastructuur biedt de kans voor de stad om huidige
infrastructuur te verfraaien. De vele borden, verkeerslichten en wegmarkeringen
zijn niet meer nodig als auto’s zelf beslissingen kunnen nemen. De stad wordt aantrekkelijker.
Openbaar vervoer heeft nog steeds relatief grote investeringen nodig per gereiste kilometer. De auto zal ook in de toekomst dus een belangrijke rol spelen in transport. Sterker nog, samen met fietsen blijft het de meest kostenefficiënte manier van vervoer en dat wordt alleen maar beter met de huidige ontwikkelingen. Dat is niet geheel zonder mogelijk negatieve zijden. Het punt van data-eigenaarschap en privacy mag niet uit oog worden verloren. Toch is het nu al duidelijk dat het gebruik van sensoren en data een positieve disruptie kan vormen.
3 november 2016: Praktijkcongres ‘Impact van Technologie op Gebiedsontwikkeling’
De impact van technologie op gebiedsontwikkeling wordt steeds concreter. Het wordt steeds makkelijker om data te verzamelen, te gebruiken en te delen. Uitvindingen op de gebieden van energie, van mobiliteit en van communicatie veranderen de manier waarop de stad wordt beleefd en gebruikt.
LIVE vanuit Washington voorspelt keynote spreker Anthony Townsend(New York University) in de plenaire sessie de toekomst van de Stad.
Peter Russell, decaan van de Faculteit Bouwkunde TU Delft, relateert het thema aan de drie A’s: Architectural design, Africa & Agile. Hoe kunnen we behendig omspringen met de vraagstukken die op ons afkomen? Wat doet het gebruik van data en informatie met de architectuur en de ontwikkeling en opbouw van een stad? Interessante vraagstukken die om een antwoord vragen.
En wat biedt het ontsluiten van informatie over de stad de lokale overheid aan kansen om bijvoorbeeld de leefbaarheid te vergroten? CTO van de gemeente Amsterdam, Ger Baron schetst de perspectieven.
Na het plenaire programma volgen vijf parallelsessies. Hierin wordt vanuit verschillende invalshoeken ingegaan op de impact van technologie op gebiedsontwikkeling. Meld u aan en discussieer mee.
Gespreksleider van de dag is Hans de Jonge, hoogleraar TU Delft/ directievoorzitter Brink Groep.
Klik hier voor het hele programma en om aan te melden.
Cover: ‘cover wilson’