Verslag Het aanleggen van een aardgasvrije wijk is geen kunst. Grootste probleem is de energietransitie in bestaande wijken en woningen. Technisch, maar vooral ook financieel: hoe maak je de overgang van fossiele naar duurzame energie betaalbaar voor iedereen? Zo’n vijftig deelnemers aan de SKG-kennisbijeenkomst over ‘Energie in gebiedsontwikkeling’ deelden op 6 maart in het Haagse Student Hotel hun inzichten en oplossingen.
Kennissessie voor energietransitie openbaart vele kansen én gevaren
De stijgende energiekosten vormen voor steeds meer huishoudens een probleem. Frans Schilder, senior onderzoeker bij het Planbureau voor de Leefomgeving, maakt zich vooral zorgen over de huursector. Tenminste 18 procent van de huurders loopt het gevaar de kosten niet te kunnen betalen. Volgens Schilder is deze groep tussen 2000 en 2015 flink toegenomen. Als de gasprijs met 10 procent stijgt, neemt het aantal huishoudens met zo’n betalingsrisico nog eens met 170.000 toe, rekent hij voor. En als corporaties hun woningbezit verduurzamen, gaan de energiekosten omlaag, maar de huren omhoog. Huurders met een betalingsrisico zitten dan nog steeds klem. Bovendien heeft 27 procent van de woningcorporaties onvoldoende budgettaire ruimte om de nodige verduurzamingsmaatregelen te treffen, zegt Schilder.
Niet
rendabel
Woningeigenaren kunnen zich gemiddeld meer
permitteren, maar ook voor hen is het vaak niet rendabel om te investeren in
verduurzaming. Schilder neemt zijn eigen leefsituatie als voorbeeld. Om zijn
woning energieneutraal te maken, moet hij volgens adviseurs tenminste 50.000
euro investeren. Die kosten verdient hij nooit terug. Met een opgroeiende
dochter heeft hij andere prioriteiten, zoals het bouwen van een dakkapel om
meer ruimte te creëren.
Als onderzoeker sprak hij met 30 ouderen met een eigen woning. Voor hen is het vaak nog minder zinvol om te investeren in verduurzaming. Het drempelvrij maken van hun woning, zodat ze later met een rollator uit de voeten kunnen, heeft meer urgentie. Bovendien staat hun huis vaak in een omgeving waar ze op latere leeftijd niet meer willen wonen. Waarom zouden ze daar dan nog in investeren?
“Het
kan wel”
Een optimistischer boodschap komt van de Groningse
gedeputeerde Nienke Homan. “Het kan wel”, is haar overtuiging. De noordelijke provincie
streeft naar 21 procent duurzame energie in 2020 en 60 procent in 2035. Toen de
provincie tien jaar geleden begon met het Programma Energietransitie, liepen de
bewoners er nog niet erg warm voor, vertelt Homan. Sinds bekend is wat de
invloed van de aardgaswinning is op de omgeving, zijn de meningen omgeslagen. “De
urgentie is nu voelbaar, juist hier.”
Dat maakt het volgens haar makkelijker om de transitie te realiseren. Maar de Groningers willen niet opnieuw onevenredig opdraaien voor de lasten, zoals met de aardgaswinning. Daarom ondersteunt de provincie lokale initiatieven, die de bewoners ook lusten geven.
‘co energie in go’
Co Verdaas en Nienke Homan tijdens de plenaire sessie | Roy Borghouts
Vrijwilligers
Ze illustreert dit met het enkele dagen eerder door haar
geopende zonnepark Freek Sonneveld in’t Zandt. Deze is ontwikkeld door energiecoöperatie
Zonnedorpen, een vrijwilligersinitiatief. De 1512 zonnepanelen kunnen 600
huishoudens van stroom voorzien. Afnemers in zes omliggende dorpen betalen een
tientje lidmaatschapsgeld per jaar. In ruil daarvoor profiteren ze van een
gereduceerd elektriciteitstarief.
Daarnaast zijn er veel initiatieven voor windenergie. Dat begon vier jaar geleden met een dorpswindmolen in Hellum. Nu zijn er al meer dan 200 kleine dorpsmolens. De provincie stelt de kaders waarbinnen particuliere initiatieven moeten passen, zoals eisen aan de locatie. De provincie schrijft ook tenders uit voor bedrijven, waarbij een van de voorwaarden is dat de opbrengst ten goede komt aan de regio. Homan gelooft in een aanpak per wijk en dorp, waarbij de bewoners zelf de regie in handen houden. Op die manier creëer je het nodige draagvlak. Volgens haar kan het Groningse model overal worden uitgerold.
Aanbod onvoorspelbaarMaar daarmee ben je er niet, blijkt uit het verhaal van Jan Jaap Blüm, directeur van BAM Energy Systems. Hij wijst op het grillige aanbod van duurzame energie. Dat verstoort de balans in het toekomstige energienetwerk. Het aanbod van zon en wind is onvoorspelbaar. “Daarom moeten we, via data, investeren in het voorspellend vermogen van het energienetwerk en proberen de vraag aan te passen.”
Daarnaast liggen er allerlei andere uitdagingen in het verschiet, zoals maatschappelijke weerstand en bedrijfseconomische opgaven. Blüm toont de hobbelige transitieroute op een kaart die als metafoor dient voor de zoektocht naar het nieuwe energiesysteem. Die laat de transitie zien als een lange reis van het traditionele systeem naar een verduurzaamd en in balans gebracht nieuw energienetwerk, lopend via vele routes. Zo kan de ‘Delta van balans’ worden bereikt via de steden Wind, Zon en Geothermie, maar niet zonder onderweg de ‘Wolf van Weerstand’ of het ‘Moeras van betaalbaarheid’ onderweg tegen te komen.
‘historische energie’
Download de volledige energiekaart ‘Beter in Balans’ (BAM) via duurzaamgebouwd.nl
Hobbels genoeg op de route, blijkt ook uit een reactie vanuit het publiek op het moment dat het ‘W-woord’ voorbijkomt: waterstof. Dit is een veel genoemd duurzaam alternatief voor aardgas, omdat het huidige gasnet relatief eenvoudig voor waterstof kan worden omgezet. Maar de erkenning van de potentie van ‘het W-woord’ heeft een keerzijde, waarschuwt een van de aanwezigen: “Ik zie in de praktijk dat verduurzaming van de energievoorziening in gebiedsontwikkeling een lagere prioriteit krijgt, met het idee dat het in de toekomst wel goed komt dankzij het duurzame waterstofnet. Door een afwachtende houding aan te nemen, laten gebiedsontwikkelaars andere kansen liggen.”
Cover: Roy Borghouts
Deelsessies
Betaalbare
energieoplossingen in gebieden
Sessie
met Wouter van den Wildenberg (Fakton) en Pallas Agterberg (Alliander)
‘betaalbaar’
Door Casper Kraai
Een kleine voorhoede is al bezig met de energietransitie van gebieden. Welke lessen zijn er tot nu toe te trekken? Iedereen zoekt nog naar zijn rol, zegt Wouter van den Wildenberg (partner bij adviesbureau Fakton). Er is volgens hem sprake van een iteratief proces met continue interactie tussen top-down stedelijke visies en bottom-up initiatieven voor warmteoplossingen in wijken. Hierbij speelt een aantal dilemma’s, zoals de rolverdeling tussen woningcorporaties en gemeenten, de vraag of je het netbeheer en de levering moet splitsen en het al dan niet subsidiëren van warmteleveranciers.
Pallas Agterberg (directeur strategie bij Alliander) stelt dat de energietransitie bottom-up moet plaatsvinden vanuit bewoners en wijken. De gemeente speelt hierin een faciliterende rol. Het top-down appèl dat we van het gas af moeten, vormt hierbij echter wel een belangrijke stok achter de deur om de bottom-up transitie te mobiliseren.“Met de komst van de Omgevingswet in 2021 wordt in wijken een democratisch proces van zes tot negen maanden gestart, waarin de verschillende opties buiten gas worden gedeeld en overwogen”, stelt Agterberg. “De uitkomsten van deze verkenningen en de warmtevisies worden gekoppeld aan een omgevingsplan, dat juridisch bindend is. Dit wordt uiteindelijk richtinggevend voor bewoners, huurders en eigenaren, maar ook voor corporaties en netbeheerders.”
Slim en
snel aardgasvrij
Sessie
met Paola Huijding en Maarten Hoorn (Platform31) en Ramona van Marwijk
(Kadaster)
‘slim en snel aardgas’
Door Céline Janssen
Omdat je eigenaar-bewoners niet kunt dwingen hun woningen aan te passen om van
het gas af te gaan, is het als gemeente belangrijk om hen op de juiste manier
te benaderen. Het is daarbij essentieel om te weten met welke type huishoudens
je te maken hebt en wie je gesprekspartners zijn. We moeten daarom niet alleen op wijk- of buurtniveau, maar ook
per straat kennis verzamelen, zegt projectleider Paola Huijding. “Je moet als
gemeente heel precies weten waar je het over hebt, zodat je bewoners de juiste
hulpmiddelen kunt aanbieden.”
Ze denkt daarbij aan gegevens over het energie- en aardgasverbruik, politieke voorkeur, de WOZ-waarde en het energielabel. Zo zou je bij woningen met een hoge WOZ-waarde en een hoog energielabel kunnen voorstellen om te wachten met het verduurzamen totdat er een warmtenet in de wijk is aangesloten, terwijl je bij andere types wel al eerder wilt beginnen.
Samenvattend komen de deelnemers tot de volgende uitdagingen voor aardgasvrije wijken.
- De energietransitie vraagt om kennis over huishoudens op straatniveau. Naast informatie van het CBS, Kadaster en PBL, moeten ook gegevens van netbeheerders en energieleveranciers gebundeld worden.
- De capaciteit van het elektriciteitsnetwerk is op dit moment vaak nog te klein om over te gaan op all-electric. Het is daarom nodig om te investeren in onderzoek naar slimme, creatieve oplossingen om energie op te slaan.
- De energievoorziening bij binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen is sterk afhankelijk van de beschikbare warmtebron. Wanneer onduidelijkheid bestaat over deze warmtebron, is het bij de bestaande woningbouw lastig om besluiten te nemen over alternatieve energievoorziening.
- Per gebied kan het percentage grondeigendom van de gemeente sterk verschillen. Wanneer de gemeente geen eigenaar is van de grond, moeten gebiedsontwikkelaars verleid worden om toch aardgasvrij te bouwen.
Kansen door
analyse van energiedata
Sessie
met Joris Berkhout (Quintel)
‘kansen door energie’
Door Inge Janse
Vier deelnemers. Zo weinig animo is er voor de sessie over de kansen die harde cijfers, rekenmodellen en andere toepassingen van open data bieden bij verduurzaming. De kloof tussen wat er met data kan en wat ermee gebeurt, is blijkbaar nog groot. Joris Berkhout, partner bij Quintel (dat via data-analyses helpt bij strategie, energiemodellen en onderzoek, zoals via het gratis bruikbare Energietransitiemodel), ging daarom vooral het gesprek met de deelnemers aan over hoe de afstand tussen data en toepassing te overbruggen is. Dat leverde drie spanningsvelden op.
1 Data vs
realiteit
Het Energietransitiemodel kan probleemloos laten
zien hoe wijken, gemeenten, regio’s, provincies en landen hun
energievoorziening kunnen verduurzamen, inclusief de bijbehorende kosten,
benodigde ruimte en CO2-besparingen. Maar die abstractie zorgt er ook voor dat
het model niet schuurt met de realiteit. Pas als zaken concreet worden (waar
komen die windmolens dan precies? hoeveel hoger wordt mijn energierekening?),
wordt duidelijk welke weerstand erbij komt kijken. Oftewel: visualisaties van
data (via landkaarten, landschapsontwerpen, et cetera) zijn cruciaal, zoals de Leefbaarheidseffectrapportage
van Den Haag Bezuidenhout.
2 Eén vs allen
Elke stap van de energietransitie heeft
onvermijdelijke gevolgen in de bijbehorende keten. Overstappen op groene
energie klinkt mooi, maar vereist vooraan de keten meer windmolens en achterin
de keten buffers om pieken en dalen mee op te vangen. Oftewel: één
energietransitie is géén energietransitie. Een landelijke aanpak is nodig,
waarbij arbitraire grenzen tussen gemeenten, wijken, regio’s en provincies
vergeten worden. Een van de deelnemers pleit daarom voor een nieuwe
beroepsgroep: regionale-energietransitie-ontwerpers.
3 Top-down vs
bottom-up
Het is het eeuwige dilemma: wordt de
energietransitie van hogerhand opgelegd (inclusief de weerstand die dat
oproept), of moet het op lagerhand beginnen (met het gevaar dat het allemaal
eilandjes zijn die tezamen veel te beperkt zijn en elkaar ongewenst
tegenwerken)? Data kunnen hier uitstekend kaders bij geven, zodat top-down
duidelijk is wat de eisen zijn, waarna dit bottom-up ingevuld kan worden.
Ontbreken data hierbij, dan ligt het gevaar van luchtfietserij levensgroot op
de loer.
Warmtevisie
Nijmegen en business case ESCo Hengstdal
Break-out
sessie met Aart Cooiman (Rabobank) en Ron de Graaf (Over Morgen)
‘warmtevisie Nijmegen’
Door Tom Daamen en Jolien Kramer
Gemeenten in Nederland zijn druk met het maken van warmtevisies. Voor ieder gebied zal het stadsbestuur een uitspraak doen over hoe en waarmee het gas vervangen kan worden. Grofweg zijn er drie opties: warmte-, gas- en elektriciteitsnet. Het warmtenet functioneert als collectief systeem, het elektriciteitsnet individueel, en gasnet allebei.
De warmtevisie van Nijmegen startte vanuit de traditionele gemeentelijke cultuur: formeel en top-down. Gesprekken met corporaties en netwerkbeheerders, gecombineerd met analyses, leverden een beeld op van wat op welke plek mogelijk is.
‘esco gemeente’
De warmtevisie van Nijmegen
Als criterium functioneert de vraag waar de transitie woonlastenneutraal uitgevoerd kan worden. De conclusie is dat niet de financiële en technische haalbaarheid doorslaggevend zijn, maar het vermogen om tot draagvlak te komen voor een lokale energieaanpak.
Een ESCo (Energie Service Company) is een mogelijk instrument om een woonlastenneutrale wijk te realiseren. Zo’n collectieve eigenaarsvorm vraagt om een gezamenlijke investering in de implementatie van verduurzamingsmaatregelen. Wanneer de investering terugbetaald wordt met de winst uit bijvoorbeeld een lagere energierekening, is het woonlastenneutraal. Voor een goede businesscase is belangrijk dat partijen en (een collectief van) bewoners zich organiseren en de investering samen aangaan. In die gevallen zijn banken bereid een groot deel van de verduurzamingsmaatregelen (zo’n 75%) te financieren.Bekijk hier alle foto’s van de kennisbijeenkomst ‘Energie in gebiedsontwikkeling’
Cover: ‘cover energie in go’